BOEK★★★★☆
Tove Ditlevsen gooit vooral hoge ogen met haar combinatie van messcherp psychologisch inzicht en haar klassieke maar heldere schrijfstijl
Het druppelt de laatste jaren ‘vergeten’ meesterwerken, romans die alsnog uit de plooien van de literaire geschiedenis worden gered. Niet zelden gaat het om werk van vrouwelijke auteurs, zoals onlangs nog ‘De gelukzalige jaren van tucht’ van Fleur Jaeggy. De volgende ‘beste schrijfster die u nooit las’ staat ondertussen alweer klaar in de hoedanigheid van de Deense Tove Ditlevsen. In haar thuisland is Ditlevsen al jaren ongekend populair, maar haar veroveringstocht buiten de eigen landsgrenzen begon pas twee jaar geleden, met de eerste volledige vertaling van haar Kopenhagen-trilogie. In dat autobiografische drieluik legt ze haar woelige levensloop bloot, van de verlammende eenzaamheid die haar jeugd kleurde tot haar problematische jaren als volwassene. Ditlevsen was maar liefst vier keer getrouwd en had evenveel kinderen bij verschillende mannen. Op latere leeftijd raakte ze verslaafd aan pijnstillers, met een dodelijke overdosis op haar 58ste als trieste coda. In haar trilogie beschrijft de Deense al die ellende met zo’n beheerst meesterschap dat je je inderdaad kunt afvragen waarom dat zo lang voor de buitenwereld verborgen is gebleven.
Haar voorlaatste roman ‘De gezichten’ (uit 1968) is geen autofictie, maar het hoofdpersonage Lise Mundus leunt wel dicht aan bij de Tove Ditlevsen uit de Kopenhagen-trilogie. Lise, een succesvolle jeugdboekenschrijfster, lijdt aan wat psychologen vandaag het oplichterssyndroom zouden noemen en is doodsbang om ontmaskerd te worden als non-talent. Ook in haar ongelukkige huwelijk en als moeder voelt ze zich mislukt, opgesloten en eenzaam. Op het eerste gezicht ontvouwt ‘De gezichten’ zich als een spannende psychologische thriller in de stijl van de betere Hitchcock. Lise lijkt langzaam haar verstand te verliezen – of is dat gewoon wat haar overspelige man en haar kindermeisje haar willen doen geloven? Het fijne aan ‘De gezichten’ is dat je na drie hoofdstukken dénkt te weten waar het naartoe gaat, waarop Ditlevsen haar verhaal een andere kant op stuurt. Lise blijkt allerminst een betrouwbare verteller en glijdt almaar verder af in de waanzin. Vanaf dan is het als lezer aanklampen en vrolijk mee ontsporen. Lise raakt verstrikt in een web van waanvoorstellingen, ingebeelde stemmen, complottheorieën en gewelddadige fantasieën.
Ditlevsen brengt die waanzin goed, akelig goed tot leven. Zin en waanzin, gek en normaal zijn bij haar geen tegengestelden, het zijn geliefden die voortdurend in een gevaarlijke dans met elkaar verwikkeld zijn. Uiteindelijk is Lises ontsporing ook maar de overtreffende trap van wat elke mens kan overkomen. Door deel te nemen aan de wereld nemen we elke dag het risico dingen te voelen – de eerste stap naar waanzin, zo weet ook Ditlevsen. ‘En wil je bevrijd worden van gemis en verdriet, dan moet je niets op aarde liefhebben.’
Zelf gooit Ditlevsen vooral hoge ogen met haar combinatie van messcherp psychologisch inzicht (‘Rust was niet bestaan in het bewustzijn van andere mensen’) en haar klassieke maar heldere schrijfstijl: armen die iemand wiegen ‘als lauw water’, een gezicht dat eruitziet ‘als een oude handschoen’. Net als veel meesterwerken balanceert ‘De gezichten’ soms op het randje van de onleesbaarheid. Wanneer we samen met Lise de psychiatrie induiken, wordt Ditlevsens proza zo beklemmend dat je naar adem gaat happen. De auteur schenkt haar hoofdpersonage, en daarmee haar lezer, ook geen verlossing aan het eind. Daarvoor was ze waarschijnlijk te zeer doordrongen van de onrechtvaardigheid van het bestaan: ‘Het leven bestond uit een aantal piepkleine, onopvallende gebeurtenissen en je werd omvergelopen als je er ook maar eentje over het hoofd zag.’
Het oeuvre van Ditlevsen is aardedonker maar ook razend interessant. Het perfecte gezelschap voor een nieuw coronajaar.