BOEK★★★★☆
Van alle coronaromans is het inventieve ‘Cholerastad’, over de cholera-uitbraak rond 1850, de roman waar we het meeste behoefte aan hebben
Rond 1850 maakte een grote cholera-uitbraak in Amsterdam duizenden slachtoffers. De stad zuchtte onder een hittegolf en de stank die uit de grachten wasemde was onverdraaglijk. In zijn nieuwe roman ‘Cholerastad’ duikt Atte Jongstra in die periode. Met behulp van honderden krantenberichten vertelt Jongstra een verhaal van twee Amsterdamse heren, de archivaris Boevers en de boekhandelaar Peek, die kennelijk echt bestaan hebben. Samen vormen ze een Club die de argeloze Amsterdammers wil informeren over de dodelijke ziekte, terwijl ze zelf van toeten noch blazen weten. Dat het de goedbedoelende heren niet voor de wind zal gaan met hun Club is wel duidelijk. Tussen hun perikelen door vinden we telkens weer die krantenberichten: nieuws, personalia, roddels, advertenties en wat al niet. We leren dat nepnieuws in de 19de eeuw ook welig tierde en dat artsen alle zeilen moesten bijzetten om de Amsterdammers van de drank te houden (want nee, alcohol hielp niet tegen cholera). De personages zijn heerlijk in hun zelfgenoegzame streven naar het goede, het taalgebruik is rijk, het ademt Multatuli en Flaubert. Behalve die mondkapjeshandel en de desinformatie rond de ziekte duiken in het boek overal parallellen op met de coronapandemie, en iedere keer doen ze je glimlachen. Atte Jongstra op z’n best.
MEER BOEKEN VAN DE WEEK: