BOEK★★★☆☆
‘Zeer fijne boy’ verveelt al snel voor wie geen fan is van Gerard Reve of Jef Rademakers
Geen fanclub zo vervelend als de revianen. Vijftien jaar na het verscheiden van hun schutspatroon Gerard Reve slaapt een groepje pensioengerechtigden nog altijd met het werk van ‘de grote volksschrijver’ onder het hoofdkussen. Zij zullen verheugd zijn met de honderd pagina’s die ‘Zeer Fijne Boy’ telt – het risico op nekklachten is beperkt. Negentien brieven bevat het boekje, gericht aan tv-maker Jef Rademakers, aan wiens tv-programma’s Gerard Reve in de jaren 80 en 90 zijn medewerking verleende. De voorbereiding van die programma’s bepaalt voor een groot deel de inhoud van de correspondentie. Gerard bespreekt tot in detail zijn wensen voor de opnamelocaties, kledingkeuze, voice-overteksten en wat niet al. De werkmemo’s vervelen snel voor wie geen fan is van één van beide heren. Gelukkig valt er genoeg te lachen: Reve laat zijn goddelijk licht schijnen op het feminisme, de neerwaartse evolutie van plastic aanstekers, de naamgeving van Rademakers’ verwachte dochter en het katholieke geloof, genoeglijk dooraderd met recreatief racisme en provocatieve pederastie. Jammer dat Reves schrijftalent nog benadrukt moet worden door overbodige bijdragen van drie fanboys – Mathias Danneels, Christophe Vekeman en de geadresseerde zelf. Beter was ‘Zeer Fijne Boy’ een dertigtal pagina’s dunner geweest.