BOEK★★★★☆
Met haar memoires ‘Besjes in het bos’ bewijst Margaret Atwood andermaal haar onnavolgbare felheid en vernuft
Margaret Atwood waagde zich tijdens haar lange carrière al aan bijna elk genre, van historische roman tot poëzie en essay. Elke keer deed ze dat met verve. Die trefzekere veelzijdigheid is enkel de allergrootsten gegeven en is één van de vele redenen waarom we zo gek zijn op Atwood. Toch bleef er één genre over dat onze favoriete crazy cat lady altijd koppig uit de weg ging: dat van de memoires. Maar kijk, op haar 83ste zou ze die persoonlijkste aller literatuurvormen eindelijk hebben omarmd. Of zoals ze zelf onlangs zei: ‘Dat je geen memoires moet schrijven is een idee van jonge mensen, van 70 bijvoorbeeld.’
Haar nieuwe verhalenbundel bevat al de voorzichtige sporen van die naar binnen kerende blik. Natuurlijk barst ‘Besjes in het bos’ weer van de vreemde creaturen en uitzinnige situaties, van bloeddorstige aliens en gifmengende heksen tot hybride slakmensen: anders zou het geen Atwood zijn. Maar daarnaast lijkt de schrijfster vooral gefascineerd door haar eigen oprukkende ouderdom en, nog meer, door haar peilloze verdriet na de dood van Graeme Gibson, de collega-schrijver met wie ze meer dan veertig jaar de sponde deelde. Beide thema’s zijn bij de Canadese schrijfster in veilige handen. Dat is een understatement van formaat: Atwood blijft ook op haar 83ste een alerte waarnemer van alles wat er rond haar beweegt, en ze strooit met levenswijsheden alsof het confetti is. Als kind van de vrolijke jaren 60 kijkt ze bijvoorbeeld met stijgende verbazing naar de hedendaagse cancel culture. Is die tomeloze roep om gerechtigheid verwant met de strijd die haar eigen generatie voerde, of is hij onheilspellender? Rechtlijnige antwoorden zul je bij Atwood niet vinden, rake observaties over taal – de spreekwoordelijke kanarie in de kolenmijn – wel: ‘Wat niet kan worden gezegd is in menselijke culturen altijd al een leitmotiv geweest.’
Een tikje melancholie, naar een wereld met minder smartphones, minder beknotting ook, is haar niet vreemd. Als ze terugblikt op haar leven met Gibson (in de bundel: het leven van Nell en Tig) ziet ze meer gevaren, maar ook meer vrijheid en achteloosheid. Tegelijk is Atwood zich ervan bewust dat die heimwee naar vroegere, ‘betere’ tijden ook maar gewoon een ouderdomskwaal is, net als jicht en broze botten. Toch is het moeilijk om als lezer niet jaloers te zijn op de warme, ongecompliceerde liefdesband tussen Nell en Tig, meteen ook het kloppende hart van ‘Besjes in het bos’.
Atwood heeft als publiek persoon een nogal stuurs imago, maar in deze bundel vertoont dat beeld van onverzettelijke iron lady voor het eerst scheurtjes. Alsof het verdriet om Gibson haar eindelijk dwingt (of toelaat) om haar kwetsbare kant te laten zien. De passages waarin ze haar prille rouwproces tegen het licht houdt (‘Het is geen tunnel. Er is geen einde’), zijn van het beste dat Atwood de voorbije decennia heeft geschreven. Ondanks de loodzware thema’s blijft ze één van de grappigste schrijvers van haar generatie. Daarbij is ze zelf vaak kop van Jut, ‘want omdat je oud bent sta je toch al voor schut.’ Als er al een valse noot te bespeuren valt, is het wel ‘Vrijstaat’, een kort verhaal uit 1986 dat Atwood voor deze bundel opduikelde en bijschaafde, maar dat toch vooral een mindere versie van ‘Het verhaal van de dienstmaagd’ blijkt.
Als schrijfster is Atwood niet voor één gat te vangen. Feministe, eco-warrior, pionier… Ze is het allemaal, en toch doet die opsomming haar talent, haar onnavolgbare felheid en vernuft, nog altijd oneer aan. Zo gaat dat met de allergrootsten.
MEER BOEKEN VAN DE WEEK: