36 jaar geleden
36 jaar Herald of Free Enterprise: ‘In dat wrak speelde ik voor god: ik moest beslissen wie gered werd en wie verdronk’
Vrijdag 6 maart 1987: de Herald of Free Enterprise kapseist vlak na het vertrek van Zeebrugge naar Dover. 193 mensen zouden het leven laten. Vandaag, 36 jaar later, werkt Netflix aan een zesdelige documentaire over de grootse scheepsramp uit de Belgische geschiedenis. Humo sprak in 2007 met de redders van toen.
Verschenen in Humo op 27 februari 2007.
Dit is het verhaal van twee reddingswerkers die twintig jaar geleden deelnamen aan één van de grootste én meest efficiënte reddingsoperaties uit de Belgische geschiedenis. Gie Couwenbergh, toen 43 jaar, daalde als eerste duiker van de marine af in de romp van de Herald en bleef drie uur lang beneden in het wrak om overlevenden naar boven te laten hijsen.
GIE COUWENBERGH «Psychologen hadden me gewaarschuwd dat ik de ramp achteraf opnieuw zou beleven in mijn nachtmerries, dat ik emotioneel verward zou zijn én dat ik waarschijnlijk erectieproblemen zou krijgen (lacht). Maar dat is eigenlijk nooit het probleem geweest. Mijn probleem was dat ik daar beneden een soort ‘god’ had gespeeld. In dat wrak was ik baas over leven en dood: je kan niet iedereen redden, dus moet je selecteren wie je bovenhaalt en wie niet. Op een bepaald moment lagen er vier drenkelingen voor mij in het water. Je probeert de zwakste eruit te pikken, je bindt ’m vast aan het reddingstouw en ze hijsen hem naar boven. Je draait je om er blijven er nog maar twee over. De derde is al verdronken.
»Een paar jaar na de ramp werd in Engeland seriemoordenaar Fred West gearresteerd. Hij had samen met zijn vrouw Rosemary twaalf jonge vrouwen vermoord en in de tuin begraven. Toen ben ik me, voor het eerst, vragen beginnen te stellen over de gevolgen van wat ik die avond gedaan had. Wat als die kerel destijds op dat schip zat? Wat als mijn handen hem gered hadden?
»Uiteindelijk heb ik op de Herald een beetje mee de loop van de geschiedenis bepaald: omdat ik de ene mens heb gered, heeft de andere het niet gehaald. Had ik de juiste keuzes gemaakt? Sindsdien blijft die vraag me achtervolgen, telkens wanneer ik iets lees over moordenaars of verkrachters in Engeland. Ze vragen me weleens: ‘Heb je nog contact gehad met de passagiers die je gered hebt?’ Nee, en dat wil ik ook niet. Ik wil niet weten wie die mensen zijn precies om die reden.»
Diezelfde nacht kwam ook het DVI-team (Disaster Victim Identification-team) van de rijkswacht ter plaatse. In het pas uitgebreide team zat de toen 33-jarige Patriek De Baets, speurder van de Brusselse BOB. De Baets zou tien weken in Zeebrugge blijven: tot het laatste lijk uit het wrak was gespoeld, de laatste platgedrukte vrachtwagen eruit gesleept, het schip weer zeeklaar gemaakt en vrijgegeven. Het zou het DVI-team in totaal drie maanden kosten om de 198 dodelijke slachtoffers te bergen het officiële dodenaantal werd achteraf afgeklokt op 193, maar andere bronnen trekken dat cijfer in twijfel.
PATRIEK DE BAETS «Twee mensen zijn altijd vermist gebleven: een kindje van drie maanden en een man van hem hebben ze wél het kunstgebit gevonden, met zijn naam erin.
»Wat ik me vooral herinner is de schrik, telkens als er een nieuw lichaam werd binnengebracht en de lijkzak werd opengeritst. Wat zouden we nu weer te zien krijgen? Welke afschuwelijke vervormingen zou het lichaam hebben? Er waren mensen van wie de schedel was kaalgevreten door garnalen; anderen waren beginnen te rotten, hun vel was een zeepachtige pap geworden. Gezichten waren platgedrukt omdat ze onderaan een stapel doden hadden gelegen... Die beelden staan in je geheugen gegrift.»
Gewurgd door een reddingsvest
De Herald, een ferry van de rederij Townsend Thoresen, raakt uit evenwicht door het binnengutsende water. De boegpoorten staan nog open, en tonnen water overstromen de voertuigdekken. Vrachtwagens slingeren heen en weer. Binnen in het schip breekt paniek uit. In de cafetaria vliegen borden en glazen door de lucht, passagiers worden op hun rug gegooid en glijden langs de verticale vloer naar beneden. Omdat het schip slagzij maakt, wordt het dertig meter brede restaurant een smalle, diepe valkuil. Op de bodem ervan welt het ijskoude water op door dekdeuren en versplinterde ramen. De vloeren worden muren waarlangs passagiers tientallen meters naar beneden tuimelen en bedolven worden onder whiskyen parfumflessen uit de dutyfreerekken.
Het volkomen stuurloze schip loopt uiteindelijk vast op een zandbank, waar het half boven de golven uitsteekt. Kapitein David Lewry heeft zelfs geen tijd gehad om een mayday-alarmoproep te sturen. Dat gebeurt door een schipper van een baggerboot die in de buurt aan het werk is en onraad ruikt als hij de lichten van de ferry plots ziet uitvallen.
Een kwartier na het alarm zet een Seaking-helikopter van de luchtmachtbasis van Koksijde de eerste duikers af op de flank van het wrak. Het zijn Gie Couwenbergh, hoofd van de duikers-ontmijners van de marine, en twee van zijn manschappen.
COUWENBERGH «Het was aardedonker, we hadden geen enkel herkenningspunt. Beneden hoorden we vaag hulpgeroep, en op de bodem van dat zwarte gat zag ik bewegende puntjes glinsteren achteraf heb ik beseft dat het de reflectoren van reddingsvesten waren.
»Met een bijl verbrijzelden we een raampje, waardoor ik langs een touwladder kon afdalen. De ladder was een paar meter te kort, en in de schijnwerper van een rondcirkelende helikopter zag ik al die mensen onder mij in het water spartelen. Ik had geen andere keuze dan er zelf tussen te springen; ik viel boven op een paar drenkelingen.
»Ik bleek in de grote cafetaria op het C-dek terechtgekomen te zijn, waar ook een dutyfreeshop en een wisselkantoortje was. Van boven lieten ze een dik touw neer, waar ik de drenkelingen aan kon vastmaken; dan werden ze naar boven gehesen.
»Aan de zijkanten probeerden mensen uit het water te kruipen door zich vast te klampen aan de tafels en stoelen, die in de muur verankerd zaten. In feite was dat een soort klimmuur geworden. Sommigen wisten op eigen kracht naar boven te klauteren, raakten uit het water en bleven daar bibberend wachten. Die mensen lieten we zitten, die kregen we er achteraf wel uit. Op dat moment was het belangrijker om iedereen uit het ijskoude water te krijgen. En in het begin zag ik nog een beetje door het schijnsel van mijn duikerslamp, maar na een halfuur viel die uit en moest ik op de tast verder. Drenkelingen klampten zich aan mij vast, hingen aan mijn rug, duwden elkaar onder om toch maar als eerste bij dat reddende touw te raken.»
HUMO Welk beeld is je het scherpst bijgebleven?
COUWENBERGH «Ik zie een grote, blonde man met armen vol tatoeages. Hij heeft blauwe ogen en draagt een T-shirt met lichte en donkere strepen. Ik zie hem voor mijn ogen steeds maar kopje-onder gaan en weer bovenkomen. En ik kan er niet bij. Hij ligt een meter van mij in het water, maar ik kan er niet bij. Tot hij ten slotte verdrinkt.
»Je moet je voorstellen, op dat ogenblik was het daar zo druk als op een markt. Al die mensen probeerden hun hoofd boven water te houden en hapten naar adem. De lijken zonken meestal, als ze geen reddingsvest aanhadden. En daartussen dreven valiezen, sloffen sigaretten, en heel veel ongebruikte reddingsvesten.
»Die life jackets hebben veel meer levens gekost dan gered. Toen het schip kapseisde, waren de kasten onder water opengesprongen en waren de reddingsvesten allemaal naar het wateroppervlak gesprongen, waar ze onder de drenkelingen bleven steken. Aan stuurboord waren de kasten ook opengesprongen, maar die reddingsvesten waren bovenop al die spartelende mensen in het water gevallen. Ze zaten, ironisch genoeg, gesandwicht tussen reddingsvesten. Ik heb gezien hoe iemand verstrikt was geraakt in de draden van het reddingsvest van een medepassagier en langzaam gewurgd werd: hoe meer die ander uit het water probeerde te kruipen, hoe meer hij versmacht raakte. Maar dat kon die ander niks schelen, het was ieder voor zich op de Herald.»
HUMO Je bent verschillende uren onafgebroken in de weer geweest om mensen uit het water te vissen. Wanneer weet je dat het tijd is om te stoppen?
COUWENBERGH «Als je geen geroep of geklop meer hoort en als de mensen met hun hoofd voorover in het water drijven. Dat was rond 23.30 uur. Ik was toen de enige levende ziel in de romp van de Herald, en ik moest langs de touwladder naar boven klauteren. Dat ging heel moeizaam, want mijn lichaam was intussen aardig onderkoeld, en mijn handen zagen zwart van de kou. Ik kon mijn vingers niet meer bewegen. Was ik gevallen, dan had niemand mij nog kunnen redden. Op die touwladder naar boven klimmen is het gevaarlijkste dat ik ooit heb gedaan.
»Achteraf heeft men mij verteld dat ik ongeveer dertig mensen in betrekkelijk goeie staat heb bovengehaald. Tien anderen waren bewusteloos, en de laatste tien waren dood. Toen ik bovenkwam, lagen ze op het dek, en omdat er geen dekens waren om ze af te dekken, had men ze op hun buik gelegd.
»Tussen de doden herkende ik een blonde vrouw. Het was het eerste slachtoffer dat ik uit het water had gehaald; ik was vlak naast haar in het water terechtgekomen. Toen ik haar aan het touw vastmaakte, leefde ze nog, dat weet ik zeker. Ik zie haar gezicht nog voor me: er liep bloed uit haar neus. Maar nu zag ik haar in het rijtje lijken liggen. Ik weet niet wat er misgelopen is, misschien waren ze die vrouw gewoon vergeten weg te brengen... Dat was voor mij de grootste klap van de avond.
»Onmiddellijk daarna zag ik een persfotograaf die op het wrak geraakt was. Hij schopte met zijn voet tegen een lijk om het gezicht te kunnen fotograferen. Dat maakte me zo woedend dat ik die gast godverdomme een schop onder zijn kont heb gegeven! Man, wat was ik kwaad!»
Reddy? Go!
HUMO Gedroegen de journalisten zich een beetje? Voor VRT-journalist Reddy De Mey was de Herald zijn moment de gloire.
COUWENBERGH «Reddy De Mey, dat ging nog. Maar er liep daar een cameraman rond die er geen geheim van maakte dat hij voor de poen kwam. Hij was met zijn dikke Mercedes tegen 200 per uur van Brussel naar Zeebrugge geracet, en hij liep overal rond te bazuinen ‘dat het hem niet kon schelen als hij op de bon werd gezwierd, want dat zo’n boete maar een fractie was van wat hij hieraan zou verdienen.’
» Er was ook een grappig misverstand, een foutje van de BRT eigenlijk. Zij hadden in de uren na de ramp omgeroepen dat alle duikers verzocht werden zich in Zeebrugge te melden om te helpen. Bedoeld werden natuurlijk: de militaire duikers, die zich bij hun eenheid moesten voegen. Maar opeens stonden er honderden overenthousiaste amateurduikers uit het hele land voor onze neus: ‘We zijn hier! Waar moeten we duiken?’ Fluopakjes, speciale snorkels, flessen met toeters en bellen: nooit zo’n modeshow van duikerspakken gezien! Het vervelende was dat die stoet hulpvaardige duikers de kustweg naar Zeebrugge een hele tijd geblokkeerd heeft.»
The wall of horror
HUMO De echte horror moest toen nog komen: na de overlevenden moesten jullie ook de lijken uit het wrak halen.
COUWENBERGH «De redding, dat was iets positiefs. Je maakt mensen gelukkig, je geeft ze weer een toekomst... De berging van de lijken was gewoon een kwestie van opruimen, erg deprimerend. Het schip had toen al zes weken op zijn zij in het water gelegen, op een zandbank met enorm veel slibafzetting. Dat slib had onder water een koek van twee meter dik gevormd tegen de zijwand. Alle lijken die gezonken waren, lagen in die koek gebetonneerd. Toen het schip rechtgetrokken werd, bleef die muur van hard slijk gewoon staan. Ik noemde het the wall of horror, het was een muur waar je hoofden zag uitsteken, armen, benen... Eraan trekken kon niet, de enige manier om de lichamen los te krijgen, was die koek wegspuiten met brandslangen. Naarmate we vorderden, kwamen er armen en benen en hele lijken naar beneden gevallen. Dát was echt luguber.
»We moesten ook op zoek naar lichamen in de cabines die onder water gelegen hadden. We kregen de deuren niet open, omdat ze vol slijk zaten; we moesten ze eruit kloppen en de cabines leegspuiten. Eerst voelden we altijd met een prikstok of er misschien nog een lijk binnen zat. Als we merkten dat er iets meegaf, begonnen we voorzichtig te graven. Soms vonden we dan een matras of een koffer, maar we hebben ook nog mensen in de cabines aangetroffen. In de keuken lagen nog een paar koks die niet meer op tijd waren weggeraakt. Eentje zat zelfs opgesloten in de koelkast.
» Meteen na het ongeval moet het daar beneden een hel zijn geweest. Gangen en deurgaten werden plots levensgevaarlijke valkuilen. Zo zijn er veel mensen verongelukt die aanvankelijk toch in het droge gedeelte van het schip zaten: ze zijn gaan lopen, op zoek naar een uitweg, en zijn dan in die putten gevallen. Beneden hadden ze niks om zich aan vast te grijpen, dat waren diepe kokers met gladde muren.
»Voor mij heeft de berging van de lijken wel een wrange nasmaak nagelaten. We waren nog maar net aan boord of daar kwamen gespecialiseerde firma’s uit Duitsland aanzetten, mannen in mooie uniformpjes. Die kwamen met een heel legertje aan boord om de motoren te beschermen tegen het zeewater en om te recupereren wat ze konden: generatoren, pompen, elektrische installaties... Dat had prioriteit. Voor de camera’s had iedereen de mond vol over de zorg voor de lijken en het respect voor de families, maar op de achtergrond speelden heel andere, commerciële belangen. Het schip is kort na de berging verkocht aan Egypte.»
HUMO Heeft je ervaring met de Herald je visie op de wereld veranderd?
COUWENBERGH «Mijn wereldbeeld is er niet mooier op geworden. Ik vond bijvoorbeeld dat de crew van de Herald op een schandalige manier is behandeld: die mensen werden overladen met schuldgevoelens, terwijl er veel bemanningsleden bij de slachtoffers waren, en veel andere die nacht heldhaftig hebben geholpen om drenkelingen uit het water te halen. Ik herinner me een assistent purser, een zekere Stephen, die mij de hele avond heeft bijgestaan tot hij niet meer kon. En bij de berging van het schip hebben de kapiteins van de andere ferry’s van Townsend Thoresen samen met ons lijken uit het schip staan halen. Die mensen zijn achteraf bewust vergeten. De crew, dat waren de bad guys. Kort na de ramp was er een herdenkingsmis in Canterbury, waar het publiek in twee kampen werd gescheiden: aan de ene kant van de kerk de bemanningsleden, aan de andere kant de slachtoffers. De slechten en de goeien.
»De kapitein van de Herald is ook unfair behandeld. Nog jaren na de ramp werd er op de gevel van zijn huis murderer gespoten, terwijl uitgerekend hij al jaren bij de directie had aangedrongen op meer veiligheidsmaatregelen. Hij wilde onder andere een gesloten camerasysteem om te controleren of de boegdeuren wel dicht waren. Maar die voorstellen werden altijd afgewimpeld wegens te duur.
»Het is waar: de bootsman die de boegdeuren niet gesloten had, heeft onmiskenbaar een fout gemaakt toen de Herald vertrok, lag hij in zijn kajuit te slapen. Maar ik heb achteraf genoeg verhalen gehoord over hoe het op zo’n schip toegaat: de bemanningsleden stonden zo onder tijdsdruk dat ze gewoon bekaf waren. Heel het veiligheidssysteem van de rederij zat gewoon fout. Maar de directie van Townsend Thoresen is nooit veroordeeld wegens doodslag, simpelweg omdat er in het Britse strafwetboek niks staat over de verantwoordelijkheid van maatschappijen bij een dergelijke ramp. In Engeland is die wet er nu, twintig jaar later, nog altijd niet doorgekomen.»
Tranen van een teddybeer
Voor Patriek De Baets en veel van zijn collega’s was de ramp met de Herald een proefstuk, want zij zaten nog maar net bij het vernieuwde DVI-team. ‘We hadden geluk dat er vlakbij een legerbasis van de zeemacht lag. Zij hebben hun hele infrastructuur ter beschikking gesteld: de lokalen, de refters, de slaapzalen én hun boten.’
HUMO Jullie taak was de lijken identificeren. Waarom heette die operatie ‘Tears of the Teddybear’?
PATRIEK DE BAETS «Die naam is gekozen toen het lijkje van een peuter werd binnengebracht: dat kindje droeg een rood pakje met het gezicht van een teddybeer erop. Hij was gewikkeld in een zeildoek, en was al een heel eind van het wrak weggedreven toen hij uit zee werd gevist. De ouders hadden hem wellicht in het water gegooid in de hoop dat hij gered zou worden... Toen de chef van het DVI-team het lijkje zag, kon hij zijn tranen niet bedwingen. Een beer van een vent die stond te schreien als een klein kind. Nu, we hebben allemaal veel gehuild. We schaamden ons niet voor elkaar, want we hadden het allemaal erg moeilijk.»
HUMO Het heeft weken geduurd eer jullie iedereen konden identificeren. Wat maakte het zo moeilijk?
DE BAETS «Om te beginnen wisten we niet eens wie er allemaal op die boot had gezeten: er bestonden geen nauwkeurige passagierslijsten. We waren aangewezen op de beschrijvingen van familieleden, de kledij, piercings, tatoeages... En er waren enkele duizenden personen als vermist opgegeven.»
HUMO Enkele duizenden? Dat kan toch niet? Er zaten maar een goeie vijfhonderd mensen op de Herald.
DE BAETS «Er kwamen aangiftes van over de hele wereld: China, Japan, Indonesië... Iedereen die ergens in Europa een rondreizende tante of nonkel had die nog maar in de búúrt van België was gekomen, leek opeens te denken dat hun familielid ‘weleens op die boot had kunnen zitten.’ En dus gaven ze hem aan als vermist voor de zekerheid. Daar zaten dus een hoop nodeloze aangiftes tussen, maar we moesten ze allemaal met dezelfde rigueur behandelen.
»Een bijkomende moeilijkheid was dat de meeste lichamen pas na enkele weken uit het wrak gehaald konden worden. Door het zoute water hadden ze al hun pigment verloren: je had het raden naar de kleur van de pupillen en de haarkleur. Er zaten bijvoorbeeld heel wat Pakistani aan boord, en die waren allemaal wit geworden.»
Moordenaar aan boord
DE BAETS «Het allereerste lijk dat we geïdentificeerd hebben was dat van een trucker die zijn rijbewijs nog bij zich had. Bizar genoeg is die man wekenlang bij ons blijven liggen: er kwam geen familie opdagen om zijn lichaam op te eisen. Uiteindelijk hebben we zijn vingerafdrukken genomen en die naar de Britse politie gestuurd: bleek het te gaan om een moordenaar die al twee jaar gezocht werd! Die man had al die tijd met een groep truckers tussen België en Engeland gependeld, met een vals rijbewijs.»
HUMO Gie Couwenbergh, de duiker die als eerste in het wrak afdaalde en zo’n veertig mensen het leven redde, wil absoluut niet weten wie hij gered heeft.
DE BAETS «Ik kan daar inkomen, want het was niet allemaal rozengeur en maneschijn op die boot. Er zat ook een bende drugssmokkelaars op, van wie er één het overleefd heeft. Die is meteen na de ramp gered door een vissersboot, en is onmiddellijk naar Engeland vertrokken. Zijn kompaan, zijn vriendin en haar kindje zijn in de Herald gebleven dood. De Britse politie werkte al maanden op die bende, en heeft de man die naar Engeland was gevlucht de volgende ochtend kunnen aanhouden. Maar goed, er waren ook héél veel onschuldigen aan boord hé.
»Van die drugsbende hebben we achteraf nog een paar kilo cocaïne teruggevonden: aangespoeld op het strand van Duinkerke. Langs de héle kustlijn zijn er trouwens nog wekenlang drenkelingen aangespoeld. Die zaten meestal begraven onder een laag zand en werden dan gevonden door wandelaars met een hond. Wij gingen zelf ook geregeld op het strand wandelen, gewoonlijk in de late namiddag, om te zien of er geen lijken meer waren aangespoeld.»
