BOEK★★★½☆
Het is heerlijk vertoeven in de tot in de puntjes afgewerkte wereld van ‘De vrouw die niet bestond’
Een kleine drie jaar na het enthousiast ontvangen ‘Zout’ komt Marc Reugebrink, een naar Gent uitgeweken Nederlander, met een boek over een jonge vrouw die op zoek gaat naar haar verdwenen vader. De man was jarenlang een gerenommeerd universiteitsprofessor die het volgens kwatongen niet zo nauw nam met de regels rond persoonlijke contacten met studentes. De man verkaste in 1989 naar Berlijn, en tegen alle geruchten in deed hij dat níét voor het lentefris vrouwelijk schoon aldaar, maar wel om te proeven van de onbesuisde, pas herwonnen vrijheid na de val van de Muur. Reugebrink tekent het relaas met grote precisie op, en uit zijn uiterst ritmische zinnen blijkt een duidelijk vakmanschap. Het onderwerp is niet bepaald urgent, maar dat hoeft ook niet: eigenlijk is dit boek zó losgezongen van de grote problemen van vandaag dat het juist verfrissend is. De soms wel erg doorwrochte dialogen en gedetailleerde uitweidingen kunnen het verhaal wel wat vertragen, maar storend is dat zelden. Reugebrink schreef immers niet alleen een reflectie op vrijheid en onafhankelijkheid die zo realistisch aanvoelt als non-fictie, maar hij bracht ook een wereld tot leven die tot in de puntjes afgewerkt is. Daar wat langer in vertoeven is allesbehalve onaangenaam.