Bozidar Djuroski, slachtoffer van de Bende van Nijvel herkende zijn aanvaller in de rijkswachtkazerne van Aalst
‘Elke ochtend als ik wakker word, is het eerste waar ik aan denk: de overval. De schoten op de parking waarvan we dachten dat het vuurwerk was. Mijn vader die roept dat ik moet gaan liggen. Het gezicht van de dader die zijn wapen op ons richt. De ruiten van onze bestelwagen die uit elkaar spatten. De enorme pijn in mijn zij; ik kan niet meer ademen. Elke ochtend denk ik eraan. Zelfs nu, zevenentwintig jaar later. Ik krijg het niet uit mijn hoofd.’ Bozidar Djuroski was vijftien toen hij zijn vader zag sterven tijdens de overval van de Bende van Nijvel op de Delhaize in Eigenbrakel, op 27 september 1985. Hijzelf raakte zwaargewond. Met Humo keert hij voor het eerst terug naar de plek waar zijn leven veranderde in een hel.
20.07 uur. Drie gangsters met carnavalsmaskers stappen uit een donkere wagen, gijzelen een jongen van dertien op de parking en lopen met hem als menselijk schild naar de winkel. Ze knallen een klant neer die hen in de weg loopt en stormen binnen, brullend en schietend. In paniek stuiven de klanten naar de achterkant van de winkel en zoeken dekking achter de rekken.
‘Een overval! Een overval!’ Een gangster beveelt klanten en caissières om braaf neer te knielen. Een klant die dat bevel niet snel genoeg opvolgt, wordt neergemaaid door een salvo uit een riotgun. Eén van de boeven beveelt een caissière om de kassa’s leeg te halen: ‘Vlug wat, of we maken de jongen af...’
Met een buit van iets minder dan 400.000 frank (10.000 euro) verlaten de gangsters de winkel. Op de parking laten ze het gegijzelde jongetje vrij en lopen ze naar hun vluchtwagen. Dan ziet één van hen in het schijnsel van een lantaarnpaal een vader met zijn zoon in een bestelwagen zitten. Op enkele meters van de bestelwagen brengt de gangster zijn wapen in aanslag en vuurt verschillende keren. De ruiten verbrijzelen, de vader zakt bloedend ineen op het stuur, zijn zoon raakt zwaargewond door verscheidene kogeltjes in zijn zij en zijn borst.
Nummer vier
HUMO In 1997 heb je meegewerkt aan een reeks robotfoto’s die de speurders in het Bende-onderzoek toen verspreidden, op basis van getuigenissen onder hypnose.
Djuroski «Ze zeggen dat je herinneringen vervagen door de jaren, maar bij mij is dat niet het geval. Het gezicht van de dader kan ik me nog heel scherp voor de geest halen. Met de jaren wordt het zelfs nog reëler, ook al heb ik het maar een paar seconden gezien. Hij droeg geen masker, wellicht had hij dat al afgezet.
»Ik heb in 1997 vijf à zes hypnosesessies gedaan, en dat heeft geresulteerd in robotfoto nummer 4. Maar in mijn herinnering was de blik van de dader nog donkerder, indringender. Toen ik uit de hypnose ontwaakte en ze me het resultaat toonden, kreeg ik een angst- aanval.»
HUMO Je had die blik tien jaar eerder nog ergens anders gezien, in een rijkswachtkazerne in Aalst.
Djuroski «Kort na mijn ontslag uit het ziekenhuis moest ik bij de speurders van de rijkswacht van Aalst komen, waar de Bende intussen ook had toegeslagen (de overval op de Delhaize op 9 november 1985, acht doden, red.). Daar kruiste ik in de gang een man die precies dezelfde blik had als de dader, heel expressief en donker. Ik kreeg bijna een hartaanval van ’t schrikken, maar ik heb het toen aan niemand verteld. Ik durfde niet. Pas na het tien jaar voor mezelf te hebben gehouden, ben ik ermee naar buiten gekomen. De speurders hebben me toen ondervraagd, en ik heb hem uit een line-up gehaald: het was een rijkswachter. ‘Ik beschuldig u nergens van,’ heb ik hem gezegd. ‘Ik herken alleen uw blik.’ De speurders hebben me verzekerd dat hun collega boven alle verdenking stond, dat hij destijds zelfs op de plaats van de Bende-overvallen was geweest. Nadien heb ik er nooit meer iets van gehoord.
»In mijn therapie werken we nu vaak rond de herinnering aan de dader. We doen hypnosesessies en EMDR (Eye Movement Desensitization and Reprocessing, een behandelmethode voor traumatische ervaringen, red.). Eerst geloofde ik daar niet in, maar toen ik nog niet zo lang in therapie was, stond ik op een ochtend op en ik dacht niet meer aan de overval. Het was... weg! Eén maand heb ik er niet meer aan gedacht. Zelfs ’s ochtends niet meer. Alsof de herinneringen in rook waren opgegaan.
»Daarna is het wel teruggekomen. Volgens mijn psychologe is dat normaal. Ze zegt dat ik mijn pijn veel te lang voor mezelf heb gehouden, en dat dat alles nu veel moeilijker maakt. Ik was gesloten, als een schelp. Ik toonde mijn gevoelens aan niemand.»
(Deze getuigenis verscheen in Humo 3730 op 28 februari 2012)
undefined