BOEK★★★☆☆
In ‘Wat we gemeen hebben’ haalt Thijs Lijster een kudde eminente filosofen van stal om het neoliberalisme te belegeren en het concept ‘gemeenschap’ uit de klauwen van extreemrechts te bevrijden
In zijn nieuwe boek haalt docent kunst- en cultuurfilosofie Thijs Lijster een kudde eminente filosofen van stal om het neoliberalisme te belegeren en het concept ‘gemeenschap’ uit de klauwen van extreemrechts te bevrijden. Hij is niet de eerste en vast niet de laatste die zijn pijlen op het neoliberalisme richt, maar zijn originaliteit zit in het voorstel om naar de werkelijkheid te kijken door de bril van de ‘meent’, een stuk weidegrond in gemeenschappelijk bezit. De wereld beheren als ware het een buurttuintje, kortom.
Lijster blijft doorgaans in de filosofische wolken hangen, maar doet zijn best om zijn alternatief aan de hand van voorbeelden te illustreren. Zo legt hij uit dat vastgoedontwikkelaars winst persen uit de goede sfeer die buurtbewoners creëren, op dezelfde manier als socialemediaplatformen miljarden verdienen met onze data. Maar het alternatief – de meenten – stelt hij te rooskleurig voor. Een blik op de geschiedenis van meenten leert dat buitenstaanders er vaak werden uitgesloten. Ook vandaag duiken bij collectieve initiatieven steeds dezelfde gezichten op.
‘Wat we gemeen hebben’ verhaalt gezwind over de filosofische kritiek op het kapitalisme, van Karl Marx tot Judith Butler, maar de vraag hoe ‘meenten’ inclusief kunnen worden, blijft onbeantwoord.
MEER BOEKEN VAN DE WEEK: