Is bio altijd logisch?
Doet u iets goed voor planeet en gezondheid als u bio koopt? ‘100 procent bio zou een slecht idee zijn’
Op de vraag hoe we de milieu-impact van ons voedsel kunnen beperken, is het antwoord volgens sommigen: met meer biolandbouw. Maar dat bio beter is voor de planeet en uw gezondheid, is verre van een uitgemaakte zaak. ‘100 procent bio zou een slecht idee zijn.’
Koopt u die gewone bloemkool of toch maar de duurdere biologische variant? Want bio is tenslotte beter voor het milieu en bovendien gezonder, toch? Als het aan de Nederlandse conservenfabrikant HAK ligt, hoeft u alvast voor hun producten die afweging in de toekomst niet meer te maken. Het bedrijf kondigde onlangs aan tegen 2027 quasi alleen nog biologisch geteelde groenten en peulvruchten te willen verkopen.
Ook voor politici smaakt bio naar meer. De Europese Commissie ziet meer biolandbouw als een manier om de milieu-impact van de landbouw te verlagen. In het kader van de Green Deal moet tegen 2030 op minstens 25 procent van de Europese landbouwgrond aan biologische landbouw worden gedaan. De Nederlandse overheid besliste onlangs dat het areaal landbouwgrond waarop biologisch wordt geboerd moet groeien van 4 procent vandaag tot 15 procent in 2030. Vlaanderen houdt het vooralsnog op 5 procent van het landbouwareaal tegen eind 2027, ruim een verdrievoudiging van de huidige 1,6 procent.
Maar is meer bio wel beter? Volgens bioboer Bavo Verwimp wel. ‘Op voorwaarde dat de vraag volgt, en dat de consument niet jaarrond alle soorten groenten en fruit aan dumpingprijzen verwacht’, zegt Verwimp, die op zijn bedrijf De Kijfelaar rundvlees en groenten verkoopt. ‘De biosector kijkt op een holistische manier naar voedsel en landbouw. Door zorg te dragen voor een gezonde bodem, en te kiezen voor gewassen die tegen een stootje kunnen, kunnen we milieuvriendelijker werken, zonder kunstmest en chemische pesticiden.’
Een van de belangrijkste punten van kritiek op de biologische landbouw is dat de opbrengst per hectare lager ligt dan bij gangbare landbouw. Volgens een overzichtsstudie in het vakblad Nature haal je gemiddeld 25 procent minder van hetzelfde veld. Dat betekent concreet dat je om dezelfde hoeveelheid voedsel te produceren, meer land nodig hebt. HAK verwacht bijvoorbeeld zo’n 500 tot 1.000 extra hectare grond nodig te hebben om alle blikken en bokalen biologisch te kunnen vullen.
Laat grond nu net een schaars goed zijn. Verschillende wetenschappers wijzen daarom op het belang van een zo hoog mogelijke opbrengst per hectare. Zo houden we zoveel mogelijk land over voor natuur. Want op biologische landbouwbedrijven komen weliswaar meer dier- en plantensoorten voor dan op een doorsneeboerderij, het zijn er nog altijd een pak minder dan in de ongerepte natuur. ‘De meeste soorten zijn meer gebaat bij intacte habitats’, besluit de Britse bioloog Andrew Balmford op basis van een doorlichting van het onderzoek ter zake. ‘Dus moet onze landbouw zo productief mogelijk zijn, zodat we de ruimte die we nodig hebben voor landbouw kunnen beperken.’
Beter voor boer en dier
Dat de opbrengst bij biolandbouw lager ligt, is deels te wijten aan het achterwege laten van kunstmest en synthetische pesticiden. Die veroorzaken bij overmatig gebruik weliswaar milieuproblemen, maar liggen wel mee aan de basis van de hoge opbrengsten in de klassieke landbouw.
In de biolandbouw zijn enkel dierlijke mest, compost en natuurlijke pesticiden toegestaan. Critici hekelen dat arbitraire onderscheid tussen wat door de mens gemaakt en natuurlijk is. Wat natuurlijk is, is niet noodzakelijk beter of veiliger. Zo leidt het gebruik van dierlijke mest in plaats van kunstmest niet noodzakelijk tot minder problemen met uitspoeling van stikstof, en zijn natuurlijke pesticiden niet automatisch minder schadelijk. Natuurlijke middelen zoals kopersulfaat en het insecticide spinosad zijn gevaarlijk voor bijen en andere nuttige beestjes.
De biolandbouw streeft er wel naar zo weinig mogelijk te spuiten. Bioboeren zetten maximaal in op alternatieven zoals het gebruik van natuurlijke vijanden van schadelijke insecten, en op preventie.
Zijn producten waarop minder is gespoten dan niet gezonder? Uit onderzoek door het Europese Voedselveiligheidsagentschap EFSA blijkt dat biologische producten vaker vrij zijn van pesticideresten: in 80 procent van de gevallen, tegenover 55 procent van het totale aantal controles. De residu’s op bioproducten overschrijden ook minder vaak de norm: in 1,5 procent van de gevallen, tegenover 5 procent bij alle controles samen.
Of dat ook betekent dat u langer gezond zult blijven op een biologisch dieet is nog wat anders. Wetenschappers van het Federaal Voedselagentschap (FAVV) besluiten op basis van een analyse van wat we dagelijks zoal aan pesticiden binnenkrijgen dat die gemiddelde dosis telkens onder de veilig geachte dosis blijft, vaak zelfs tot 100 keer lager. Zelfs wie bovengemiddeld veel groenten en fruit wegkauwt, krijgt van de 44 onderzochte pesticiden doorgaans 10 tot 20 keer minder binnen dan wat wetenschappers veilig achten. ‘Er is geen reden om aan te nemen dat pesticideresidu’s op onze voeding een probleem voor onze gezondheid vormen’, zegt expert gewasbescherming Pieter Spanoghe (UGent).
Een kanttekening daarbij is natuurlijk dat wetenschappelijke kennis altijd toeneemt, en dat wat vandaag veilig blijkt, dat morgen misschien niet meer is. Normen worden bijgesteld en pesticiden verdwijnen van de markt. Uit bezorgdheid om slecht begrepen gezondheidseffecten zoals de impact van een combinatie aan pesticideresten en hormoonverstoring, pleiten sommige wetenschappers ervoor om toch voor bio te opteren, zeker voor jonge kinderen en zwangere vrouwen. ‘Het is dan wel belangrijk om te beseffen dat het hier om een aanbeveling uit voorzorg gaat’, vindt Spanoghe. ‘Vanuit de redenering dat geen blootstelling altijd beter is. Niet omdat gewone groenten en fruit bewezen gevaarlijk zijn.’
Voor de stelling dat biologische producten meer voedingsstoffen zouden bevatten, is weinig bewijs. Dat die eventuele verschillen betekenisvol zouden zijn voor uw gezondheid is al helemaal twijfelachtig. ‘Het is voor onze gezondheid vooral belangrijk dat we meer groenten en fruit eten’, zegt landbouwexperte Tessa Avermaete (KU Leuven). ‘Niet of die biologisch geteeld zijn.’
Biologische producten kostten in 2021 gemiddeld zo’n 40 procent meer dan gewone, al hangt het prijsverschil af van het soort product. Of die meerkost een zinvolle investering is in uw eigen gezondheid is weliswaar onzeker, maar hoe zit dat met de financiële gezondheid van de bioboer? Een studie in het vakblad PNAS vond dat biolandbouw ondanks de lagere opbrengst over het algemeen winstgevender is. In dat opzicht lijkt een keuze voor bio een keuze voor blije(re) boer.
Volgens recente cijfers van het Nederlands Centraal Bureau voor Statistiek maken biobedrijven gemiddeld een kwart meer winst. Of ook hun Belgische collega’s beter boeren, daarover zijn geen betrouwbare cijfers. ‘De voorbije jaren deed de sector het algemeen goed’, zegt Paul Verbeke van sectororganisatie Bioforum. ‘Het is aannemelijk dat bioboeren toen meer winst maakten. Sinds 2022 heeft de sector het wel moeilijk, doordat de inflatie en energiecrisis de vraag naar bio doet verminderen. Mogelijk ligt dat inmiddels dus anders.’
Volgens Verwimp is het belang van de meerpijs die je dankzij het biolabel kan vragen niet te onderschatten. ‘Zo word je beloond voor de inspanningen die je doet. Er zijn ook gangbare boeren die proberen duurzamer te werken, maar zij kunnen daar geen hogere prijs voor vragen.’
Als er één plek is waar een keuze voor bio prima te verdedigen lijkt, dan is dat in de vlees- en zuivelrayon. Zelfs iemand als Robert Paarlberg (Harvard University), die in zijn boek ‘Resetting the Table’ biolandbouw tot op de grond afbrandt, erkent dat dieren in de biologische veehouderij beter af zijn. Ze krijgen er meer ruimte, groeien vaak wat trager, mogen buiten en krijgen meer kansen om zich natuurlijk te gedragen en bijvoorbeeld in stro te wroeten.
Biologische vleeskippen zitten bijvoorbeeld met maximaal tien op een vierkante meter en hebben elk minimaal 4 vierkante meter buitenloop. Klassieke vleeskippen zitten met maximaal zeventien dieren op een vierkante meter, en komen pas in de buitenlucht op weg naar het slachthuis.
