BOEK★★★★½
Frits van Oostrom schreef een vederlicht en soepel essay over Reynaert de Vos waarmee hij niet enkel vakgenoten maar ook millennials zal weten te inspireren
Frits van Oostrom is één van de weinige wetenschappers die met zijn publicaties het grote publiek weet te raken. De afscheidnemende hoogleraar historische letterkunde aan de Universiteit Utrecht beroerde een kwarteeuw geleden al de harten en de geesten van velen met ‘Maerlants wereld’ (1996), over de 13de-eeuwse schrijver Jacob van Maerlant, en recenter met ‘Nobel streven’ (2017), over ridder Jan van Brederode. Het eerste boek werd bekroond met de AKO Literatuurprijs, het tweede met de Libris Geschiedenis Prijs. Het nieuwe boek van de kersverse zeventiger is een even speels als erudiet essay over de beroemdste vrijbuiter uit de Nederlandse literatuur, met sinds vorige week zelfs een eigen venster in de canon van Vlaanderen.
Het verhaal van Reynaert de vos is genoegzaam bekend. De vos wordt aan het hof van koning Nobel gesommeerd om er berecht te worden voor zijn wrede misdaden – bedrog! Overspel! Mishandeling! Moord! Reynaert leidt Nobel en diens gezanten uiteindelijk meesterlijk om de tuin, waardoor hij de vrijspraak krijgt en onschuldige slachtoffers worden gestraft.
Van Oostrom leerde het verhaal kennen via een bewerking voor kinderen. Dat ‘beslissende boek’ werd de rode draad door zijn professionele leven, zij het in de roemruchte 13de-eeuwse versie van de verder anonieme auteur Willem die Madocke maecte. De Reynaerthistorie komt ook in andere Europese taalgebieden voor, maar geen van de vossenverhalen werd zo populair als Willems versie, die zich vermoedelijk op de as Hulst-Sint-Niklaas-Gent afspeelt.
Met tekstfragmenten uit ‘Van den vos Reynaerde’ en tal van extra bronnen illustreert Van Oostrom hoe Willems bewerking meer eenheid en samenhang vertoont dan het origineel en een strakkere spanningsboog heeft; hoe hij er stilistisch elke keer weer uit springt door levensechte dialogen in gepaarde rijmen, door zijn gevoel voor ritme en de toegevoegde couleur locale; en hoe hij de satirische toon vervangt door sardonische humor.
Alle superlatieven waarmee Van Oostrom Willem overlaadt, zijn ook op de hoogleraar van toepassing. Zijn vuistdikke werk is even zorgvuldig gecomponeerd als ‘Van den vos Reynaerde’. De resultaten van meer dan duizend publicaties worden erin verwerkt, zonder dat de lezer ook maar één keer het overzicht verliest. In die zin valt zijn boek ook te lezen als een liefdesverklaring aan de historische letterkunde. ‘De wetenschappers die zich nu al tweehonderd jaar in deze tekst vastbijten, hebben een beetje het imago van dorknopers, maar ik wilde laten zien hoeveel passie ze hebben,’ zegt hij in het tijdschrift Onze Taal.
Met zijn beeldrijke, maar nooit overladen en humoristische taalgebruik bewijst Van Oostrom alvast géén dorknoper te zijn. Zo typeert hij het dierenepos als ‘snijdend en bevrijdend’, roemt hij Willems welluidende rijmstijl omdat de stoplappen ‘er met een lantaarntje te zoeken zijn’, zet hij de klachtenregen in de Reynaertproloog treffend neer als ‘een gekrakeel van klagers’ en beticht hij de jongere versie van zichzelf van ‘jeugdige dadendrang’.
Van Oostroms ‘De Reynaert’ is een daad van grote generositeit. In zijn vederlichte, soepele essay deelt hij zijn eigen kennis en die van vele vakgenoten met het brede publiek, zoals een kok een complexe hap in een krokantje verpakt. Zo lovend als hij zich uitlaat over zijn leermeesters, zo uitnodigend schrijft hij voor ‘nieuwe Fritsjes’, zegt hij in het eerder geciteerde interview, in de overtuiging dat het eeuwenoude verhaal alles in zich heeft om ook millennials te verleiden en te inspireren.
MEER BOEKEN VAN DE WEEK: