25 jaar geleden
De verdwijning van Natascha Kampusch: ‘Blijkbaar worden mensen kwaad als een slachtoffer zich niet als slachtoffer gedraagt’
Dag op dag 25 jaar geleden verdween de Oostenrijkse Natascha Kampusch. Na acht jaar wist ze in 2006 te vluchten uit de klauwen van haar ontvoerder Wolfgang Přiklopil. Politiepsychologen dachten aan het Stockholmsyndroom, maar hoewel veel aanwijzingen die denkpiste bevestigden, bleef Kampusch dat - ook tien jaar later - altijd ontkennen. ‘Advocaten vochten om mij. Letterlijk.’
Dit stuk verscheen voor het eerst op 19 september 2016.
Soms maait ze het gras achter het huis in Strasshof. Het is een huis in een buitenwijk van Wenen, met verbleekt beige pleisterwerk. Het ligt een beetje van de straat weg, de rolluiken zijn neergelaten, dag en nacht, net als destijds.
Een ligusterhaag beschermt het gebouw tegen nieuwsgierige blikken. Jaren geleden, toen Natascha Kampusch nog opgesloten zat in dit huis, of beter gezegd eronder, in de geluidsdichte cel die haar ontvoerder had gebouwd, trok ze een paar blaadjes af toen ze op een nacht haar gevangenis mocht verlaten. Ze bewaarde ze in een doosje in haar cel: ze waren meteen verdord, maar het was een herinnering aan de wereld, aan het leven daarbuiten: planten, de aarde, de hemel en de lucht.
Natascha was amper 10 toen ze in een busje gesleurd en ontvoerd werd. Ze overleefde achtenhalf jaar gevangenschap door zich kleurrijke voorstellingen van haar leven in vrijheid voor de geest te halen. En ze bereidde zich voor op de dag dat ze de kans, de moed en de kracht zou hebben om te ontsnappen.
Die dag is nu 25 jaar geleden. 25 jaar waarin deze jonge vrouw aanvankelijk een meelijwekkend slachtoffer was en vervolgens de haat van heel wat mensen over zich heen kreeg. Ze verweten haar een leugenaar, een medeplichtige, zelfs een moordenares te zijn.
Het leven in vrijheid
Het huis waarin ze gevangenzat, is nu haar eigendom. Het staat alleszins op haar naam bij het kadaster geregistreerd. De twee derden die in bezit waren van Wolfgang Priklopil, haar ontvoerder, heeft het gerecht haar als schadevergoeding toegewezen. Het andere derde, dat eigendom was van zijn moeder, heeft Kampusch van haar gekocht. We lopen met haar door de tuinpoort, een aantal passen tot aan de voordeur; ze opent de deur en laat ze de hele tijd openstaan. Er stroomt ons een warme, vochtige lucht tegemoet. Er is recent waterschade geweest, maar Kampusch heeft de hoogstnodige herstellingen laten uitvoeren. Aan het poortje hangt een briefje van de buurman: ‘Gelieve zo snel mogelijk contact op te nemen.’ De twee berken op de grens met de tuin van de buren hebben takken verloren. Ze verwachten storm, en dat kan gevaarlijk zijn. De brandweer wordt gebeld. Ze weten natuurlijk waar ze moeten zijn, want iedereen in Wenen kent dit adres. De hele straat wordt afgezet, door zes man en drie brandweerwagens. De buren laten zich niet zien. De brandweerlieden klaren de klus zo goed mogelijk: ze zagen de berken om en leggen het hout zorgvuldig aan de kant. Dat hoefden ze niet te doen. Hun blik verraadt medelijden – het arme meisje – maar ook onbegrip. Wat doet zij hier bij dit huis?
- Mevrouw Kampusch, waarom wilde u het huis waarin u zoveel hebt meegemaakt, toch bezitten?
Natascha Kampusch «Precies omdát ik er zoveel ellendige momenten heb beleefd. Dit is mijn kleine overwinning. En ik wilde niet dat iemand er iets doms mee zou beginnen. Griezeltochten door de cel van Natascha Kampusch bijvoorbeeld, of er een pelgrimsoord voor perverse geesten van maken.»
- De cel waarin u uw kindertijd en jeugd hebt doorgebracht, hebt u wél dichtgemaakt.
Kampusch «Ik moest wel, want de overheid liet me weten dat er zich onder mijn huis een ‘niet toegestane holle ruimte’ bevindt.»
- Alsof u dat nog niet wist.
Kampusch «Ik stond versteld toen ik het las. Ze hadden me ook gewoon kunnen vragen wat ik ermee van plan was, of hulp kunnen aanbieden.»
- Zonder de overheid had u de cel gelaten zoals ze was?
Kampusch «Misschien niet voor altijd, maar in het begin wel. Ook al was het dan mijn gevangenis, ik had daar wél mijn leven geleid. Het was alles wat ik had en ik heb vreselijk mijn best gedaan er ook daar, in die kelder, het beste van te maken.»
- Zijn er ook momenten van geluk geweest?
Kampusch (denkt na) «Er zijn landen waar mensen omkomen van honger en dorst, of zelfs geen elektriciteit hebben. En ook onder dergelijke omstandigheden zijn er momenten van geluk.»
Ordnung muss sein
We komen de woonkamer binnen. De politie heeft een aantal zaken meegenomen, de moeder van de dader ook. Maar verder is de tijd hier blijven stilstaan: alles is nog precies zoals Wolfgang Priklopil het heeft achtergelaten op de dag dat Kampusch ervandoor ging, en hij op de sporen ging liggen om zich door een trein te laten overrijden. Een muziekinstallatie en een tv uit de jaren 80. Een leren bankstel, een donkerbruine wandkast, wat prullaria, houten olifantjes, een metalen mannetje met een gitaar, een stofferige vaas met plastic bloemen. Enkele van de boeken uit de kast heeft de dader haar laten lezen. ‘... und kein bisschen weise’, de autobiografie van acteur Curd Jürgens; ‘Het vergeten dorp’ van een zekere Theodor Kröger; ‘Op naar het jaar 2000’, iets over de Bermudadriehoek en een paar boeken over de formule 1-sport. Op de tafel ligt een schriftje waarop staat: ‘Ordnung muss sein.’ De ontvoerder heeft keurig alle sprookjesfilms genoteerd die hij voor zijn slachtoffer heeft opgenomen: ‘Repelsteeltje’, ‘Roodkapje’, ‘De kikkerkoning’, maar ook ‘eerste opnames’ van iets onbepaalds.
Boven in de slaapkamer heeft het poeder dat de politie voor vingerafdrukken heeft gebruikt, zich ingevreten in de meubelen, het gaat er nooit meer af. Hier werd na Kampusch’ ontsnapping naar medeplichtigen gezocht.
Tijdens haar gevangenschap moest Natascha het huis opknappen, ze moest tegels plaatsen, schilderen en schoonmaken. Ook de verandering van Priklopils jongenskamer in een volwassenenkamer is voornamelijk háár werk. Alleen de meubels heeft zijn moeder gekozen.
In de hal hangen zijn spullen nog: een paraplu, een badmintonset; en op de wasmachine plakt een handgeschreven briefje met welk programma geschikt is voor welke was. Er liggen lege bier- en wijnflessen. In de badkamer staat zelfs nog zijn ‘douche- en gewrichtsgel’.
Een paar treden naar beneden en we komen bij de smeerput waarin de cel verborgen zat. De oude kluis die de dader in de muur had ingemetseld is roestig geworden. Ernaast staat de commode die Wolfgang Priklopil ervoor zette, als camouflage.
- Waarom hebt u een deel van de spullen uit uw cel bewaard?
Kampusch «Ik heb om elk kledingstuk moeten vechten. De dingen die ik bezat, betekenden dan ook veel voor mij. Die kleren hebben me destijds warm gehouden.»
De moeder van de ontvoerder heeft veel dingen van haar zoon weggegooid. Wellicht dacht ze de zaak zo te kunnen afsluiten.
- Hebt u Priklopils moeder ooit ontmoet?
Kampusch «Helaas niet.»
- Had u dat gewild?
Kampusch «In het begin wel, maar nu steeds minder.»
Ze draait zich weg, slaakt een diepe zucht en mompelt iets als ‘jeetje’.
- Gaat het nog? Wilt u even pauzeren?
Kampusch «Neen, alles oké. Ik moest gewoon even… zuchten. Dat mag ook best als we over dat soort dingen spreken.»
Een groot stuk taart
We gaan de tuin in. Het gras staat kniehoog, er groeien wilde rozen met veel doornen. In het zwembad schieten bloemen op. Het huis van de buren is niet te zien. Aanvankelijk was Priklopils tuin verbonden met die van de buren, maar later heeft hij een haag geplant.
Tussen Kampusch en de buren heerst er tot vandaag een vreemd soort stilzwijgen. Alleen het hoogstnodige wordt gecommuniceerd. Over wat zich aan deze kant van de haag heeft afgespeeld, heeft Kampusch nooit gepraat met de buren. Wat ze geweten, vermoed, gedacht hebben over die rare Priklopil achter zijn immer gesloten tuinpoort, de potdichte voordeur en de neergelaten rolluiken: Kampusch weet het nog steeds niet.
- Herinnert u zich de periode na uw ontsnapping nog goed?
Kampusch «Heel goed zelfs. Het was allemaal te veel: te veel licht, lawaai, tegenstrijdige emoties. Geluk, maar ook angst.
»Ik had problemen met mijn evenwicht – vooral als een weg naar beneden liep, als ik van een helling of over een golvend terrein moest lopen. Ik kon niet goed afstanden inschatten. Door de jarenlange ondervoeding was mijn maag overgevoelig geworden. En dan kwamen er ook nog eens zoveel mensen op me af die me allemaal vertelden dat zij wisten hoe het leven in elkaar zit, en wat ik met het mijne moest aanvangen. Een dokter schoof me een document ter ondertekening onder de neus waarin ik mezelf moest verplichten tien jaar lang exclusief voor zijn onderzoek beschikbaar te zijn. Iedereen zei dat ik gewoon moest doen wat ze me zeiden en dat alles dan goed zou komen.»
- Konden uw ouders u niet helpen?
Kampusch «Mijn ouders zijn gescheiden, en ook voor hen was het allemaal te veel. Ik heb ze in het begin niet zo vaak gezien; ze werden zo veel mogelijk bij me weggehouden.»
- En hoe zat het met uw hulpverleners, de therapeuten en de advocaten?
Kampusch «Ik merkte dat veel hulpverleners zelf ook eerder hulpeloos waren. Bovendien keken ze voornamelijk in hun eigen bord: ze wilden allemaal het grootste stuk van de taart.»
- De taart, dat was u?
Kampusch «Veeleer het verhaal dat ze van mij konden maken. Ik kon dat allemaal niet plaatsen. Advocaten vochten om mij.»
- Figuurlijk, bedoelt u?
Kampusch «Nee, zoals ik het zeg. Ze sloegen met hun armen op elkaar. Het gebeurde in mijn kamer op de kinderpsychiatrie, waar ik eerst ondergebracht was – echt heel vreemd. De andere patiënten leken mij nog het normaalst.»
- Waar ging die ruzie dan over?
Kampusch «Ze verweten elkaar allemaal dat ze van mij wilden profiteren. Ze wilden allemaal iets anders en ze waren allemaal bang hun mooie buit te verliezen.»
- Wanneer werd er voor het eerst gevraagd wat ú wilde?
Kampusch «O, ze hebben over veel dingen mijn mening gevraagd. Maar daarna kwamen de mensen die zeiden dat ik het zus of zo moest aanpakken, en ik vertrouwde die mensen. Ik wilde hen ook niet teleurstellen.»
Voorwerp van spot
We eten een hamburger op een terras. Natascha Kampusch eet alles op. Ze kan niets laten liggen, zegt ze. En een gevoel van honger lijkt haar snel paniekerig te maken. Ze eet een veggieburger. Ze is vegetarisch en heeft een hart voor dieren. Ze wordt helemaal week van een duif met nauwelijks pluimen, getekend als ze is door het straatleven, die rondscharrelt aan onze voeten.
