Clement Peerens eert Guy Mortier: ‘Elvis gaf hem tips en kritiek, in zijn typische telegramstijl’
Vorige week werd de Prijs voor Algemene Culturele Verdienste uitgereikt aan Guy Mortier. Het ontroerendste moment van de plechtigheid was voor velen de toespraak van Clement Peerens, waarin de Antwerpse rocker een paar sleutelmomenten uit het leven van de gevierde beschreef. Het werd een warm verhaal over vriendschap en samenwerking, over de oceanen heen.
Beste Guy,
mevrouw de minister,
vrienden van Guy,
waarde cultuursnobs,
Twee mensen zijn heel belangrijk geweest in het leven van de laureaat: Elvis Presley en de Schuer.
Om met de eerste te beginnen: eind jaren 50 stuurde de piepjonge Guy een verzoekschrift naar Humo.
‘Waarde redactie,’ schreef de knaap wiens bovenlip slechts wat dons vertoonde, waarvan niemand kon vermoeden hoe majestueus dat ooit nog zou uitgroeien, ‘zou het u pas geven als ik mij ijlings naar Duitsland zou begeven, teneinde dhr. Presley Elvis te interviewen, die aldaar zijnen legerdienst vervult?’
De hoofdredactie zag dat wel zitten. Elvis werd beschouwd als één van de domste mensen op de aardbol. ‘Die man heeft niks te vertellen,’ oordeelde men, ‘ideaal voor een beginnende interviewer!’
De realiteit was evenwel anders.
Toen Guy schuchter aanklopte aan de barak van Elvis, zat die ‘Sein und Zeit’ van Heidegger te lezen.
‘Ik dacht: als ik dan toch in Duitsland ben, kan ik misschien ineens de taal en de cultuur leren,’ verklaarde de scheefgebekte wereldster. ‘De meeste andere Europese talen heb ik trouwens al onder de knie. We kunnen het gesprek gerust in het Nederlands voeren, als ge dat wilt. Of in een dialect naar keuze. Ja, ook termen als javel, tournevies, kloefkapper en patatbloem behoren tot mijn vocabulaire.’
De eerste (en enige) vraag van Guy ging over de song ‘Love Me Tender’, waarin een citaat van Shakespeare staat, te weten: ‘The world is a stage’. Elvis schoot meteen in gang. Hij poneerde dat dat de enige fatsoenlijke zin is die Shakespeare ooit had geschreven, en hij staafde zijn stelling met een analyse van de belangrijkste toneelstukken van de Stratfordse bard. Tussendoor dronk hij twee liter cola. Hij bewees dat Shakespeare op dramaturgisch vlak volkomen had gefaald, en hij eindigde met de bewering dat Shakespeare een knoeier was, die de schaarse acceptabele passages in zijn werk links en rechts had gejat.
Na het interview zei Elvis: ‘Zo! Gij wilt dus iets doen in de geschreven pers. Wat vindt ge van het New Journalism?’
Guy hoorde het in Keulen donderen. Elvis begon aan een lange uiteenzetting over subjectiviteit, Norman Mailer en Truman Capote, maar toen hij in de angstige oogopslag van Guy slechts totale verwarring zag, zei hij afrondend: ‘Met andere woorden: als ge een interview publiceert in uw boekske, zet daar dan ‘Humo sprak met’ boven!’
‘Maar meneer Presley!’ protesteerde Guy voorzichtig. ‘Humo is een blad. En papier heeft toch geen stembanden? Hoe kan dat dan met iemand spreken?’
‘Doe maar gewoon wat ik zeg!’ sprak Elvis gebiedend. ‘En ik ga een abonnement op dat boekske nemen om de boel in de gaten te houden.’
Een vriendschap per briefwisseling
Nog geen zes weken later kwam er een brief uit Graceland. Huiverend maakte Guy de enveloppe open. Elvis gaf tips en kritiek, in zijn typische telegramstijl.
‘Dossier over seksueel misbruik is sterk. Maar op pag. 68 lees ik: ‘Zwaargeschapen monnikken dwaalden hijgend door de slaapzalen...’ Monniken is met één k, Guy! Zelfde blz.: ‘Met wat make-up en een witte toga wende de bisschop voor een lieftallig verpleegstertje te zijn.’ Moet wenDDe zijn. Twee d’s, astemblieft! Lay-out tv-blz. kan beter. Niet bang zijn om de kaart van de humor te trekken voor de cover! Tip: maak eens een dossier over hamburgers. Week 1: hoe maak ik een hamburger? Week 2: hoe maak ik twee hamburgers? Week 3: hoe stoof ik een eekhoorn? Want van gestoofde eekhoorn, opgevuld met spek en varkensgehakt, kunt ge superhamburgers maken. Ja, superhamburgers! Daar wat gesmolten kaas over, dat is het paradijs. Guy, neem uw journalistieke verantwoordelijkheid op. PS: En daar dan nog een omelet overheen, en twee gezinsflessen cola, zalig!!! Groeten, Elvis Aaron.’
