BOEK★★★★½
Op een indringende manier laat Mustafa Khalifa in ‘De schelp’ zien hoe iedere gevangene op zijn eigen manier probeert te overleven
De Syrische auteur Mustafa Khalifa (74) was al op jonge leeftijd politiek actief in de communistische partij. Die was verboden in Syrië, en Khalifa betaalde een hoge prijs voor zijn engagement: vijftien jaar lang leefde hij in de illegaliteit, en twee keer werd hij opgepakt en gevangengezet. Na zijn vrijlating ging hij naar Parijs om er kunst en film te studeren. Toen hij in 1982 naar Syrië terugkeerde, werd hij weer gearresteerd en zat hij dertien jaar achter de tralies, zonder ooit berecht te zijn. Toen hij op vrije voeten kwam, kreeg hij een reisverbod opgelegd. Pas in 2006 mocht hij vertrekken, eerst reisde hij naar de Emiraten en vijf jaar later opnieuw naar Parijs.
In de schokkende roman ‘De schelp’, intussen in tien talen vertaald, vertelt Khalifa zijn eigen verhaal, vermengd met dat van een goede vriend, net als hij een politieke gevangene. Het toneel: de benauwende ruimte van een barak, jarenlang de verblijfplaats van een groep geïnterneerden. Alleen de doden worden vervangen door nieuwe gezichten. Elke dag voltrekken zich dezelfde verschrikkingen, en op dinsdag en donderdag vinden op de binnenplaats bovendien executies plaats. ‘Door te luisteren naar het ploffen van de neervallende lijken op de bodem van de truck, weten we hoeveel doden er die dag zijn gevallen.’
Khalifa doet je het hele boek door de spanning in het bewustzijn van een anonieme hoofdpersoon voelen. De man, opgevoed als christen maar nu atheïst, is per vergissing in de gevangenis beland. Zijn medegevangenen, grotendeels extreem religieuze Moslimbroeders, beschouwen hem als een onreine ongelovige. De spanning wordt nog opgedreven door de tegenstelling tussen de gevangenis, met haar ‘geur van wreedheid en onbarmhartigheid’, en de wereld erbuiten. Die neemt na verloop van tijd steeds droomachtiger dimensies aan, want het geheugen van de hoofdpersoon verliest geleidelijk aan kracht. Maar er is nog altijd zijn blik, wat resulteert in het ‘dagboek van een gluurder’. Daarbovenop is er de knagende spanning of de dood zal komen, of toch de bevrijding.
Op een indringende manier laat Khalifa zien hoe iedere gevangene op zijn eigen manier probeert te overleven en hoe de meesten hun menselijkheid kwijtraken, terwijl een enkeling er ondanks alles in slaagt om iets van waardigheid te behouden.
Dan breekt eindelijk de dag van de vrijlating aan. Tot zijn verbijstering constateert de verteller dat er iets bestaat dat nog erger is dan gevangenschap: als een gebroken mens terugkeren naar het gewone leven. ‘Ik heb het idee dat ik door een onoverbrugbare kloof van de buitenwereld word gescheiden. Dat geldt zelfs voor de mensen die me het meest na staan. Ik ging bij mezelf na of ik iets voor hen voelde, maar dat bleek niet zo te zijn. Ik had geen gevoel.’ De schelp die hij in de gevangenis als een pantser om zich heen had gevormd, is nu een andere soort schelp geworden: één die hem moet beschermen tegen de angst om weer net zo te moeten leven als andere mensen. ‘In de eerste schelp was er nog de hoop dat het beter zou worden. In de tweede schelp is er niets anders dan het Grote Niets.’
Khalifa’s indrukwekkende, ontstellende roman voegt iets wezenlijks toe aan de al bestaande autobiografische verhalen over gevangenschap, zoals de kamp- en gevangenismemoires van Varlam Sjalamov, Angela Davis en Breyten Breytenbach. ‘Jonge lezers beschouwen het als de bijbel van de revolutie,’ kreeg de auteur te horen toen hij werd geïnterviewd over ‘De schelp’. Ontnuchterd na zestien jaar in diverse gevangenissen antwoordde Khalifa: ‘Sommigen zijn eenvoudigweg niet in staat om over hun ellende te praten. Mijn boek maakt het blijkbaar mogelijk om hun ervaringen een plaats te geven.’
MEER BOEKEN VAN DE WEEK:
‘De straatwaarde van de ziel’ spreekt niet enkel het verstand, maar ook de verbeelding aan (★★★★☆)