HUMO De eerste dagen kwamen de doden maar mondjesmaat binnen.
DE BAETS « De eerste week waren het er hooguit een stuk of twintig, en toen is het een tijdje stilgevallen. Dat gaf ons de tijd om onze dossiers voor te bereiden en de ante-mortem-gegevens van alle vermisten bij elkaar te krijgen. Britten hebben geen identiteitskaart, maar de politie beschikt er wel over de tandgegevens. We kregen ook hulp van het Britse leger op vrijdagavond namen veel Engelse militairen die in Duitsland gekazerneerd waren de boot naar huis.
»We waren met vier collega’s om die dossiers voor te bereiden. Op den duur kenden we élke piercing, élke tatoeage uit het hoofd. Dat waren er nogal wat, want die Engelsen houden van speciale piercings en tatoeages over heel hun lichaam! Die kok in de koelkast bijvoorbeeld had een enorme buik waar twee vrijende varkens op getatoeëerd waren. Daarboven stond een tekstje: ‘Making Bacon’ (lacht) We wisten direct wie het was.»
HUMO Pas na een paar weken, nadat het schip was rechtgetrokken, kwamen de lichamen in groten getale binnen.
DE BAETS «Op de zwaarste dagen werden er vijftig, zestig lijken in één keer binnengebracht. Ze werden bewaard in grote koelwagens, die we gevorderd hadden bij een vleeshandelaar. Elk lijk werd eerst in het wrak zelf gefotografeerd, in de toestand waarin het gevonden was. De vindplaats is heel belangrijk voor de identificatie hé. Zo was er op de boot een lunapark, en daar waren een paar kinderen gevonden: dat bleken dan broertjes en zusjes te zijn.
»De lichamen werden eerst gewassen en gingen dan naar de autopsiezaal, waar zes autopsietafels stonden die we zelf gemaakt hadden. Op drukke dagen waren die de klok rond operationeel: dan stonden we daar met vijftig man, en kwamen er zes pathologen van het Britse leger helpen. Het draaide als een fabriek, het bloed droop van de tafels en we stonden met onze rubberlaarzen in grote plassen bloed en haar.
»Zo’n autopsie kon soms helpen bij de identificatie. Had iemand erwtjes en worteltjes gegeten, en vond je op een ander dek iemand met dezelfde maaginhoud, dan hadden die twee misschien wel samen gegeten en konden ze weleens familie zijn.
»Iedereen was aangedaan door de ramp, en we kregen enorm veel hulp: van de vrijwilligers van het Rode Kruis, van de rijkswachters die de ramptoeristen weghielden, en van de mannen van de civiele bescherming die de boel na afloop moesten komen opkuisen. Toen de decoraties werden uitgedeeld, zijn veel van die mensen in de kou blijven staan. De vrijwilligers van het Rode Kruis bijvoorbeeld, dat waren jongens en meisjes van een jaar of zeventien, achttien; die liepen te zeulen met brancards met lijken, hun handen druipend van het bloed, en die verschrikkelijke lijkgeur in de neus.
»De garnaalvissers van Zeebrugge zijn achteraf ook over het hoofd gezien. In de eerste uren na de ramp zijn een paar honderd passagiers gered door vissersboten die even tevoren waren uitgevaren en, toen ze het nieuws van de ramp vernamen, onmiddellijk waren teruggekeerd om overlevenden op te pikken. Natuurlijk hebben de duikers van de marine veel mensen gered, maar de helden van het eerste uur, dat waren de garnaalvissers. Dat ze achteraf niet eens een dankwoordje hebben gekregen, dat zat veel van die vissers hoog. Terecht, vind ik.»
HUMO Gie Couwenbergh, jij bent wél gedecoreerd: in Buckingham Palace nog wel, door de Britse koningin.
COUWENBERGH «Ach, die decoraties... De lijken waren nog niet geborgen of er werden al vergaderingen belegd over hoe de medailles moesten worden verdeeld. Het was één grote show. Ik was ertegen: omdat je toch altijd mensen vergeet, en omdat je mensen beloont die het helemaal niet verdienen. Ik ben die medaille alleen maar gaan halen omdat ik een militair bevel had gekregen.»