Zo volgden er vele epistels, en er ontstond een mooie, jarenlange vriendschap per brief.
Een arduinen vensterbank
In 1977 overleed Elvis aan extreme constipatie (volgens de lijkschouwer was het alsof de zanger een arduinen vensterbank moest baren). Niemand durfde dat tegen Guy te zeggen, want men wist dat het slechte nieuws hem mentaal zou breken.
De briefwisseling viel uiteraard stil. En Guy meende te weten wat de oorzaak was. ‘Den Elvis is in zijn gat gebeten omdat hij nooit wordt gevraagd voor Torhout-Werchter,’ redeneerde hij. ‘Vandaar zijn stilzwijgen. En hij heeft gelijk, een mens zou voor minder verbitterd zijn.’
Tijdens de eerstvolgende vergadering over de affiche van Torhout-Werchter sloeg Guy op tafel.
‘Ik eis dat Elvis top of the bill staat. Als het te duur zou zijn, wil ik desnoods mijn eigen spaargeld aanspreken.’
Het bleef stil. De aanwezigen begonnen wenkbrauwen fronsend het blad van de vergadertafel te bestuderen, tot iemand de situatie redde: ‘We hebben Elvis gecontacteerd, Guy. Hij kan helaas niet. Het is dat weekend eekhoornfestival in Graceland.’
Dat klonk geloofwaardig. In zijn laatste brief had Elvis trots gemeld dat zijn kwekers erin waren geslaagd eekhoorns van vijftien kilo te fokken door hen elke dag met een trechter drie liter cola in de bek te gieten. Op de juiste manier klaargemaakt hadden hun staarten iets van een Duitse braadworst die je heerlijk kon afkluiven.
Het probleem was maar tijdelijk opgelost. Het volgende jaar eiste Guy opnieuw de ereplaats voor Elvis op. Toen maakten ze hem wijs dat Elvis tijdens het weekend van T/W zijn schoonbroer moest helpen verhuizen.
Zo kon het niet verder. Er werd een geheime bijeenkomst gepland. Zonder Guy.
Een beetje empathie kan wonderen verrichten
Er was maar één agendapunt: iemand moest het rampzalige nieuws vertellen, liefst op een menselijke, begripvolle, meevoelende manier.
De voorzitter opende de vergadering.
‘Wie van jullie beschikt over de meeste empathie?’
De Schuer stak zonder aarzelen zijn hand op. Daarmee was de vergadering ten einde.
Onmiddellijk ging de Schuer aan de slag. Hij stuurde een briefkaart naar de nietsvermoedende hoofdredacteur. ‘Beste Guy, er is iemand overleden. Zijn achternaam bestaat uit zeven letters. De eerste letter is de eerste letter van de Spaanse munteenheid.’
Dat was de p van peseta.
Tien dagen later kwam de tweede briefkaart: ‘De tweede letter is de eerste letter van de Russische munt.’
De roebel, uiteraard.
Deze strategie was een prachtig staaltje van Schuerpoëzie. De man was nogal monetair bevlogen.
Daarna volgden met tussenpozen de Portugese escudo, de Oostenrijkse schilling, de lire, en nog een keer de escudo. Guy wist nu dat de naam PRESLE was, met nog één ontbrekende letter. ‘O, mijn God! Laat het iemand zijn die Preslev heet, of Presler, of Presleo,’ bad hij elke nacht.
Toen kwam de fatale laatste briefkaart. ‘De laatste letter is de eerste letter van de Japanse munt.’ Wat Guy had gevreesd, was waar: het was de yen. Zijn pennenvriend uit Memphis was niet meer...
Guy stortte in. Hij viel in een bodemloze put, maar hij slaagde erin er weer uit te klauteren. De eerste die hij na zijn depressie bezocht, was de Schuer.
‘Schuer,’ zei Guy na een warme omhelzing, ‘het kwam hard aan, maar dankzij de diepmenselijke, fijngevoelige, delicate manier waarop je het hebt verteld, heb ik het kunnen verwerken. Nogmaals bedankt, Schuer, bedankt! Zonder jou was ik misschien...’
‘Och,’ antwoordde de Schuer eenvoudig, ‘dat van die briefkaarten was graag gedaan, en voor de postzegels stuur ik nog wel een factuur.’