BOEK★★★★☆
Matthijs de Ridder schreef een voortreffelijke biografie over Vlaanderens grootste modernist Paul van Ostaijen
Als zoon van een ingeweken Antwerpenaar vond Paul van Ostaijen zijn draai niet in het verfranste en verstikkende vooroorlogse klimaat. Pauls opstandigheid tegenover het trio ‘godsdienst, vorst & staat’ leidde tijdens de Eerste Wereldoorlog tot de schepping van een nieuwe literatuur. Met het voornemen de literaire traditie van Gezelle en zijn vendelzwaaiende acolieten aan gruzelementen te slaan, debuteerde hij in 1916 met ‘Music-Hall’: klankrijke poëzie die de roes van het nachtleven in verzen vatte en die internationaal was – of wilde zijn. Vanaf zijn debuut werd de naam Van Ostaijen ‘synoniem met alles wat modern, uitdagend geformuleerd of simpelweg onbegrijpelijk was’, schrijft Matthijs de Ridder in zijn nieuwe, langverwachte biografie van ‘de dichter die de wereld wilde veranderen’. Wat in de levensbeschrijving het meest verrast, is dat Van Ostaijens experimentele poëzie blijkt te wortelen in een temperament dat gevormd was in de klassieke Vlaamse beweging. ‘Zot Polleken’ was dichter en dandy, maar ook flamingant. Zijn activisme, zijn liefde voor Emmeke, de expressionistische jaren in Berlijn, de outfits waarin hij zich uitdoste, de tragische dood van het dichtersgenie – het staat 95 jaar na zijn dood voor het eerst allemaal samen te lezen in Matthijs de Ridders voortreffelijke biografie over Vlaanderens grootste modernist.
MEER BOEKEN VAN DE WEEK:
Niets kan ‘De stad in je hoofd’ redden van het bombardement aan slechte zinnen (★☆☆☆☆)