Het leven op straat
Daklozen in ons land: ‘Soms word je door de mannen van de ordediensten wakker geschopt en met honden weggejaagd’
België telt meer dak- en thuislozen dan verwacht. In 2022 telde KU Leuven 7.912 dak- en thuisloze mensen in verschillende regio’s in het land. En dat gaat niet enkel om de stereotiepe dakloze op straat: veel mensen leven namelijk in een minder opvallende vorm van dakloosheid en slapen bij familie of vrienden op de zetel. Met de paasvakantie om de hoek zal dat opnieuw zwaar vallen: ‘Het is al meer dan 30 jaar geleden dat ik een cadeautje kreeg.’
Dit artikel verscheen voor het eerst op 26 december 2016.
Voor daklozen zijn de feestdagen de rottigste periode van het jaar. Tussen feeërieke lichtjes en lachende kerstmannen zoeken ze als eeuwige buitenstaanders de warmte op bij een kom soep of een metrorooster. Wat doen deze mensen met kerst en nieuw? Krijgen ze ook geschenken? Schuiven ze ergens bij aan de feestdis?
Aurélie: ‘Nieuwjaar in Parijs’
‘Eigenlijk zegt Kerstmis me niks. Geef mij maar Nieuwjaar,’ zegt Aurélie (21), die op de kerstmarkt in Brussel zit te bedelen met haar hondje Krapuul. ‘Mijn droom is om oudjaar te vieren in Parijs en de hele nacht te feesten met vrienden. Alles is er mooier, groter, fijner. Maar het ziet er niet naar uit dat het dit jaar zal lukken.’
Aurélie werd in juni samen met haar ouders uit hun appartement in Sint-Gillis gezet omdat ze de huur niet konden betalen. ‘We zijn ’s morgens heel vroeg vertrokken, vóór de politie kwam.’ Vijf maanden al logeren ze met z’n drieën bij een vriend in een piepklein appartement, op matrassen in de woonkamer. Overdag bedelt Aurélie wat geld bij elkaar – om te werken is ze te uitgeput – terwijl haar ouders een nieuw appartement proberen te vinden. Het zijn lange, koude uren, maar Krapuul opent veel harten en portefeuilles van voorbijgangers. Onder vele laagjes kledij koestert Aurélie een hangertje dat ze van haar moeder kreeg, met een mini-Eiffeltorentje. ‘Dit jaar verlang ik vooral naar een appartement en een normaal leven. En hopelijk raak ik volgend jaar wel in Parijs.’
Albert: ‘Een chic stuk zeep van mama’
Albert (65) moet er heel diep over nadenken. Het is al zo lang geleden dat hij nog eens een cadeau kreeg. Meer dan dertig jaar, hij woonde nog bij zijn ouders. In het opvangtehuis voor daklozen waar hij later terechtkwam, werd niet aan cadeaus gedaan. Op kerstavond werd er, net als op andere avonden, geruzied over wie te luid snurkte in de slaapzaal. Dan lichten Alberts ogen op: ‘Ik weet het! Het was een stuk zeep, van mijn moeder! Een goed stuk zeep, hè, van een chic merk.’
Hij ziet het opnieuw voor zich. Hoe zijn moeder hem het pakje in de handen duwt en hem aanmoedigt: ‘Doe maar open, het is voor u.’ Hoe hij het koordje lostrekt en het krakende papier lospeutert. ‘Heel voorzichtig, want je wil dat papier opnieuw gebruiken. Opendoen is het plezantste. En dan vind je iets wat je graag wilde hebben. Cameezeep, hola. Dat kocht mijn moeder al van toen ik klein was.’
Astrid: ‘Slapen met schoenen aan’
Orgelklanken vullen de bijna lege Rijke Klarenkerk in Brussel. Astrid (54) humt zachtjes mee, breiend aan een grijze sjaal. Dit is haar geheime plek waar ze tot rust kan komen, ver van het gesnauw en het gebrul van andere daklozen. Al sinds 2011 doolt de blonde Deense rond in Brussel, met haar hebben en houden in een caddy en een zak van Zeeman. Elke avond bedelt ze om een bed in de nachtopvang van Samu Social. ‘Een vreselijke plek waar je moet slapen met je schoenen aan, anders worden ze gepikt.’
Aan de binnenkant van haar polsen zijn de namen van haar twee dochters getatoeëerd. Ze zijn bij haar weggehaald toen ze nog klein waren en groeien op in een pleeggezin in Denemarken. Rebecca is al 20 intussen, Emily 12. De sjaal die Astrid breit, is een kerstcadeau voor haar oudste dochter, die ze met kerst voor het eerst sinds lang terug zal zien dankzij een goedkoop treinticket naar Denemarken. Voor haar jongste dochter heeft ze zaadjes om sla en waterkers te kweken, ‘omdat die ook in de winter groeien’.
ASTRID «Normaal geef ik niet zo om kerst. Vorig jaar op kerstdag ben ik gewoon wat in de stad gaan lopen. Alles was dicht. Ik kon ook niet naar de middernachtmis, want je moet op tijd binnen zijn bij de nachtopvang. Als ik geld had, zou ik mijn oudste dochter boeken geven om te studeren. En de kleinste een badpak, want ze doet aan elitezwemmen. Ik zou mijn dochters meenemen op restaurant en ze alles laten proeven. Mijn oudste dochter gaat studeren in Oost-Europa, waar de winters nog kouder zijn dan in Denemarken. Ze zal de sjaal goed kunnen gebruiken.»
Freddy: ‘Je hebt niks en je bent niks’
‘Ik ben al een poosje van de straat af, maar als de feesten eraan komen, denk ik nog vaak terug aan mijn tijd als clochard,’ vertelt Freddy (54), die acht jaar op straat leefde.
FREDDY «De eindejaarsfeesten waren de hardste weken. Dat begon zodra de kerstverlichting in het straatbeeld verscheen. De opwinding die in de lucht hangt, die vrolijke verwachtingen bij de mensen, die versierde kraampjes… Je ligt op straat op een stuk karton, half verdoofd van de alcohol, je hoort het gebabbel van voorbijgangers over wat ze met kerst gaan eten, over de kerstboom die ze gaan zetten en de cadeautjes die ze voor de familie gaan kopen. En jij bent triestig en alleen. Je voelt een intense eenzaamheid. Een minderwaardigheidsgevoel, nog drukkender dan anders. Je hebt niks en je bent niks. Ik was mijn zelfvertrouwen volledig kwijt. Het was afschuwelijk. Die kerstlichtjes, dat gelach van de mensen, ik haatte het.»
Ooit maakte Freddy zelf deel uit van de feestvreugde, met zijn uitbundig versierde mosselkraam op de Brusselse kerstmarkt. Mensen kwamen van overal naar het Sint-Katelijneplein voor zijn oesters, zijn moules parquées en zijn kreeften. Op 24 december maakte hij wel tweehonderd kreeften op een dag klaar in zijn grote kookpot. Tot het voor Freddy misliep met de drank en zijn vennoot alleen verderdeed.
FREDDY «Ik ben in mijn dakloze jaren nooit gaan kijken naar de plek waar mijn kraam stond, dat was te pijnlijk. Ik was een buitenstaander, maar ik wist wat daar gebeurde, ik kénde de sfeer van luxe en plezier… Vandaag ben ik drie jaar van de drank af. Ik kan terug op de kerstmarkt rondlopen. Het is als met liefdesverdriet: de tijd dempt de pijn.»
Vanessa & Jonathan: ‘Huissleutels zijn mijn mooiste cadeau’
Vanessa (38) en Jonathan (34) leerden elkaar een jaar geleden kennen in het Brusselse Centraal Station. Jonathan was net van de straat af maar kon niet slapen, Vanessa lag om vijf uur ’s ochtends op een bank in de stationshal.
JONATHAN «Ik had haar vroeger al een paar keer bij de soepbedelingen gezien en maakte haar wakker. ‘Wat doe jij hier op dit uur? Kom mee met mij, ik heb net een appartement.’»
VANESSA «Een week lang is er niks gebeurd, daarna werden we een koppel.»
Twee jonge dertigers met samen zeventien rauwe straatjaren op de teller. Vanessa ging bijna ten onder aan haar heroïneverslaving en zag haar kinderen geplaatst worden. Jonathan sliep zeven jaar op straat en kreeg vorig jaar de kans om een sociaal appartement te huren.
JONATHAN «Het eerste jaar was moeilijk. Plots moet je rekeningen betalen. Op straat moest je nergens naar omkijken. Ik heb stommiteiten uitgehaald. Soms bracht ik kameraden van op de straat mee naar huis en zopen we ons lam. Het gebeurt me soms nog, als er iets tegenzit. Ik heb veel hulp gekregen van Aline, de straathoekwerkster van de vzw Diogenes. Zonder haar was het me niet gelukt.»
Ook Vanessa, die een methadonkuur volgt, heeft met de hulp van Diogenes net een appartement gevonden.
VANESSA «Gisteren heb ik de sleutels gekregen. Dát is mijn kerstcadeau, het beste wat ik ooit heb gekregen. Ik doe het allemaal voor mijn dochters Laura, die 10 jaar is, en Océane, die volgende week 4 wordt. Ik wil hen zo graag zelf zien opgroeien. Ik moet een eigen adres hebben om te laten zien dat mijn leven stabiel is, dat ik voor mezelf en hen kan zorgen. Ik zal hen nu wat vaker kunnen zien. Wie weet, kunnen ze misschien al volgende kerst bij mij wonen.»
Louis: ‘Een mooie vrouw zoeken’
Louis (51) weet niet meer hoelang hij al op straat leeft. Drie jaar? Vijf jaar? Tien? Het heeft geen belang, alle dagen zien er toch hetzelfde uit: elke ochtend naar het inloopcentrum van Chez Nous, waar je voor 30 cent een kop koffie krijgt en voor 1 euro een warme maaltijd. Een voorraad Carapils inslaan – ‘het bier van de syndicalist!’ En dan een hele dag rondhangen op straathoeken, in stations en bij McDonald’s. Slapen doet hij in deurportieken en winderige metrogangen – overal waar ze hem niet wegjagen.
LOUIS «Tegenwoordig mag je ’s nachts nergens meer liggen, met die angst voor aanslagen en al die soldaten in de stad. Soms word je door de mannen van de ordediensten wakker geschopt en met honden weggejaagd.»
Wat hij met Kerstmis gaat doen, weet hij nog niet. Het kan hem ook niet schelen, hij heeft toch niemand.
LOUIS «Ik ben alleen met mijn geluk, c’est moi et ma chance. Vorig jaar ben ik in het Centraal Station Marco tegengekomen. Die heeft me meegenomen naar zijn huis, ik mocht er eten. Dat was geluk hebben! Met Nieuwjaar ga ik naar het vuurwerk kijken. En drinken. En ik ga een mooie vrouw zoeken die ik om twaalf uur op de mond kan kussen. (Giechelt) Als ze akkoord gaat, natuurlijk.»