'Mijn spullen staan er nog altijd zoals ik ze na die laatste vlucht heb neergezet.’ Beeld © Bart Leye
'Mijn spullen staan er nog altijd zoals ik ze na die laatste vlucht heb neergezet.’Beeld © Bart Leye

Reconstructie

20 jaar na de laatste Sabena-vlucht: ‘Ik kán het niet achter mij laten. Sabena is een deel van mijn leven’

Twintig jaar geleden ging de Belgische nationale luchtvaartmaatschappij Sabena failliet. Humo reconstrueerde de laatste vlucht met mensen die toen op de eerste rij zaten.

Annemie Bulte

(Verschenen in Humo op in november 2011)

Dinsdag 6 november 2001, de luchthaven van Zaventem, 14 uur. De bemanning van de vlucht SN 689 (Brussel-Cotonou-Abidjan-Brussel) maakt zich klaar voor het vertrek.

Zo'n tweehonderd passagiers zoeken hun stoelen op, humeurig vanwege de vier uur vertraging. Op het tarmac rijden bagagisten toeterend rond, om te protesteren tegen het nakende faillissement van Sabena. Rond half drie kan de Airbus van captain Jacques Wansart eindelijk opstijgen. Copiloot is Michel Rongé, 38 jaar oud, getrouwd met airhostess Marie-Luce Fassin en vader van vijf kinderen. Vlucht 689 wordt de allerlaatste van Sabena. Bij de terugkeer zullen honderden Sabéniens de crew inhalen als helden, met bloemen, kaarsjes, tromgeroffel en tranen. De copiloot zal zeven maanden later zelfmoord plegen.

In het huis in Overijse dat Marie-Luce Fassin (47) samen met hem heeft verbouwd, hangen overal foto's van Michel Rongé, met de kinderen op schoot. Een huwelijksfoto hangt prominent tussen kindertekeningen in de ruime, gezellige woonkamer, die uitkijkt op een grote tuin met schommel, glijbaan, trampoline en een veelkleurig klimkasteeltje. 'Dat kasteeltje heeft Michel veertien dagen voor zijn dood nog geïnstalleerd,' zegt Marie-Luce. 'Toen leek er nog niets aan de hand.'

Op zondagochtend 7 april 2002 maakte Michel Rongé een eind aan zijn leven met een schot in de badkamer. Marie-Luce was het huishouden aan het doen en had niets gehoord. De ex-Sabenapiloot liet zijn vrouw achter met vijf kinderen: de oudste was zeven, de jongste nog geen jaar.

HUMO De vraag waarom iemand zelfmoord pleegt is altijd complex. Hoe kijk je daar zelf, tien jaar later, tegenaan?

MARIE-LUCE FASSIN «Er zijn mensen die zeggen dat het faillissement van Sabena niet de enige reden was, maar ik vind het nog altijd moeilijk om een andere te vinden. Voor mij is het dat echt wel geweest. Met ons huis en met de kinderen ging alles goed. We hadden ook geen grote financiële problemen, omdat we wat geld opzij hadden staan.

»Michel was een opgewekte, joviale man. Hij stond altijd klaar om te gaan helpen bij mijn familie, en in zijn vrije tijd knutselde en schaafde hij verder aan ons huis - onze droom. Hij had al een paar tegenslagen overwonnen: op zijn achttiende moest na een zwaar ongeval bijna zijn voet geamputeerd worden, en enkele jaren later genas hij van tongkanker. Hij kon tegen een stoot. Dacht ik toch.

»Hij werkte al twaalf jaar voor Sabena. Vliegen was alles voor hem, hij wilde geen andere baan. Ikzelf was na het faillissement gaan werken als receptioniste. Zolang Michel nog werkloos was, deed hij het huishouden. Dat heeft misschien ook op hem gewogen: dat hij van piloot werd gedegradeerd tot huisman. Ik vond het kwetsend dat hij dat te min vond, tenslotte deed ik ook het huishouden als hij ging vliegen. Maar dat vliegen kwam er maar niet van. Hij solliciteerde bij maatschappijen over heel de wereld, in Singapore, Italië, Engeland, Dubai, China... Hij was zelfs gaan aankloppen bij koerierbedrijven als FedEx en TNT. Hij kwam nergens aan de bak. Zijn medische verleden speelde hem waarschijnlijk parten, en door 9/11 zat de luchtvaart in een diepe crisis. Er was een overaanbod aan piloten, overal ter wereld. Na tientallen sollicitaties zonder resultaat had hij geen greintje zelfvertrouwen meer over.»

