20 jaar Amélie Poulain
Hoe de filmwereld verliefd werd op een Parijs dat niet bestaat
‘We’ll always have Paris’, klonk het in een filmklassieker die zich in, euh, Casablanca afspeelde. De filmindustrie is verliefd op de Franse hoofdstad, in al haar geuren en kleuren. De 20ste verjaardag van ‘Le fabuleux destin d’Amélie Poulain’ en het tweede seizoen van ‘Emily in Paris’ belichten maar een klein kantje van een stad die zowel rauw als romantisch kan zijn.
‘Dat Parijs bestaat en iemand ervoor zou kiezen om ergens anders in de wereld te wonen, zal altijd een mysterie voor mij zijn’, zegt Adriana (Marion Cotillard) in Woody Allens ‘Midnight in Paris’, een film die begint met een montage van stadsbeelden die postkaartjes in herinnering brengt en de Franse hoofdstad zo romantiseert dat je haast zou vergeten dat er heel veel redenen zijn om níét in Parijs te wonen – de vastgoedprijzen op kop. Maar dat Parijs tot de verbeelding spreekt van kunstenaars – Salvador Dalí, Ernest Hemingway en F. Scott Fitzgerald zijn allen personages in Allens film – én filmmakers, hoeft niet te verbazen. De stad is het perfecte decor voor een beenhard drama of voor een romantische komedie, en vaak is Parijs gewoon een personage op zich, met nog meer verschillende persoonlijkheden dan de stad arrondissementen telt.
Niet dat u dat per se te zien krijgt in ‘Emily in Paris’, de razend populaire maar fel bekritiseerde Netflix-reeks waarvan het tweede seizoen als eindejaarscadeau op u werd losgelaten. De reeks vertelt het verhaal van Emily (Lily Collins), die een bestaan in Chicago inruilt voor een job in Parijs, waar ze Fransen met sociale media leert omgaan. Ze neemt haar intrek in een oud appartement in het 5de arrondissement, van waaruit ze een met clichés vervuld Parijs ontdekt, bevolkt door karikaturen van onbeleefde obers, luie collega’s en seksistische, ontrouwe mannen, en opvallend weinig kleur, op één zwarte collega na. In het tweede seizoen wordt er bijgestuurd: Emily gaat in de bioscoop zelfs, net zoals Amélie Poulain dat 20 jaar eerder deed, naar François Truffauts klassieker ‘Jules et Jim’ kijken. Toch blijft de reeks een Parijse luchtbel met een gouden strik eromheen.
Series als ‘Emily in Paris’ en het nostalgisch-romantische ‘Midnight in Paris’ doen vermoeden dat de Franse hoofdstad aan de andere kant van de oceaan nog altijd door een erg karikaturale, stereotiepe bril wordt bekeken. Die stereotypen kunnen, zoals in ‘Emily’, negatief zijn, of zoals in ‘Midnight’, positief. Hoe dan ook mist zulk werk, net als de propere en pittoreske Pixar-film ‘Ratatouille’, de grijze zones van de stad. Hollywood-regisseur Ernst Lubitsch, bekend van klassiekers zoals het in Parijs gesitueerde ‘Trouble in Paradise’, zei niets voor niets: ‘Ik ben in Paris, France geweest, en in Paris, Paramount’, verwijzend naar de Hollywood-studio. ‘Paris, Paramount is beter.’
Nouvelle vague
De Franse iconen die in de laten jaren 50 een nouvelle vague over de Europese cinema deden rollen, waren fan van filmmakers als Lubitsch, maar leken van mening dat er in Parijs zelf voldoende straffe films te puren waren. Denk aan François Truffauts ‘Les 400 Coups’ en Jacques Rivettes ‘Paris nous appartien’t, waarin het 6de arrondissement dient als een toevluchtsoord voor verschoppelingen, zoals een communistische Amerikaan en een voor Franco gevluchte Spanjaard. En denk vooral aan Jean-Luc Godards ‘A bout de souffle’, waarin, net als in ‘Emily in Paris’, een Amerikaanse vrouw (Jean Seberg) door de straten van Parijs struint. Ze verdeelt de New York Herald Tribune op de Champs-Élysées (8ste arrondissement) en laat zich in met de charismatische crimineel Michel (Jean-Paul Belmondo), die na een conflict met de politie aan zijn einde komt op de Rue Campagne-Première (14de arrondissement). Godard draaide de film op locatie, zonder toestemming, wat bijdraagt aan de rebelse, spontane sfeer van de inmiddels klassieke nouvelle vague-film. Het is een vitaal, maar ook rauw beeld van la ville lumière.
Over lumière gesproken: op 22 maart 1895 toondne Auguste en Louis Lumière in Parijs aan zo’n 200 toeschouwers hun ‘Sortie des ouvriers de l’usine Lumière’: een evenement dat te boek staat als de eerste filmvertoning in de geschiedenis. Parijs en film, ze lijken voor elkaar voorbestemd. Parijs heeft een eigen filmbibliotheek, het Forum des Images, die in 1988 werd opgericht toen de latere president Jacques Chirac burgemeester was. ‘De echte ster van onze cinema en televisie is de stad’, stelde Chirac later. Vandaag telt het Forum des Images zo’n 8.000 films, series, kortfilms en documentaires over Parijs, die de stad ook creatief in leven houden. ‘We’ll always have Paris’, wist Rick Blaine (Humphrey Bogart) uit ‘Casablanca’ al.
