BOEK★★★★☆
‘Waanzin aan het einde van de aarde’ is een meeslepend verhaal over de epische ontdekking van nieuwe horizonten, zonder de wrange koloniale nasmaak van verovering en onderwerping
Toen de Belgica op 16 augustus 1897 de Antwerpse haven uit voer, wist niemand aan boord wat hem te wachten stond. In ‘Waanzin aan het einde van de aarde’ neemt journalist Julian Sancton ons mee op deze ontdekkingstocht naar het witte einde van de wereld: Antartica. Slechts drie expedities waren de Belgica voorgegaan, de laatste een halve eeuw eerder. Jules Verne en Edgar Allan Poe domineerden de beeldvorming over Antartica, en het lot van de in 1845 gestrande expeditie naar de Noordpool die niemand had overleefd, lag nog vers in het geheugen. De bestemming was mysterieuzer en de tocht gevaarlijker dan we ons vandaag kunnen voorstellen. En ook deze expeditie werd geteisterd door rampspoed. Sancton, hoofdredacteur van het tijdschrift Departures, beschrijft de calamiteiten zo spannend dat je vaak de neiging hebt om alinea’s over te slaan, zodat je sneller weet hoe het afloopt. Dat gebeurt niet zo vaak als je non-fictie leest.
Toch is ‘Waanzin aan het einde van de aarde’ veeleer een psychologische thriller dan een spectaculair rampenrelaas. De spanning tussen de bemanningsleden knettert voortdurend op de achtergrond en komt soms hevig tot uitbarsting. Lange tijd samen in hetzelfde schuitje zitten leidt sneller tot onenigheid dan tot samenhorigheid. Voorts giert de doodsangst de hele reis lang door het schip. Elk moment kan de zee in een wild bewegende bergketen veranderen. Het ijs verschuift voortdurend en kreunt bovennatuurlijk in de muisstille vlakte, en kan het schip elk moment tot gruzelementen verpletteren. Door diep in de hoofden van de bemanningsleden te kruipen, waagt Sancton zich op glad ijs, maar voor de beschrijving van hun psychische aftakeling kan hij wel terugvallen op de dagboeken die tien opvarenden hebben bijgehouden. Vooral de Amerikaanse scheepsarts Frederick Cook heeft nauwgezet de lichamelijke en mentale toestand van zijn lotgenoten beschreven.
Sancton spit de levens van de belangrijkste bemanningsleden verder uit door te verhalen wat hen tot de expeditie heeft gedreven. De in armoede opgegroeide Cook is het eigenlijke hoofdpersonage, en zijn optimisme en scherpzinnige creativiteit houden de expeditie op koers. Hij waagt zich aan een avontuur met de Noorse held Roald Amundsen, de medepassagier die al lang van een poolexpeditie droomde. Zijn enthousiasme vormt een scherp contrast met de lethargie van de Belgische commandant Adrien de Gerlache, een kundige zeevaarder, maar beroerde reisleider. De andere Belgen aan boord blijken een zootje ongeregeld: zij mochten enkel mee omdat de expeditie door België werd gefinancierd. Wie zijn vaderlandsliefde een boost wil geven, leest deze geschiedenis beter niet.
Naast de Noren en de Belgen zijn er ook Oost-Europese wetenschappers aan boord: zij nemen meer dan vierhonderd soorten dieren en planten mee. Julian Sancton voegt handig een flinke scheut wetenschap toe aan zijn relaas zonder dat het tempo vertraagt. Cooks observaties over de vernietigende kracht van aanhoudende duisternis op een bemanning, bijvoorbeeld, zijn relevant voor de ruimtevaart vandaag. Ook mariene weetjes dobberen voorbij. Zo blijkt dat schippers wel degelijk olie op de golven gooiden tijdens een storm om te vermijden dat de wind er vat op kreeg.
‘Waanzin aan het einde van de aarde’ is een meeslepend verhaal over de epische ontdekking van nieuwe horizonten, zonder de wrange koloniale nasmaak van verovering en onderwerping. Dankzij de dagboeken slaagt Julian Sancton er buitengewoon goed in de gevoelens, geuren en geluiden tijdens de reis tot leven te wekken. Zo maakt deze debutant meer indruk dan veel ervaren auteurs, en zijn schrijfvaardigheid doet hopen dat het niet zijn laatste literaire non-fictiewerk is.