Hotel mama
Langer thuis wonen in opmars: ‘Als je op een bepaalde leeftijd nog thuis woont, kan het echt niet dat je ouders nog regels opleggen’
Flink door kunnen sparen of gewoon voor de gezelligheid: onderzoekt toont aan dat jongvolwassenen steeds langer bij hun ouders blijven wonen. Gezien de economische situatie komt dat niet als een verrassing. Maar hoe ervaren de jongvolwassenen dat zelf?
‘Ondanks dat ik chronisch ziek ben, schaam ik mij dat ik als prille dertiger nog thuis woon’, vertelt Lien* (30). Om die reden wenst ze ook anoniem te blijven. ‘Ik dacht vroeger op deze leeftijd wel alleen te wonen en merk dat dit voorlopig nog steeds geen optie is. Als twintiger kon ik er nog mee leven, maar hoe ouder ik word, des te moeilijker ik het vind om het aan anderen te vertellen.’
Jongvolwassenen die net zoals Lien thuis wonen zijn met velen. In 1992 woonde – volgens cijfers van Stabel – 22,2 procent van de Vlaamse 25- tot 29-jarigen nog thuis. In 2022 waren er dat nog eens 5 procent meer. Het aantal 30- tot 34-jarigen dat thuis woont, bleef sinds 1992 vrij stabiel op 9 procent.
Waar een jongvolwassene vroeger, zoals Lien, schoorvoetend moest toegeven nog bij de ouders te wonen, gebeurt dat wel steeds meer met een bepaalde fierheid. Ook Bella DePaulo, psycholoog en auteur van Singled Out: How Singles Are Stereotyped, Stigmatized and Ignored, and Still Live Happily Ever After schreef over het vooroordeel dat vroeger kleefde aan single volwassenen die nog bij hun ouders wonen. Zij werden toen gezien als ‘losers’. Volgens DePaulo is dat beeld aan het veranderen en zijn jongvolwassenen die nog bij hun ouders wonen echt geen ‘sukkels’.
‘Nu ik erover nadenk,’ zegt Lien, ‘in onze groep vriendinnen van de universiteit ben ik niet de enige die nog thuis woont. Dat roept ook geen vragen op in onze groep of oordelen. Er wordt eigenlijk zelfs niet raar van opgekeken. Ondertussen is dat iets heel normaals. Ik weet wel dat ik me er eigenlijk niet om zou moeten schamen, maar toch…’
Lachen of smalen
Talia (32) die in Maasmechelen met haar ouders woont en liever niet met haar achternaam in de krant wil, vertelt dat haar omgeving er helemaal oké mee is, ‘maar buitenstaanders reageren er weleens lachend of smalend op. Ik denk dan gewoon: elk gezin is anders. Ik reageer daar niet op. Ik ken mijn plek en weet dat ik daar gelukkig ben.’
Fauve De Pauw (29) uit Wetteren wou al een aantal keer starten aan de zoektocht om een huis te kopen, maar haar leven liep anders. ‘Ik ben geboren met een hartafwijking. Toen ik in 2017 afstudeerde vond ik een job en wou ik alleen gaan wonen. Helaas moest ik in 2018 een zware operatie ondergaan, dus wist ik dat het geen optie was. Ik besloot door te sparen.’
‘In 2020 ondernam ik nog eens een poging, maar corona kwam tussenbeide. Ik switchte van werk en wachtte tot ik een vast contract kreeg zodat een lening vlotter zou verlopen. Dat kreeg ik net voor de zomer van 2022, maar in september begaf mijn pacemaker het en moest ik met spoed geopereerd worden. Nu revalideer ik en de wens om een huis te kopen zit weer even in de ijskast. Wanneer ik vertel aan mensen waarom ik nog thuis woon kan ik rekenen op begrip, maar eigenlijk vind ik dat jammer. Ook zonder tegenslagen mee te maken, zou het oké moeten zijn om thuis te wonen als jongvolwassene.’
Losrukken
Volgens Ignace Glorieux, tijdsocioloog aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB), klopt het dat dat beeld stilletjes aan verandert. ‘Wij moesten er vroeger niet over denken om onze ouders mee te nemen naar de proclamatie van ons afstuderen, terwijl dat nu niet meer dan normaal is.’ Glorieux stipt daar een belangrijk verschil met pakweg vijftig jaar geleden aan. Toen werd er geschamperd door medestudenten dat je een ouderskindje was als je je moeder of vader meezeulde naar wat voor veel jongeren toch een heel belangrijk moment in hun leven is.
Je zo snel mogelijk losrukken van je ouders was in de jaren 70 dan ook eerder een must dan uitzondering. ‘Zelfstandigheid was voor ons veel belangrijker’, vertelt Glorieux. ‘Als achttienjarige bijvoorbeeld nog op reis gaan met je ouders was not done. Je ging alleen op reis, met je rugzak en verbleef op een toffe camping met vrienden. Thuis moest je luisteren naar je ouders, wanneer je je daarvan losmaakte kon je eindelijk van wat vrijheid proeven.’
Die vroege nood aan vrijheid speelt vandaag misschien juist minder een rol. Een belangrijk verschil met vroeger: jongvolwassenen die nog thuis wonen, vinden dat nu vaker gewoon ook fijn en snakken minder naar dat losbreken. ‘Voor mij geldt de vraag: waarom niet alleen wonen in plaats van waarom wel?’, vertelt Talia. ‘Ik heb hier fijn gezelschap en vorm samen met mijn zussen en ouders een hecht gezin. Als ik me wil terugtrekken, heb ik mijn eigen slaapkamer met bureau en als ik mij alleen voel heb ik beneden gezelschap in de gemeenschappelijke ruimtes. Zij hebben geen last van mij en ik niet van hen. Bovendien zijn mijn ouders al op leeftijd en vind ik het fijn dat ik voor ze kan zorgen. Als je mij tien jaar geleden had gezegd dat ik nu nog thuis zou wonen, had ik je voor gek verklaard, maar ondertussen ben ik zo gehecht aan dit huis en de situatie, dat ik ook echt niet anders zou willen. Wij zijn supergelukkig met zijn drietjes en mijn zussen komen elke dag op bezoek.’
Interne keuken
Waar ook een enorm verschil in zit, is hoe de interne keuken van huishoudens is veranderd. ‘De band tussen ouders en kinderen is tegenwoordig eerder vriendschappelijk dan dat er een hiërarchische verhouding aanwezig is’, legt Glorieux uit. ‘Onderzoek toont aan dat ouders tegenwoordig sneller op een vriendschappelijke manier met hun kinderen omgaan, ook omdat dat dat als iets leuks en tofs naar de buitenwereld toe lijkt. Een conflict hebben of kinderen die niet naar huis komen, staat niet zo goed vandaag. Nu sms’en of whatsappen jongvolwassenen de hele dag door met hun ouders, twee generaties daarvoor moesten ze op zoek naar een telefooncel als ze contact wilden hebben met het thuisfront. Waar vroeger eerder een bevelshuishouding gangbaar was, neigen we nu sneller naar een onderhandelingshuishouding.’
Fauve herkent zich hierin. ‘Ik heb het geluk dat ik heel goed met mijn ouders overeenkom. Doordat wij samen al veel hebben meegemaakt, ontwikkelden wij een hechte band en verdragen we ook veel van elkaar. Ik moet bijvoorbeeld geen verantwoording afleggen thuis. Het is wel belangrijk dat wanneer je op een bepaalde leeftijd nog thuis woont, je ouders je geen regels meer opleggen. Dat kan dan echt niet meer.’
Talia ervaart dit ook zo. ‘Ik ben heel onafhankelijk, ik ga en sta waar ik wil. Mijn ouders vertellen mij niet hoe laat ik thuis moet zijn. Ik heb een fijne job die me veel voldoening geeft. Niet onbelangrijk: denk trouwens niet dat het hier hotel mama is, hé: ik help mijn ouders financieel in plaats van omgekeerd. Wanneer er verbouwingen aan het huis moeten gebeuren, betaal ik die ook mee. Zo investeer ik rechtstreeks in mijn plan om het huis op een dag over te kopen.’
Vastgoedprijzen
Talia duidt hier wel een belangrijke reden aan waarom veel jongvolwassenen toch langer thuis blijven wonen. De in het recente verleden sterk gestegen vastgoedprijzen zorgen er immers ook voor dat het steeds lastiger wordt om op je eentje een ruimte te huren die toch groter is dan de modale bezemkast.
‘De oudere generatie van dertig jaar geleden had een pak minder kosten dan de huidige’, legt Glorieux uit. ‘Uitgaven aan een smartphone, tablet, internetabonnement, maar ook aan meer comfort zoals een aparte inloopdouche in plaats van een simpel bad met douchekop, zijn nu zeer gangbaar. Als je daar de stijging van de huurprijzen en energiekosten bijrekent en in je achterhoofd houdt dat Vlamingen mensen zijn die, in vergelijking met andere landen, heel typerend jong een huis willen kopen, is het logisch dat jongvolwassenen wel twee keer nadenken voor ze uit huis weg gaan.’
Glorieux duidt dat een verschillende sociale achtergrond voor fluctuering kan zorgen, maar gaat ervan uit mensen die het thuis financieel niet makkelijk hebben, zeker opteren om langer thuis te blijven wonen.
‘Toen ik wou beginnen te werken na mijn afstuderen, merkte ik dat het moeilijk was in mijn regio om een job te vinden’, vertelt Lien. ‘Ik heb eerst een masteropleiding gevolgd en studeerde daarna af als 25-jarige vanuit een lerarenopleiding. De jobmarkt bestond uit dungezaaide interimjobs. Ik begon net met werken dus vond het ook niet sociaal dringend om alleen te gaan wonen. Helaas viel ik na twee jaar uit met aanhoudende vermoeidheidsklachten en na tig onderzoeken bleek ik met CVS te kampen. De onderzoeken en behandelingen kosten zo veel dat het financieel niet mogelijk was en is om alleen te gaan wonen.’
Drempel
Dat is trouwens ook een grote verandering tegenover vroeger stelt Glorieux. Hij legt uit dat jongeren die steeds langer naar school gaan, over het algemeen ook steeds later beginnen met werken.’ Glorieux is ondertussen 64 en blikt terug op de studenten tandheelkunde of geneeskunde en wat dubbelaars die vroeger een flinke uitzondering vormden. ‘Vandaag hebben 23- of 24-jarige studenten vaak al een andere opleiding uitgeprobeerd, afstuderen op je 26ste is zeker geen uitzondering. Bovendien blijven de meeste jongvolwassenen thuis wonen in Vlaanderen zolang ze studeren. Als ze op kot zitten, gaan ze in het weekend over huis om hun was te laten doen. In andere landen is dat minder gewoon, kijk maar naar Nederland waar ze op kamers gaan tijdens de studententijd. Zij dragen een groot deel van hun onkosten zelf en gaan werken ’s avonds of in het weekend.’
Glorieux duidt ook op resultaten waaruit blijkt dat de band tussen ouders en kinderen sterk blijft in het gemiddelde Vlaamse gezin zolang de kinderen nog studeren. Daaruit kunnen we ook afleiden dat hoe langer jongvolwassenen blijven studeren en dus thuis wonen, des te moeilijker het wordt om de drempel over te stappen naar het alleenwonen. Conclusie: hoe langer we studeren, des te later we gaan werken en dus ook zelfstandig wonen en kinderen krijgen.
Fauve geeft toe dat ze wel het idee heeft dat thuis blijven wonen haar datingleven beperkt en dat het mee aan de basis ligt waarom ze tot nu toe nog geen lange relatie is aangegaan met een partner. ‘Ik ben al heel lang vrijgezel, en het thuis wonen bemoeilijkt daar verandering in te brengen. Als je alleen woont, nodig je sneller iemand uit. Nu, ik stel sowieso niet snel iemand voor aan mijn ouders, maar het samenwonen beperkt mijn vrijheid daar wel wat in. Ik wil ook niet gelijk een fling voorstellen aan hen, want dan kom je meteen terecht in een heel serieuze fase waarin ik geen zin heb. Daardoor hou ik een eventuele relatie ook wel meer af onbewust.’
Ze vertelt verder hoe haar mama weleens vraagt met wie Fauve iets is gaan drinken, en vindt het logisch dat haar ouders ook vragen hebben over waar ze naartoe gaat. ‘Maar daardoor heb ik wel iets minder de ruimte om dingen te exploreren. Naar die periode kijk ik wel heel erg uit, ook al lijkt alleen wonen op dit moment een heel grote stap waar geen grijze ruimte tussen zit.’
Ook Talia merkt op dat een relatie uitbouwen iets lastiger is als je nog bij je ouders woont. Maar ze maakt zich daar vooralsnog niet druk om. ‘Ik ben gelukkig. Als ik ooit iemand tegenkom, zal hij ervoor moeten openstaan om hier te komen wonen, want mijn toekomst ligt in dit huis.’
*Lien is een schuilnaam.
(DM)