De Parijs-flashbacks in ‘Casablanca’ werden opgenomen in Hollywood en aangelengd met stock footage van onder meer de Arc de Triomphe (8ste, 16de en 17de arrondissement). Dat je niet altijd ter plekke moet zijn om Parijs op pellicule te projecteren, bewees ook de Franse grootmeester Marcel Carné: tijdens de Tweede Wereldoorlog bouwde hij in Vichy-Frankrijk de grootste set uit de Franse filmgeschiedenis tot dan toe, om het Parijs uit de jaren 1830 tot leven te wekken. Geholpen door 1.800 figuranten maakte hij het magistrale epos ‘Les enfants du paradis’, een mierennest van een film die inzoomt op de 19de-eeuwse theaterwereld waarin kunst, romantiek en criminaliteit hand in hand gaan: de van theaters vergeven Boulevard du Temple (3de en 11de arrondissement) werd niet voor niets ‘Boulevard du Crime’ genoemd.
Bouwde Carné een Parijs uit het verleden, dan bouwde Jacques Tati ruim twintig jaar later het Parijs van de toekomst. Voor ‘Playtime’ construeerde hij een immense filmset net buiten de hoofdstad: een immens doolhof van kale, grijze, modernistische architectuur, dat de bijnaam Tativille kreeg. De regisseur zou later zeggen dat de set – en dus de futuristische stad – de ster was van zijn briljante komedie, waarin van het klassieke Parijs enkel een onpersoonlijke reflectie van de Eiffeltoren (7de arrondissement) in een glazen deur overblijft, samen met een eenzaam, ouderwets bloemenverkoopstertje op straat. ‘That’s really Paris!’, roept een Amerikaanse toerist.
Sprookje
Dat pittoreske, gezellige, romantische beeld van Parijs is misschien wel hetgeen dat het meest blijft hangen. Met dank aan ‘Le fabuleux destin d’Amélie Poulain’, Jean-Pierre Jeunets sprookjesachtige romance waarin Audrey Tautou in de straten van Montmartre (18de arrondissement) op zoek gaat naar liefde en geluk. Ter gelegenheid van zijn twintigste verjaardag werd Amélie vorige week, heel even toch, weer in de bioscoop uitgebracht.
‘Amélie’ toont een idyllisch en imaginair Parijs, met Montmartre als een in groengeel licht badend parallel universum waarin de trappen voor de Sacré-Coeur niet bezwijken onder toeristen. In Jeunets film krijgen zelfs de anders ietwat groezelige seksshops rond Place Pigalle een romantisch effect, en lijkt Montmartre een ouderwets Frans dorpje, afgeschermd van de hectische drukte van een miljoenenstad. Jeunet was zo slim om zijn camera niet neer te poten op de van karikatuurtekenaars vergeven Place du Tertre, maar hij laat de cafés en kruidenierszaken wel bevolken door eigenaardige typetjes, die variëren van sympathiek tot knorrig.
Opvallend: slechts één van die typetjes, het winkelhulpje Lucien (Jamel Debbouze), heeft een niet-westerse achtergrond. Amélie was over het algemeen een kritisch en commercieel succes – het is de best verdienende Franse film ooit in de VS – maar hier en daar klonk ook een sceptische noot over Jeunets portret van Parijs. Serge Kaganski, journalist van het tijdschrift Inrockuptibles, schreef in Libération een kritisch opiniestuk onder de titel ‘Amélie pas jolie’. Hij hekelde Jeunets nostalgische voorliefde voor “kleine, Franse stereotypen” die in het Parijs van rond de eeuwwisseling compleet gedateerd waren, maar bovenal hekelde hij het gebrek aan culturele diversiteit in de film: ‘Amélie’ zou, aldus Kaganski in een stelling die nogal kort door de bocht gaat, een prima propagandafilm zijn voor het Franse extreemrechts.
Dan schildert de prachtige, recent uitgebrachte stadssymfonie ‘Les Olympiades’ een opvallend hedendaagser, actueler en meer divers beeld van Parijs. De architectuur van het 13de arrondissement, een jungle van grijze appartementsblokken, leunt dichter aan bij het onpersoonlijke Parijs uit ‘Playtime’ dan bij het geromantiseerde portret uit ‘Amélie’. Regisseur Jacques Audiard liet zich overduidelijk inspireren door nouvelle vague-klassiekers, maar trapt nooit in de val van nostalgie, die in de hoofdstad altijd opengesperd staat. Op de soundtrack staan geen dromerige accordeons, maar knisperende elektronica en la ville lumière refereert hier aan de verlichte raampjes van zielloze appartementen in plaats van aan warme straatlantaarns op de Pont Neuf.
‘Les Olympiades’ volgt drie eenzame dertigers, wier roots in Zuid-Frankrijk, China en zwart-Afrika liggen en wier toekomst ze in Parijs hopen te vinden, met vriendschap, liefde en seks als leidraad. Een zwierige, swingende, bitterzoete stadssymfonie, die Parijs toont als een emotioneel labyrint waarin teleurstelling om elke straathoek loert. Tegelijk druipt de eindeloze, opwindende aantrekkingskracht van Parijs van elk shot. Als iemand aan Nora (Noémie Merlant) vraagt waarom ze haar geboorteplaats heeft verlaten, antwoordt ze simpelweg en vanzelfsprekend: ‘Pour m’installer à Paris.’
Een andere reden is soms niet nodig.
(DM)