Sinds de jaren zeventig had Sabena de ene financiële crisis na de andere doorworsteld. Telkens als de nationale luchtvaartmaatschappij écht brokken dreigde te maken, bracht de Belgische overheid soelaas. Maar in de jaren negentig mocht Sabena van de Europese Commissie niet meer gered worden met overheidsgeld. De laatste reddingsboei leek het huwelijk met Swissair, dat - ten onrechte - een gezonde indruk gaf. In 1995 sleepte Swissair Sabena voor het altaar; 49,5 procent van de Sabena-aandelen kwamen in handen van de Zwitsers, en de Belgische staat - nog steeds meerderheidsaandeelhouder - liet het beleid aan hen over. Dat was het begin van het einde. Swissair voerde een soort leegzuigpolitiek, die voor Sabena uitdraaide op een financiële ramp. Op 7 november 2001 werd de maatschappij failliet verklaard en stonden 12.000 werknemers op straat.

Een deel van het personeel kon later aan de slag bij de veel kleinere Sabena-opvolger Brussels Airlines, maar veel piloten zwermden uit over de hele wereld om voor luchtvaartmaatschappijen in Qatar, Singapore, Taiwan of Frans-Polynesië te gaan werken. Eén van hen was Jan De Graaf (43). Drie jaar geleden, na omzwervingen in Zweden, Cuba, Portugal en Engeland, ging hij aan de slag bij het Chinese Hainan Airlines. Sindsdien voelt hij zich 'een veredeld soort buschauffeur'.

JAN DE GRAAF «Vier, vijf keer per maand vlieg ik heen en weer tussen Brussel en Peking. Ik stap straks in een Airbus, ik start hem, en ik vlieg zo naar Peking, zonder dat ik één vluchtplan bekijk. Over Siberië, via Irkoetsk en Krasnojarsk. Ik weet dat het blasé klinkt, maar wat is het verschil met achter het stuur van lijn 63 in Antwerpen zitten? Nu, als er problemen opduiken, wordt het wél heel gecompliceerd. 't Is voor die keren dat het misloopt dat je betaald wordt. Wat ik eigenlijk bedoel is: het Sabena-gevoel is er niet meer.»

'Veel mensen verloren niet alleen een job, maar ook een levensstijl,' zegt steward Rudy Serneels, die dankzij Sabena ontsnapte aan zijn stoffige lotsbestemming: het kapsalon van zijn vader overnemen.

RUDY SERNEELS «Het was een miljonairsleven zonder de miljoenen. Het loon was maar zozo, maar je reisde wel de wereld rond. Vandaag zat je in New York, morgen liep je op de markt in Bombay, overmorgen lag je aan het strand van Dakar. En van elke bestemming bracht je wel iets mee naar huis. Mango's en ananassen uit Afrika, en vis en scampi's voor thuis op de barbecue. Rundvlees en lekkere wijnen uit Johannesburg. Kleren en schoenen uit New York. Reuzenstaartgarnalen uit Dakar. Kreeften uit Boston.

»Op de duur begin je dat allemaal normaal te vinden. Je wordt 's nachts wakker in een hotelkamer en je vraagt je af: waar waren we nu weer? Dan hoor je buiten een sirene en je weet: ah, New York. Meer dan één collega is in zijn blootje op de hotelgang terechtgekomen omdat hij slaapdronken uit zijn bed was gekomen en dacht dat hij thuis naar het toilet ging.»

JAN DE GRAAF «Het ergste van het faillissement vond ik dat er een pionier uit de luchtvaart verdween. We waren één van de oudste luchtvaartmaatschappijen ter wereld. De eersten die transatlantisch gingen met een Boeing 707. De piloten waren héél goed geschoold - ik kan vergelijken, want ik heb voor verschillende andere maatschappijen gevlogen - en ze hadden onwaarschijnlijk goeie mecaniciens. Er zat ontzettend veel knowhow bij elkaar. En dan laat één of ander ministertje de boel failliet gaan: in één klap was België al die kennis en professionaliteit kwijt.»

De Sabenablues zit in de verhalen over dolle feestjes op de kamer van de captain ('alle drankrestjes uit businessclass werden bij elkaar gegoten en gemixt tot een heuse alcoholbom'), heldhaftige avonturen in de Afrikaanse brousse, de crew die op buitenlandse missie heel even je familie verving. Wilde verhalen over Florida 2000, een nachtclub in Nairobi, of over de Carnivoor, een buitenrestaurant waar op een groot kampvuur hele antilopen, krokodillen en zebra's op een stokje werden geduwd en gebarbecued. Over het Memlinghotel, het eigen hotel van Sabena in Kinshasa, waar 's nachts bloedmooie zwarte gazelles door de gangen zwierven en aan de deuren van de Sabena-crew gingen aankloppen.

SERNEELS «Dat ging altijd op dezelfde manier. Tok-tok-tok. - 'Wie is daar?' - 'C'est l'amour qui frappe à la porte.' Of liever: 'C'est l'amoul qui flappe à la polte.' (lacht) Iedere Sabena-man die ooit in Afrika is geweest kent dat zinnetje.»

Maar er zijn ook verhalen over piloten met zware malaria-aanvallen in de cockpit, over toiletten die verstopt raakten door de condooms van de bolletjesslikkers, en over de moeilijke beslissingen die piloten soms moesten nemen als er illegalen werden gerepatrieerd.

DE GRAAF «Wat er met Semira Adamu is gebeurd (de Nigeriaanse asielzoekster stierf in 1998 tijdens haar uitzetting aan boord van een Sabenatoestel, red.) was een zwarte bladzijde in de geschiedenis van de maatschappij, maar zij was maar één van de vele illegalen die op een vliegtuig naar huis gezet werden en die er alles aan deden om weer van dat vliegtuig gegooid te worden. Op élke Afrikavlucht moesten we illegalen meenemen, en er waren er die het heel bont maken. Ik herinner me een vrouw die met de achterkant van een Sabenalepeltje haar polsen probeerde door te snijden. Een andere had zich volledig met haar eigen stront ingesmeerd. Velen begonnen te krijsen als varkens die naar de slachtbank werden gevoerd - en in zekere zin waren ze dat ook. De meeste piloten konden de wanhoop van die mensen wel begrijpen, omdat ze de armoede, de miserie en het oorlogsgeweld in Afrika met hun eigen ogen hadden gezien. Maar daarover gaat het even niet als je moet beslissen of je iemand meeneemt of niet. Je moet proberen in te schatten of zo'n man of vrouw na het opstijgen zal kalmeren of niet. De meesten beseffen dat ze verloren hebben wanneer het vliegtuig opstijgt, en geven hun verzet op. Maar wat als ze amok blijven maken tijdens de vlucht? Wat als ze zelfmoord proberen te plegen? Het gaat ook over de veiligheid aan boord, én er spelen commerciële belangen: een noodlanding maken betekent extra brandstof, landingsrechten, vertragingen...

»Dat soort beslissingen nemen is veel moeilijker dan het vliegen zelf. Dat is een technische kwestie: als jij dít doet, weet je dat het vliegtuig dát zal doen. Maar hoe mensen zullen reageren, dat weet je niet. Daarbij komt nog de wetenschap dat je die mensen in sommige gevallen terug naar de hel stuurt. Ik heb eens een Afrikaan in elkaar zien slaan door de politie van een buitenlandse stad. Echt verrot geslagen, als een beest, en de trap van het vliegtuig op geschopt. Nu, die kerel heeft toen wel zijn slag thuis gehaald, want hij was zo zwaar gewond dat hij twee weken ziekenhuis kreeg: twee weken langer in het paradijs.»

HUMO Heb je ooit doden op je vlucht gehad?

DE GRAAF «Drie. De meest memorabele was een zwarte jongeman die midden in de vlucht aan de mouw van een hostess trok: 'Je vais mourir.'De hostess was stomverbaasd en begreep het niet goed: op het eerste gezicht mankeerde de jongen niets. Hij gaf ook niet meer uitleg. Dus gaf ze hem nog een glaasje water, en ze ging verder met haar ronde. Toen we landden, bleef de jongen in zijn stoel zitten. Hij was al een paar uur dood - de andere passagiers hadden gedacht dat hij sliep. Bleek dat het een bolletjesslikker was: in zijn maag was een bolletje cocaïne opengeknapt.»

HUMO Wat mis je het meest?

DE GRAAF «Afrika, met stip. Afrika werkt in op al je zintuigen. Het geluid van de krekels, het gevoel van de klamme warmte, de natte geur van de natuur, de kleurige figuren die er rondlopen... En de geuren! Als je de landing inzette, rook je door de airconditioning in de cockpit al de houtvuurtjes, petroleumvuurtjes en barbecuetjes op de grond. Vooral 's nachts, als het aardedonker was en je overal de lichtjes van de vele vuurtjes zag flikkeren, was het idyllisch thuiskomen in Afrika.

»Je maakte er ook de meest absurde dingen mee. Op een keer moest een collega van mij landen in Kinshasa. Als je wind mee hebt, ga je op zo'n ogenblik bijna duizend kilometer per uur. Enfin, hij roept de verkeerstoren op. 'Allo Kinshasa? Hier Sabena vlucht 750. Vraag toestemming om te landen.' Geen gehoor. Hij probeert opnieuw. 'Kinshasa? Kinshasa?' Het blijft stil. Vervelend, want zonder toestemming mag je niet landen. Hij begint zich een beetje zorgen te maken - zo'n toestel verbruikt ongeveer 7.000 liter brandstof per uur: je krijgt genoeg mee van Brussel naar Kinshasa plus een halfuur, en dan vallen de motoren stil. Met tweehonderd passagiers aan boord. Goed, hij blijft proberen, terwijl hij rondjes blijft draaien, maar hij geen antwoord. Na vijf minuten - hij begon al lichtjes te zweten - hoort hij plots toch een stem door de microfoon kraken: 'Aaaah, bonjour Sabena 750! Excusez-moi, j'étais en train de faire caca’ (lacht). Nu is dat wel veel verbeterd, maar toch.»

null Beeld BELGA
Beeld BELGA

Michel Rongé en Marie-Luce Fassin hadden elkaar leren kennen in 1989, tijdens een vlucht naar Boston. Zij was stewardess, hij piloot: één van de talloze Sabena-koppels die de nationale luchtvaartmaatschappij had voortgebracht. Beiden droomden al van kindsbeen af van vliegen. 'Ik ben opgegroeid in Zaventem, en als klein meisje verslond ik alle strips van Natasja, over die stewardess,' vertelt Marie-Luce.

MARIE-LUCE «Het reizen en het onbekende trok me aan. Omdat mijn vader wilde dat ik een diploma haalde heb ik eerst nog Germaanse filologie gestudeerd, maar onmiddellijk daarna ben ik gaan solliciteren bij Sabena. In oktober 1987 had ik mijn wings

Ook haar man studeerde eerst architectuur en burgerlijk ingenieur voor hij zijn jongensdroom waarmaakte.

MARIE-LUCE «Michel heeft eerst drie jaar als mecanicien bij Sabena gewerkt. Toen hij daarna piloot werd, raakte hij geobsedeerd door het vliegen. Het was de ultieme job voor hem. Ik denk dat dat eigen is aan piloten: ze hebben het in hun bloed, en niks anders telt nog. Zo zei hij het ook: 'Ik kan niets anders en ik wil niets anders.' Om piloot te worden moet je sowieso veel offers brengen: de cursussen zijn peperduur, en je moet veel studeren.»

Voor veel Sabenakoppels had het faillissement dramatische gevolgen. Carrières werden verwoest, dromen vielen aan duigen, huwelijken stonden op springen, hypotheken konden niet meer worden afgelost.

HUMO Jullie waren één van de vele Sabenakoppels. Hoe reageerden jullie op de eerste geruchten dat er een faillissement zat aan te komen?

MARIE-LUCE «Ik was ervan overtuigd dat het zo'n vaart niet zou lopen. We hadden die geruchten áltijd al gehoord: in 1987, toen ik voor Sabena begon, hoorde je al dat het niet goed ging en dat er banen op de tocht stonden. Ik dacht ook: onze nationale luchtvaartmaatschappij, die gaan ze toch nooit kapot laten gaan? Michel was pessimistischer. Zeker toen Swissair in het bootje stapte en Sabena op alle mogelijke manieren begon leeg te zuigen. Ze snoepten onze passagiers af en jaagden ons verder op kosten. Zo werd op een dag al het bestek en servies vervangen, hoewel dat helemaal niet nodig was. Alle vliegtuigen moesten herschilderd worden met het nieuwe Sabena-logo. En dan was er natuurlijk die absurde aankoop van 34 peperdure Airbussen, die Sabena niet nodig had en ook niet kon betalen.

»Michel maakte zich daar ongelooflijk kwaad in. Hij zei altijd: 'Als ik mijn huishouden had gerund zoals Sabena werd gerund, dan had ik nu geen huis meer en hadden ze mijn kinderen bij pleeggezinnen gestopt.' Hij was zo verontwaardigd dat ze die hoge pieten hun gang lieten gaan, gewoon om zichzelf te kunnen verrijken. Hij was ook razend op de Belgische overheid, die Sabena als een baksteen had laten vallen. Vooral op Rik Daems, die als minister van Overheidsbedrijven niets gedaan heeft om Sabena te redden. Zelfs in die laatste dagen vond Daems het de moeite niet om op de luchthaven van Zaventem zijn steun te gaan betuigen.»

Tien jaar na het faillissement zal de komende dagen eindelijk duidelijk worden of er ooit nog een proces komt: vorige week boog de Brusselse raadkamer zich over het complexe dossier om te beslissen of en hoeveel directieleden worden doorverwezen naar de correctionele rechtbank. Al op 25 oktober 2001 dienden twee Sabena-werknemers, Maria Vindevoghel en Patrick Wilputte, in Brussel een klacht met burgerlijke partijstelling in. Honderden werknemers sloten zich daar later bij aan. Het dossier gaat onder meer over de zwarte kas waarmee toplui van Sabena zich jarenlang verrijkt zouden hebben via constructies op Bermuda. Daarnaast gaat het over de beruchte aankoop van 34 Airbustoestellen in 1997, onder druk van Swissair. Ook in dat dossier wordt bestuurders en kaderleden verweten dat ze tegen het belang van Sabena handelden om er zelf rijker van te worden.

Sigrid Meyts(52) was stewardess op de fameuze vlucht 689, de allerlaatste uit de geschiedenis van Sabena. Na het faillissement legde ze zich voltijds toe op haar lingeriewinkel, Penny Lane, in Knokke.

SIGRID MEYTS «Ik heb wel een tijdje moeten afkicken: het ene moment ligt de wereld nog in je handen, het volgende heb je het verstikkende gevoel dat je niet meer weg kan uit België. Ik ben nooit zo emotioneel over Sabena geweest, maar mijn crewbagstaat nog altijd thuis zoals ik hem na de laatste vlucht neergezet heb. Mijn handtas met een paar extra paar nylonkousen, de sleutels van mijn postvakje, mijn badge, de lijst van de crew, een zakje naaigerief dat je altijd bij je moest hebben, een portemonneetje met vreemde munten... Het zijn de laatste herinneringen, en ik kan ze niet wegdoen.

»Toen we die dinsdag opstegen, wist niemand van de crew dat het de laatste vlucht zou worden. Na ons zijn er nog meer vliegtuigen vertrokken, maar die waren allemaal eerder terug in Zaventem. 't Is omdat we onderweg zoveel vertraging hadden opgelopen dat wij de laatste waren.

»We wisten wel dat het einde nabij was. Op het tarmac zag je toeterende bagagisten rondrijden, het personeel van de incheckbalies had het werk neergelegd, de catering was niet meer zoals het moest... De captain, Jacques Wansart, heeft de bemanning toen bij zich geroepen en gevraagd: 'Willen jullie nog vertrekken? Jullie zijn niet verplicht.' Iedereen stemde toch toe, uit collegialiteit: we wisten dat we op de terugvlucht nog een Sabena-crew moesten meenemen uit Abidjan, in Ivoorkust.

