BOEK★★★½☆
‘Vietnamees in Parijs’ is een knettergekke, maar uitermate prikkelende roman
De verteller in ‘Vietnamees in Parijs’ is de Noord-Vietnamese dubbelspion die we leerden kennen in ‘De sympathisant’, Viet Thanh Nguyens bekroonde debuut uit 2016. Anno 1981 komt de innerlijk verscheurde Vo Dahn met zijn communistenvretende ‘bloedbroeder’ Bon in de lichtstad aan. Door een baantje in ‘het slechtste Aziatische restaurant in Parijs’, dekmantel van de criminele organisatie van ex-landgenoot ‘Boss’, raken de twee, als huisdealers van de Parijse bohemienintellectuelen, verzeild in de hasjhandel én in een bloedige bendeoorlog. Voer voor een plot vol cartoonesk ‘Reservoir Dogs’-geweld, martelscènes en droge ironie. Maar die thrillerplot is bijzaak: ook dit keer draait het om de voortratelende innerlijke monoloog van de verteller. Over de abjectheid van kapitalisme, kolonialisme en racisme. Over de vraag of hij, bastaardzoon van een Franse priester, deels verantwoordelijk is voor wat ooit een beschavingsmissie heette; over het failliet van idealen, de waarde van engagement en oneindig veel meer. Zijn gedachtestroom is doorspekt met oneliners (’Ah, tegenstrijdigheid! De eeuwige lichaamsgeur van de mensheid!’) en citaten van Marx, Sartre en De Beauvoir. Je zou het een satirisch-filosofische misdaadroman moeten noemen. Knettergek, waarschijnlijk deels mislukt, maar uitermate interessant en prikkelend tegelijk.
MEER BOEKEN VAN DE WEEK:
In ‘De grote Kalanag’ wordt de goochelaar interessanter voorgesteld dan hij was (★★☆☆☆)