humo gidst
Een gemiste kans, een Dolly-zoet boek, plantaardige drugs en veel mededogen: dit zijn de boeken van de week
MAGGIE NELSON: ‘OVER VRIJHEID’ ★★★☆☆
Toen Maggie Nelson in 2015 ‘De argonauten’ op de wereld losliet, zorgde dat terecht voor een schokgolfje. De memoires over haar relatie met de genderfluïde kunstenaar Harry Dodge waren bijdetijds, ze had lak aan genregrenzen en verweefde moeiteloos het gedachtegoed van Foucault met passages over kontneuken. Met zo’n voorganger waren de verwachtingen rond Nelsons nieuwe essaybundel natuurlijk hooggespannen. Helaas moesten we die bijstellen: in ‘Over vrijheid’ weegt het intellect een pak zwaarder door dan het buikgevoel dat ze eerder zo goed wist te vatten. In het beste geval levert dat nog altijd prikkelende literatuur op, in het slechtste is ‘Over vrijheid’ even opwindend als een herfstbeeldenmarathon.
Maggie Nelson heeft zich dan ook geen simpel doel gesteld. In vier essays over kunst, seksualiteit, drugs en klimaat probeert ze de betekenis van vrijheid scherp te krijgen, een woord dat wat betreft ‘uitholling, vaagheid en politisering’ zijn gelijke niet kent. Die politisering ziet ze vooral aan extreemrechtse kant, waar racisme en haatspraak openlijk vergoelijkt worden met kreten als ‘Fight for freedom!’. Ook in haar essays over kunst en seks benadert ze vrijheid voornamelijk vanuit een politiek perspectief. In ‘Het lied van de kunst’ vraagt ze zich af of een artiest vrij is om alle onderwerpen, ‘hoe vunzig ook’, aan te snijden. Ze buigt zich daarvoor over ‘Scaffold’ en ‘Open Casket’, twee controversiële werken van witte kunstenaars over ‘zwarte’ onderwerpen. Haar analyse heeft veel weg van een politiek mijnenveld, maar ze weet zich er behendig doorheen te manoeuvreren: ‘Weigeren de last te torsen van de emoties die je kunst zou kunnen oproepen bij (…) anderen, staat voor mij niet gelijk aan een morele tekortkoming. Het zou kunnen duiden op een gezond aangeven van grenzen in een wereld waarin grenzen worden ondergraven.’
In haar essay over seks komt Maggie Nelson onvermijdelijk bij dat andere hete hangijzer uit, #MeToo. Interessant wordt die verhandeling pas wanneer Nelson met vuur betoogt waarom seks tussen een idool en een fan (of een docent en een leerling) perfect moet kunnen. Met die mening gaat ze lijnrecht in tegen wat Amia Srinivasan in ‘Het recht op seks’ poneerde, met als aangenaam effect dat de lezer plots begrip heeft voor beide standpunten. De laatste twee essays, over drugs en de klimaatcrisis, vallen veel lichter uit. Zeker het klimaatessay was gebaat geweest bij een langer rijpingsproces. Nu komt Nelson niet verder dan de wanhopige vraag hoe we ons in godsnaam vrij kunnen voelen in het licht van een nakende, wereldwijde catastrofe.
Maggie Nelson weet de aandacht het best te vangen als ze het politieke persoonlijk durft te maken. De passages waarin ze openhartig over haar alcoholverslaving vertelt of zich zorgen maakt over de wereld die haar zoontje zal erven, snijden het diepst. Voor een universeel thema als vrijheid valt het op dat ze vooral bezig is met wat die voor vrouwen betekent. Ook weer niet zo gek, als je weet dat vrouwen vaak ‘nog maar een seconde toegang hebben gekregen’ tot de domeinen die ze bespreekt. Haar open vizier maakt bovendien dat ze oog heeft voor alle stemmen in het theoretische veld – wit, latino, hetero, queer – die ze gretig en vaak raak citeert: ‘Wanhoop heeft een waarheidswaarde die vreugde, optimisme en geluk niet lijken te hebben.’ Of: ‘Vrijheid is geen einddoel, maar een proces, de opstandige vastberadenheid om te handelen alsof men al vrij is.’ Alleen zadelt al dat knip- en plakwerk de lezer met het ongemakkelijke gevoel op dat ze zelf niet zoveel origineels te melden heeft. In een essaybundel die pretendeert een steunpunt te zijn ‘in uitdagende tijden’ en een vuist tegen rechts wil maken, heet zoiets domweg een gemiste kans. (mke)
DOLLY PARTON EN JAMES PATTERSON: ‘REN, ROSE, REN’ ★★★☆☆
Dolly Parton heeft er nooit een geheim van gemaakt dat ze commercieel ingesteld is, dus komt bij haar eerste boek ook een gelijknamige cd uit. Ze heeft het samen met bestsellerauteur James Patterson geschreven, maar ‘Ren, Rose, Ren’ is toch vooral haar verhaal geworden.
In de twee heldinnen herkent de lezer moeiteloos een jonge, zich uit de armoede opwerkende Dolly en de oudere ster. Als de jonge dakloze AnnieLee Keyes op goed geluk een kroeg in Nashville binnenstapt en smeekt of ze mag optreden, weet ze niet dat het de plek is waar superster Ruthannah Rider ooit is begonnen. AnnieLee heeft talent en Ruthannah neemt haar onder haar vleugels.
Parton gebruikt het boek vooral om een appeltje met de muziekindustrie te schillen. Vilein vertelt Ruthannah wie ze zoal is tegengekomen op weg naar de top, zoals producers met grijpgrage handjes. AnnieLee is van latere datum en laat zich weinig welgevallen, maar ze torst een geheim en net als alles goed lijkt te gaan, slaat ze tot verbijstering van haar weldoeners op de vlucht.
Tussen alle verwikkelingen en romantiek door wordt gretig gerefereerd aan grootheden uit de countrymuziek en het is leuk om er tijdens het lezen Spotify bij te nemen. Dat levert een onderhoudend, maar ook Dolly-zoet boek op. (mdh)
MICHAEL POLLAN: ‘PLANT EN PSYCHE’ ★★★½☆
‘Just say no!’ klonk het in de beginjaren van de war on drugs. Maar zo eenvoudig ligt het niet. Plus est en nous, en dat ‘meer’ wil een mens al eens aanboren: hij wil de sleur van het gewone bewustzijn doorbreken, wat heftiger leven of zelfs nieuwe bewustzijnsdomeinen betreden.
Moeder Natuur kan ons helpen met psychoactieve moleculen. In ‘Plant en psyche’ zoomt Michael Pollan in op drie plantaardige drugs: opium, cafeïne en mescaline. Net als in zijn boeken over eten heeft hij het over onze relatie tot de natuur en hoe die onze behoeften dient – in dit geval dus over hoe we de menselijke ervaring kunnen verzachten, verhevigen of verruimen.
Een ‘simplistische drugsbestrijdingsvisie’ maakt het moeilijk om ons te verdiepen in de bijzondere symbiose tussen planten en onszelf. Een ervaringsdeskundige biedt uitkomst. En dus zien we Pollan als tuinier in de weer met papaverbollen en lezen we hoe hij probeert zonder koffie te leven en bij een mescaline-experiment intens naar ‘de wonderlijke geelgroene kleur’ van de sokken van zijn vrouw staart.
Pollan rijgt oudere teksten en nieuwe ervaringen aan elkaar. Het boek meandert daardoor soms een eind weg, maar al bij al zijn zijn avonturen in het wonderland van ons brein best lezenswaardig. (fm)
MOYA DE FEYTER: ‘EEN HEEL DUN LAAGJE’ ★★★½☆
Drie jaar geleden kondigde klimaatdichter Moya De Feyter de ondergang aan in haar bekroonde bundel ‘Massastrandingen’. Haar prozadebuut ‘Een heel dun laagje’ onderstreept opnieuw de kritieke toestand van de aarde: lichtvervuiling tast het bioritme van dieren aan, de zon zal ooit uitdoven. In die afbrokkelende wereld probeert de auteur het licht te vinden, als wetenschappelijk fenomeen en bron van geluk. Haar zoektocht krijgt de vorm van honderden korte tekstjes over de dood van haar grootmoeder, haar geliefde kleur, de atmosfeer, de chaostheorie, mythes en religie. Is licht eigenlijk wel goedaardig, vraagt ze zich af. In elke tekst resoneert de angst om te leven in een wereld die naar de knoppen gaat. ‘Een heel dun laagje’ is haar bezwering.
De Feyter serveert heldere teksten in een fraaie, beeldende taal. Mensen vloeken, landschappen komen in opstand en kleuren beven. Her en der schuurt de auteur tegen het cliché aan, elders worden haar zinnen nog ongrijpbaarder dan het licht. Het zijn schoonheidsfoutjes in een knap intiem relaas. Optimistisch word je niet van De Feyters boodschap. Gelukkig herbergt ‘Een heel dun laagje’ ook veel mededogen voor de mens, dat broze wezen dat zal verdwijnen wanneer alles donker wordt. (ld)
HUMO GIDST NOG MEER:
Een maalstroom van ontroering, de hel op aarde en vuurspuwende toverstokjes: dit zijn de bioscoopfims van de week
Een favoriete blaaskaak, slabakpop, minimale bijna-beats en een half zatte nonkel: dit zijn de albums van de week