BOEK★★★½☆
Sober en minutieus reconstrueert Colm Toibin het leven van Thomas Mann in chronologische volgorde
Met ‘De tovenaar’ zet Colm Tóibín een onderneming op die twee keer risicovol is. Hij beademt het levensverhaal van Thomas Mann (1875-1955), terwijl anderen daar eerder al een flink perceel regenwoud voor lieten klieven. Daarnaast kiest de Ierse rasverteller niet voor een aan bronnen vastgelijmde biografie, maar wel voor een roman, waarin hij zichzelf de vrijheid van de empathische interpretatie toestaat, en dus van de fictie.
Sober en minutieus reconstrueert de schrijver het leven van de andere schrijver in de juiste chronologie – van Manns onbehaaglijke jeugd in Lübeck via zijn ballingschap in de VS (uit afkeer voor de nazi’s) tot zijn terugkeer naar Europa. Tóibín baseert zich op het werk en de dagboeken van Thomas Mann, op de bibliotheek die over de schrijver en zijn familie verschenen is, en nog het meest op zijn eigen scherpzinnige, maar nooit opdringerige inlevingsvermogen. In de passages over zijn verdoken homoseksualiteit en zijn pragmatische huwelijk met Katia Pringsheim tilt die empathie ‘De tovenaar’ naar een wonderlijk niveau. De schrijver is een schrijver geweest – geen echtgenoot voor Katia, geen vader voor hun zes kinderen. Tóibín klimt in het hoofd van tovenaar Mann en noteert een pakkend rapport over de eenzaamheid die daar woekerde.