Die sterkte is tegelijk ook een zwakte. Wat goed is voor het dierenwelzijn, is niet altijd goed voor het milieu. Dieren die trager groeien eten meer en produceren meer mest. En voor vee dat buiten loopt is meer plaats nodig, net als voor het biologisch geteeld voeder dat de dieren moeten eten. Daar staat tegenover dat we door de grondgebonden veehouderij die de biolandbouw nastreeft, zonder import van veevoeder, automatisch naar een kleinere veestapel zouden evolueren. En dat is volgens menig expert onontbeerlijk om de stikfstof- en mestproblematiek de baas te kunnen.
Ondanks de zwakke punten van biolandbouw komen sommige studies tot de conclusie dat we de wereld 100 procent biologisch kunnen voeden. Zwitserse wetenschappers besluiten in Nature Communications dat dat prima kan als we tegelijk voedselverspilling verminderen en minder vlees gaan eten. Maar dat soort studies vertrekt van het idee dat een volledig biologische landbouw iets is dat we moeten nastreven. Terwijl de belangrijkste vraag niet is: ‘Kunnen we de wereld volledig biologisch voeden?’ maar ‘Hoe voeden we de wereld met zo weinig mogelijk impact?’
Daarvoor komen in wetenschappelijk onderzoek vaak dezelfde recepten terug. Meer plantaardig eten. Minder voedsel verspillen. Maar ook: duurzame intensivering, wat in een notendop neerkomt op een zo hoog mogelijke opbrengst met een zo laag mogelijke impact. ‘Het komt er daarbij op aan alle beschikbare hulpmiddelen zoals meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen en moderne gewasveredelingstechnieken optimaal in te zetten’, zegt bioloog Olivier Honnay (KU Leuven). ‘En dat is moeilijk als je opties bij voorbaat uitsluit zoals de biologische landbouw dat doet.’
Een pleidooi voor duurzame intensivering wordt weleens verward met een pleidooi voor de huidige intensieve landbouw, met alle milieuproblemen die erbij horen. Onterecht, volgens Honnay. In grote delen van de wereld moet de productiviteit van de landbouw omhoog, maar in een gebied als Vlaanderen, waar de productiviteit al hoog ligt, komt het er eerder op aan meststoffen en pesticiden slimmer te gebruiken. ‘Het lijdt geen twijfel dat er heel wat schort aan de conventionele landbouw. Maar biolandbouw is daarop niet het beste antwoord. En 100 procent bio is al helemaal een slecht idee.’
Waardevolle inspiratiebron
Dat is misschien allemaal nogal veel om te overpeinzen als u met uw karretje door de supermarkt struint. Doet u nu iets goeds door er die biologische wortelen of kip in te gooien, of net niet? Het hangt af van wat u belangrijk vindt. Maar zelfs critici zien een rol voor biolandbouw weggelegd.
Door de lagere opbrengsten is de impact berekend per kilogram product voor bio vaak hoger. Maar bio scoort wel vaak goed als je naar de impact per eenheid oppervlakte kijkt: de impact van een hectare biolandbouw is doorgaans lager dan die van een hectare gewone landbouw. ‘Door de lagere lokale milieu-impact zijn biolandbouw en andere vormen van extensieve landbouw nuttig als buffer rond natuurgebieden’, zegt Honnay, die met enkele collega’s al langer pleit voor een meer doordacht ruimtegebruik.
In het drie-compartimentensysteem dat de Leuvense onderzoekers graag zouden zien, zouden we ruimte reserveren voor natuur, voor duurzame hoogproductieve landbouw en voor extensievere landbouw als buffer tussen beide. Dat impliceert dat biolandbouw vooral nuttig is op de juiste plaats en niet per se op zoveel mogelijk plaatsen.
Het antwoord op de vraag of we nog bioproducten moeten kopen is volgens de Duitse landbouwonderzoekster Verena Seufert om nog een andere reden positief. Ze beschouwt de biolandbouw als een waardevol voorbeeld voor de klassieke landbouw. Daar valt volgens Greet Riebbels (Instituut voor Landbouw- en Visserij-onderzoek) wel wat voor te zeggen. Van alternatieve vormen van gewasbescherming tot een betere zorg voor de bodem: veel recepten uit de ecologische landbouw vinden ingang in de conventionele sector. ‘Zo verkleint de kloof tussen beide’, zegt Riebbels. ‘De biolandbouw is misschien niet perfect, maar wel een belangrijke inspiratiebron voor verduurzaming in de klassieke landbouw.’
(DM)