De geur van rotte prei
HUMO De slachtoffers waren allemaal Engelsen. Maakte dat de identificatie moeilijker?
DE BAETS «Net daarom was de samenwerking met de Britten voor ons zo belangrijk. Het was een voorrecht om met hen te mogen werken. Ze waren op alles bedacht: zo werden de lichamen na de autopsie nog een keer gecontroleerd, om te zien of er geen organen verdwenen waren. Vergeet niet dat het daar vol burgers liep: in zo’n situatie is het niet ondenkbaar dat er ergens een lever of een nier verdwijnt. Maar de Engelsen hadden zelfs daaraan gedacht.»
HUMO Op drukke dagen moet de geur in de autopsiezaal verschrikkelijk geweest zijn.
DE BAETS «Zelf kon ik nogal goed tegen die lijkgeur. Maar voor de vrachtwagens van het wrak gehaald werden, moesten we controleren of er geen verstekelingen in de laadruimte meer zaten. Die hebben we niet meer gevonden, maar wel een vrachtwagen met rotte prei. Die lag al weken in het water, en de geur die daaruit opsteeg, zal ik me mijn hele leven blijven herinneren. Daar was de lijkgeur níéts tegen!»
HUMO Hoe zat het met het moreel van de troepen?
DE BAETS «Emotioneel werden we goed begeleid door psychologen. Als het je te veel werd, kon je onmiddellijk afhaken, maar ik geloof niet dat iemand dat gedaan heeft. Moed is besmettelijk daar ben ik van overtuigd. Er is ook veel geweend, mannen onder elkaar, en dat deed goed (lachje). ’s Avonds dronken we ons samen met de Engelsen te pletter om ons af te reageren, en dat deed ook goed.»
HUMO Is er een beeld dat je bijgebleven is?
DE BAETS «Dat kindje in zijn rode pakje. En ook: de pijn tot in de puntjes van je tenen als je zo’n autopsie bijwoont en moet toezien hoe al die mensen versneden werden. Ik zag daar toen het nut niet van in, ik dacht: wat maakt het uit of iemand nu gestorven is door verdrinking, door elektrocutie of door inwendige breuken? Dood is dood. Achteraf begrijp je dat beter. Als je zo jong bent, zie je de draagwijdte van zo’n ramp niet. Eerst en vooral moesten de Britten zeker weten dat alle slachtoffers wel echt verdronken waren. Van zo’n ramp probeert altijd wel iemand misbruik te maken om te verdwijnen of om een ander als verdwenen op te geven, terwijl die misschien gewoon vermoord is. En dan zijn er de verzekeringen, de erfeniskwesties...
»Na de autopsie werden de lijken weer dichtgenaaid, gebalsemd en geschminkt. De kleren werden gewassen en gestreken, en dan gebeurde er een tweede identificatie, dit keer door de familie. Die mensen werden opgevangen door de rijkswachters van de brigades in de buurt; dat was eigenlijk nog de zwaarste, meest emotionele job van allemaal.»
HUMO Denk je nog vaak aan de Herald?
DE BAETS « Ik denk er nog geregeld over na. Zeker als ik zelf op zo’n rollon-roll-offboot stap, bijvoorbeeld om naar Corsica of de Griekse eilanden te reizen. Dan voel je je toch niet helemaal op je gemak.»
Gie Couwenbergh vertrok een paar weken na de berging van de Herald naar de Golfoorlog, als commandant van de Breydel. Hij werkte tot 1994 als duiker en ontmijner voor de Belgische marine, en startte na zijn pensioen een duikclub in de Dominicaanse Republiek. Na zijn ervaring met de Herald heeft hij beslist nooit meer bloed te geven of organen af te staan zolang hij niet zelf kan bepalen bij wie het terechtkomt.
Patriek De Baets specialiseerde zich als speurder bij de financiële sectie van de BOB in zware fraudedossiers. Later kwam hij in opspraak als de ondervrager van X1 in de Xdossiers, maar hij werd achteraf volledig in ere hersteld.
Heel wat bemanningsleden van de Herald hielden na de ramp het varen voor bekeken. Eén van hen was assistent purser Stephen: totaal verbitterd runt hij vandaag een postkantoortje in Engeland.
Bekijk de documentaire: ‘Herald of Disaster’