Ze is niet verlegen, maar terwijl ze iets bestelt, houdt ze constant haar omgeving in de gaten.
- U hebt behoorlijk snel na uw vlucht een eerste televisie-interview gegeven.
Kampusch «Ik voelde me toen erg goed: één en al daadkracht. Mijn zelfgekozen leven kon niet snel genoeg beginnen. Ik wilde eindelijk zelf beslissingen nemen. Achteraf beschouwd was dat zeker te vroeg.»
- U verraste de kijkers met uw geraffineerde woordkeuze, uw gevatheid, uw kracht.
Kampusch «Tijdens die jaren in de kelder luisterde ik vaak naar culturele programma’s, en daarin werd nu eenmaal op die manier gepraat. Maar dat ik zo sterk was geweest om me aan te passen aan een surreële situatie werd me na verloop van tijd kwalijk genomen. Het zou wel niet zo erg zijn geweest, als het dan toch zo goed ging met mij. Blijkbaar worden mensen kwaad als een slachtoffer zich niet als slachtoffer gedraagt.»
- Men ging op een andere manier naar u kijken.
Kampusch «Ik kreeg steeds meer hatelijke reacties. Op het internet, op straat, in de krant, op de tram. Ik werd uitgemaakt voor leugenaar, nagestaard, aangeklampt in de metro, ik werd het voorwerp van spot.»
- Hoe verklaart u dat?
Kampusch «Ik begrijp het nog steeds niet helemaal. Er werd altijd op gewezen dat ik uit een probleemwijk kom, uit een slecht milieu, en dat zou dan wel alles verklaren. Maar de misdaad voltrok zich achter een façade van burgerlijkheid, in een fijne buurt met voortuinen en speelpleintjes. Misschien heeft dat veel mensen afgeschrikt. Ze wilden er niet mee geconfronteerd worden.»
- De dader pleegde zelfmoord de dag dat u op de vlucht sloeg. Maar daarmee was de zaak niet afgesloten. De speurders twijfelden aan wat u zei.
Kampusch «Ik werd telkens opnieuw ondervraagd: over bepaalde gebeurtenissen, over het huis, over mijn cel, over mijn dagboeken, over wat de ontvoerder had gezegd, gedaan of gedacht, of hij met andere mensen contact had.»
- Het waren niet de eersten de besten die niet konden geloven dat dit het werk was van één man, en die op die manier het onderzoek aan de gang hielden: een prominent rechter, een politieofficier, een professor strafrecht en een hoge ambtenaar op Binnenlandse Zaken. Uiteindelijk kwamen zelfs de Duitse federale recherche en de FBI eraan te pas.
Kampusch «Ik kwam nooit tot rust. Telkens opnieuw moest ik verklaringen afleggen, alles oprakelen. En in al die jaren heb ik altijd hetzelfde gezegd: ik heb nooit iemand anders dan de dader gezien. Mijn moeder heeft me niet verkocht. Ik bescherm niemand. Ik weet niets van een pornocircuit. Ik heb niet gelogen.»
- In België is er Marc Dutroux geweest, die meisjes opsloot en vermoordde. Die zaak had gevolgen tot in de hoogste maatschappelijke kringen. Men heeft daar zaken proberen te verdoezelen.
Kampusch «Ik heb er geen problemen mee dat ze mij vragen stellen. Maar op een bepaald moment moet het over de feiten gaan. Ik heb de speurders alles verteld wat ik wist, ook heel persoonlijke dingen. Dat alles zo snel publiek gemaakt werd, schokte mijn vertrouwen in het systeem.»
- Toen men in de cel een pluk haar vond, kreeg u openlijk de vraag of u een kind had gekregen.
Kampusch «Ja, en of ik het vermoord had. Terwijl ik dat stukje haar zélf afgeknipt had, om een souvenir te hebben aan mijn haar voor ik door de ontvoerder werd kaalgeschoren. De politie heeft dat haar uiteraard laten analyseren.»
- Men vroeg zich af waarom u niet eerder gevlucht was. U zou daartoe zelfs de kans hebben gehad. Zoals die keer dat u met de dader mee boodschappen ging doen, en jullie met de auto een politiecontrole passeerden.
Kampusch «Ik heb ooit aan iemand de tegenvraag gesteld: ‘Waarom vluchten zoveel mensen die een hekel hebben aan hun job, er niet van weg? Waarom verlaten zoveel mensen die in een gewelddadige relatie leven hun agressieve partner niet? Hoe moeilijk is het niet je innerlijke gevangenis te overwinnen als je bang bent, als iemand je zegt dat je geen enkele kans maakt?’ Priklopil had mij verteld dat het huis beveiligd was met boobytraps, en dat hij altijd een wapen bij zich had en meteen iedereen zou neerschieten. Ik had geen enkele reden om hem niet te geloven.»
'Op den duur werd er zelfs geopperd dat ik mijn ontvoering zelf had geënsceneerd. Komaan: ik was 10 jaar oud!'
- Was u ook bang voor de buitenwereld?
Kampusch «Misschien wel. Maar geldt dat niet voor veel jonge mensen? Het had uiteraard met mijn jonge leeftijd te maken, maar zeker ook met het feit dat hij me bang maakte. Het wordt altijd voorgesteld alsof ik gewoon de deur had kunnen opendoen en weggaan. Dat was niet zo. Ik heb een aantal zaken ook niet verteld omdat ik niet wilde dat ze fout geïnterpreteerd werden. Van dat skiën, bijvoorbeeld. Ik was bang dat ze zouden zeggen: ‘Nou, met haar ontvoerder op vakantie gaan, wat is dat voor een gevangenschap?’ Ik kan alleen maar zeggen dat het voor mij absoluut géén vakantie was.
»Er is zoveel dat je zou moeten uitleggen, dat je niet wilt en niet kunt uitleggen.»
- U moest ook uitleggen welk soort mens de dader was.
Kampusch «Tja, wat moest ik daarop antwoorden? Ik ben toch geen psychiater?»
- Maar wel de enige die tenminste nog íéts over hem kon zeggen.
Kampusch «Misschien is dat een deel van het probleem. Omdat de dader dood was, bestond de zaak-Priklopil niet meer, alleen nog de zaak-Kampusch. Veel mensen konden toen het onderscheid niet goed meer maken: op den duur werd er zelfs geopperd dat ik mijn ontvoering zelf had geënsceneerd. Komaan: ik was 10 jaar oud!»
- Hebt u zelf nooit gedacht dat er misschien nog iemand op de hoogte was?
Kampusch «Zoiets kun je nooit weten. Toen ik opgesloten zat, heb ik soms gehoopt dat er nog iemand anders op de hoogte was: als de ontvoerder iets zou overkomen, dan had dat mijn einde betekend, hè. Maar voor mij maakt het echt geen verschil of er een hele groep achter dit plan zat. Ik heb de waarheid verteld. Waarom zou ik iemand beschermen?»
- Ook privédetectives sprongen op de kar, net als waarzeggers, voormalige rechters, journalisten en...
Kampusch «…nog een heleboel anderen die aandacht zochten en uit de zaak munt wilden slaan. Het was gedeeltelijk ook een campagne van rechts georiënteerde partijen tegen het rode Wenen. Mijn zus werd ervan verdacht mij misbruikt te hebben, mijn moeder zou mij aan een kinderpornonetwerk verkocht hebben, en ga zo maar door. Ook mijn familie is werkelijk door de hel gegaan.»
- Uw vader behoorde tot de twijfelaars: ook hij beschuldigde uw moeder.
Kampusch «Ja. Ik ben ontzettend kwaad op ’m geweest. Ik heb ooit gezegd dat hij erg onvolwassen was, maar vandaag oordeel ik iets milder: hij heeft zich voor andermans kar laten spannen. Wat ik hem wél nog steeds kwalijk neem, is dat hij zich aansloot bij het koor van zij die mijn moeder de schuld gaven.»
- Uw moeder heeft kort na uw ontsnapping een boek geschreven over haar ‘leven zonder Natascha’. Hoe voelde dat?
Kampusch «Ik wist van niets. Ze had voortdurend contact met een team van ghostwriters, maar ze hield dat voor mij verborgen. Ze was contractueel aan zwijgplicht gebonden, ook tegenover mij. Dat vond ik niet goed. Ik vond ook niet dat ze goed geadviseerd werd. Maar ze heeft mij het boek laten lezen alvorens het gedrukt werd. Zo kon ik toch op zijn minst een paar fouten rechtzetten. Maar er bleven zaken in staan die ik in vertrouwen verteld had.»
- Zoals?
Kampusch «Dat ik afscheid heb genomen van de dader, bij zijn graf. Ik weet dat dat voor buitenstaanders moeilijk te begrijpen is. Maar een mens aan wie je meer dan tien jaar overgeleverd was, vergeet je niet zomaar. Ik kon niet anders dan verbondenheid voelen. En neen, ik heb niet gehuild. En ik heb hem ook niet gezien. De kist was dicht, uiteraard. De man was door een trein overreden.»
- Waarom heeft uw moeder dat boek eigenlijk geschreven?
Kampusch «Zij bekijkt de situatie vanuit haar eigen standpunt: ze heeft óók geleden, en ze heeft ook een stem, en het was de logica zelve dat ze er ook profijt uit wilde halen. Maar tussen ons is alles goed.»
- Het wordt u kwalijk genomen dat u rijk bent en uw schaapjes op het droge hebt, omdat u met uw eerste boek ‘De diefstal van mijn jeugd’ en met ‘3096 Tage’ – de verfilming door regisseur Sherry Hormann – munt hebt weten te slaan uit uw slachtofferrol.
Kampusch «Tja, wie anders dan ik zou daar munt uit mogen slaan? Misschien hadden de mensen liever gezien dat ik me thuis verborgen hield en van de bijstand leefde? Ik hoef me daar niet voor te verantwoorden. Verder wil ik daarover maar één ding kwijt: de giften die voor mij zijn aangekomen, heb ik allemaal doorgestort, ik heb geen cent voor mezelf gehouden. Ik had een inkomen, door dat eerste interview, door de rechten op het boek en op de film.»
- Bent u momenteel vrij van geldzorgen?
Kampusch «De komende jaren wel, ja. Maar natuurlijk niet voor altijd. Ik leef zuinig. Ik heb nog geen idee wat er van me zal worden.»
- Krijgt u een uitkering als slachtoffer, of één of andere vorm van ondersteuning door de overheid?
Kampusch «Nee.»
10 jaar vrijheid
We rijden Strasshof uit en nemen de weg naar Wenen. Misschien dezelfde die de ontvoerder in de omgekeerde richting met de kleine Natascha genomen heeft, maar dat is niet zeker. Alle wegen leiden naar Wenen, zo lijkt wel, en bijna altijd is er file. De regen ligt overal op de loer, en hij stort zich van het ene moment op het andere uit over de stad, alsof alles wat licht en helder is, moet worden gelogenstraft.
De zaak-Kampusch, die nog steeds niet helemaal afgelopen is, zegt ook iets over Oostenrijk, een landje tussen gecentraliseerd bestuur en sloomheid, waarin alle belangrijke mensen met elkaar te maken lijken te hebben, of ze nu vrienden of vijanden zijn of met elkaar in de Wickl liggen, zoals dat in Wenen gezegd wordt. Natascha Kampusch rijdt in ieder geval niet meer met het openbaar vervoer door haar thuisstad. Ze is bang voor het spitsroeden lopen, voor opdringerige vragen, voor de achterklap.
- Hoe voelt u zich inmiddels onder de mensen?
Kampusch «Dat gaat. Ik betrek nog steeds veel dingen op mezelf, ook dingen die misschien helemaal niets met mij te maken hebben. Ik heb de impact van mijn verleden danig onderschat: ik dacht dat ik na mijn vrijlating maar eventjes nodig zou hebben, maar dat het verleden daarna voorgoed voorbij zou zijn. Dat ik niet meer dé Natascha Kampusch zou zijn, maar gewoon één van velen. Ik voelde me als een bontgekleurde kat en wilde een andere vacht. Maar ik heb vrienden, en soms ga ik uit. Al ben ik toch ook graag alleen.»
- Hebt u er ooit over nagedacht een andere naam aan te nemen of te verhuizen?
Kampusch «Waarom zou ik dat doen? Ik ben toch niet de misdadiger? De ontvoerder had me mijn naam afgepakt en me Bibi genoemd. Nee, ik zie écht niet in waarom ik dat zou doen.»
- Hoe ziet uw leven er op dit moment uit?
Kampusch «Ik heb een appartement in Wenen. Ik heb vrienden en mensen die me bijstaan. Af en toe zie ik mijn familie. Twee keer per week heb ik therapie. Ik volg ook zangles, om mij van blokkades af te helpen en omdat ik het graag doe. Ik rijd paard, ook dat doet me erg goed. Verder hou ik me bezig met mijn projecten, dingen in de media, wat liefdadigheid. En ik zou graag een paar dingen afmaken waaraan ik begonnen ben. Mijn opleiding tot goudsmid bijvoorbeeld. Mijn middelbare school.»
- U bent sinds uw ontvoering nooit meer naar school geweest.
Kampusch «Nee, maar mijn lagere school heb ik wél ingehaald. En ik zou ook mijn middelbaar willen doen en misschien voortstuderen. Maar ik weet nog niet wanneer het ervan zal komen.»
- Wat gebeurt er met het huis in Strasshof?
Kampusch «Ik weet het nog niet. Ik had een paar ideeën, maar daar is tot nu nog niets van in huis gekomen. Ik wilde er een tehuis voor vluchtelingen van maken. Maar de buren zouden niet blij zijn geweest als er een Afghaanse of een Oekraïense familie introk. Voor mij is het moeilijk om zelf in dat huis te zijn. In de tuin gaat het nog. Laten we er maar over ophouden.»
- ‘10 Jahre Freiheit’ heet uw nieuwe boek, maar het gaat vooral over onvrijheid. Waarom hebt u het geschreven?
Kampusch «Er is in de afgelopen tien jaar veel gebeurd, maar ik merk dat ik het achter mij begin te laten. De vrijheid, die ik me zo eindeloos goed en mooi heb voorgesteld, viel tegen. Ik begin een nieuw hoofdstuk. Ik wil er nu over praten, omdat de indrukken nog fris zijn. Ik maakte geen deel meer uit van de kudde – ik werd besnuffeld, maar ik hoorde er op een bepaalde manier niet meer bij. Veel dingen begreep ik niet. Ik was diep gekwetst, ook omdat ik van mijn leven buiten iets heel anders had verwacht.»
- Wat betekent vrijheid nu voor u?
Kampusch «Er bestaat alleen subjectieve vrijheid, denk ik intussen – objectief gezien zijn we allemaal onvrij. Reizen en zo, dat is allemaal heel mooi, je kunt er blij om zijn, maar écht vrij ben je alleen als je je innerlijk vrij maakt. Dan ben je zelfs in de goorste gevangenis nog altijd vrij.»
Kampusch vertelt liever niet waar ze soms van droomt. Er zijn donkere momenten, natuurlijk, er zijn flashbacks, herinneringen, teleurstellingen. Maar openlijk wil ze daar niet over spreken.
Ze lijkt nog steeds erg gekwetst. Veel te lang, veel te vaak en tot op heden heeft haar leven in het teken van haar verleden gestaan, in het teken van de misdaad die haar overkwam. De vrijheid waarvan ze gedroomd heeft, is nog niet begonnen. Maar slachtoffer zijn is geen beroep, het is niet de taak waar ze naar zoekt.
Ze is doodmoe. Je voelt hoe ze ertegen vecht, en je blijft je afvragen hoe deze jonge vrouw zo beheerst en zo dapper kan zijn. Ze wil ons nog haar school laten zien, de wijk waarin ze is opgegroeid en de plaats waar ze ontvoerd werd. Soms wil ze misschien meer dan ze kan.
- Mevrouw Kampusch, wat kunnen mensen leren uit uw levensverhaal? Ouders van vermiste kinderen, speurders die een zaak moeten oplossen?
Kampusch «Je mag nooit de hoop opgeven. Het is mogelijk te overleven.»
© Die Zeit
Vertaling Els Snick