CD★★★½☆
Op ‘Rush!’ zijn de Italianen van Måneskin nog altijd even gek. En gelukkig maar
Vrouwelijke bassisten: ze zijn op twee handen te tellen in de popmuziek. Suzi Quatro, Tina Weymouth, Kim Deal en Gail Ann Dorsey kan ik zonder googelen en lang nadenken opnoemen, maar veel verder raak ik niet. Wat, zult u zeggen, helemaal aan mij en ongetwijfeld aan mij alleen ligt. Terwijl één van de belangrijkste bassisten van de pop toch een vrouw is: de voor het grote publiek schier onbekende Carol Kaye baste in de jaren 60 op veel van het beste van Phil Spector en The Beach Boys.
Dankzij Måneskin kan ik er eentje aan mijn lijst toevoegen: de kwikzilveren Victoria De Angelis, die vaardig met vier snaren overweg kan en ook bijzonder populair is als zij niet op een podium staat. En met reden. Bijna vier miljoen fans heeft ze op Instagram, die ze op tijd en stond verwent met verleidelijke poses en vele strategisch met pleisters afgeplakte tepelhoven, want bloot mag niet op de sociale media. Maar ook met virtuoos musiceren, terwijl ze geen seconde stilstaat. Het is mij altijd een raadsel geweest hoe mensen dat doen, en zij beheerst dat kunstje als geen ander. Haar vaardige basspel houdt de groep overeind in de bochten, en die zijn er op ‘Rush!’, hun nieuwe, nog maar derde plaat.
Nog geen twee jaar geleden won Måneskin het Eurovisiesongfestival. Dat de groep internationaal al zo ver staat, is een godswonder te noemen: veel winnaars konden hun nieuwe plaatjes vroeger na drie maanden alleen nog kwijt in de tweedehandsbakken op de zondagse markt. Niet zo bij deze Italianen, die met hun extraverte italoglamrock en androgyne stijl niet van de podia weg te slaan zijn. Alsof het 1970 is en The Sweet terug is.
Zes jaar geleden stonden ze nog te busken in Rome, vorige zomer sprong zanger Damiano David zeer schaars gekleed in het publiek toen ze voor The Rolling Stones openden in de VS – ook Mick Jagger is een fan. Net zoals Tom Morello van Rage Against the Machine, die fijne krullen draait op ‘Gossip’, een vuist van een song.
‘Rush!’ komt wel wat traag op gang: de riffs klinken cliché en het enthousiasme van de groep raakt maar moeilijk tot bij de luisteraar. Tot ze na song nummer elf plots weer hun moedertaal omarmen en ze meteen veel echter en gedrevener klinken. ‘Mark Chapman’ is top, ‘La fine’ al evenzeer en ‘Il dono della vita’ zelfs indrukwekkend – een sleper vanjewelste.
Na het bekende en beukende ‘Supermodel’ (‘She loves the cocaine, but cocaine don’t love her back’) eindigt de plaat in schoonheid: bittere tranen worden er gehuild op de powerballad ‘The Loneliest’, een Harry Styles-achtige tearjerker die op hun volgende stadiontournee de zaak ongetwijfeld in vuur en vlam zal zetten.
‘Sono fuori di testa’: ze zijn nog altijd even gek. En gelukkig maar.