BOEK★★★★☆
Christoph Ransmayr creëert een wereld om in te verdwijnen, en een verhaal over schuld en spijt dat je even makkelijk opslorpt als weer uitspuwt
Een sluismeester van de mysterieuze Witte Rivier laat vijf opvarenden om het leven komen en verdwijnt daarna spoorloos. Zijn zoon gaat op zoek naar wat er precies gebeurd is: was het een zinloze moord, laksheid, of nog iets anders? De wereld waarin deze speurtocht plaatsvindt, is beduidend anders dan de onze, want voorbij de oevers van de Witte Rivier is heel Europa ‘uit elkaar gespat in een hagel van dwergstaatjes, kleinvorstendommen, graafschappen en met vlaggen en wapenschilden getooide stamgebieden’ – een toekomst die vaagweg middeleeuws aandoet, maar vooral overtuigend neergezet is door de veelvuldig gelauwerde Oostenrijker Christoph Ransmayr. Zijn zinnen zijn woordenkettingen waar geen eind aan lijkt te komen, maar dat ritme voelt juist aangenaam aan, onder meer door de precieze woordkeuze. Dat is niet in elke vertaling uit het Duits zo.
Na verloop van tijd laat je je moeiteloos meevoeren op de stroming van die ellenlange, kronkelende rivier. Gaandeweg passeren nog personages die uitstekend passen in de sluimerend grimmige setting, die doet denken aan de tijd- en plaatsloosheid van traditionele volksverhalen én aan ‘De laatste wereld’, Ransmayrs herschrijving van Ovidius’ ‘Metamorfosen’. Een wereld om in te verdwijnen, en een verhaal over schuld en spijt dat je even makkelijk opslorpt als weer uitspuwt.