»Het was nochtans geen lolletje. De passagiers - zo'n tweehonderd - waren al slechtgezind omdat we met vertraging waren vertrokken, en toen we na dik zes uur vliegen onze eerste landing maakten in Cotonou, in Benin is dat, liep het serieus uit de hand. De plaatselijke Sabena-mensen hadden intussen ook gehoord wat er in Brussel aan de hand was en vreesden dat ze niet meer betaald zouden worden. Ze hebben ons toen gegijzeld: ze wilden ons niet laten opstijgen zolang het conflict niet geregeld was. Desnoods zouden ze benzine op de baan gieten, om in brand te steken.

»We hebben uren aan de grond gestaan, terwijl de discussies tussen de plaatselijke vakbond en Brussel aansleepten. Niemand mocht het vliegtuig uit, ook de passagiers niet. Die werden natuurlijk verschrikkelijk lastig, want het was snikheet in het toestel, de airco werkte niet en we zaten in het donker. Ze wilden roken maar ze mochten niet, en ze konden ook niet buiten gaan staan. 'Start nu of ik breek een raam!' riep er eentje. Ik moest de boel de hele tijd kalmeren. En op het luchthaventje van Cotonou zaten nog andere passagiers te wachten. Die wisten dat het hun laatste kans was om weg te raken, en ze wilden het toestel bestormen! Er is daar toen een deur ingetrapt, heb ik gehoord. Het was een hele opluchting toen ze ons uiteindelijk, na vele uren, toch lieten vertrekken.

»We zijn dan van Cotonou naar Abidjan gevlogen om de wachtende Sabena-crew daar op te halen, en toen ging het terug naar Brussel. Op de terugweg begon het stilaan tot mij door te dringen dat alles wat ik deed voor het laatst deed. De laatste keer de bars op slot doen, de toiletten in orde brengen, tellen hoeveel parfums er verkocht waren... Net voor de landing vertelde de captain ons dat we het allerlaatste Sabenatoestel waren dat zou landen.»

Op het ogenblik dat de wielen van vlucht SN689 het asfalt in Zaventem raakten, hadden zich in de vertrekhal van de luchthaven honderden ontslagen Sabéniens verzameld. Die begaven zich naar het tarmac. Piloten, stewardessen en bagagisten klauterden over de hekken en doken onder slagbomen door om naar ons te wuiven. Om 11.25 uur werden de motoren afgezet. De collega's vormden een cirkel rond de Airbus, als eresaluut: een ontroerend afscheid van hun levensdroom.

MEYTS«Voor veel Sabena-mensen speelde heel hun leven zich af op de luchthaven. Ze hadden er hun levenspartner gevonden, hadden er hun vrienden... 't Was niet alleen een afscheid van hun werk.

»Door het venstertje van het vliegtuig zag ik dat de brandweer ons natspoot - ik heb er zelfs een paar foto's van genomen. Het was allemaal heel emotioneel. Op het moment dat we uit het vliegtuig stapten, stonden honderden collega's ons met kaarsjes en bloemen op te wachten. Ze huilden, applaudisseerden. Daarna gingen ze spontaan in een cirkel rond het vliegtuig staan. Het was een koude, winderige dag. Iedereen stond te bibberen: van de kou én van de emotie.»

Het afscheid van de Sabéniens werd die woensdagochtend uitgebreid gefilmd door een ploeg van het VRT-programma 'Het leven zoals het is: luchthaven', die toevallig aanwezig was. Ook Michel Rongé, de copiloot, werd even geïnterviewd: 'Ik ben 38 jaar, ik heb vijf kinderen. Wat moet ik nu doen?'

MEYTS «Ik heb nog even met Michel gesproken op die laatste vlucht, ik zal het nooit vergeten. Een halfuur voor de landing kwam hij uit de cockpit om naar het toilet te gaan. Even later zag ik hem staan tegen de muur, met zijn hoofd in zijn arm, huilend. Ik probeerde hem een beetje moed in te spreken maar hij snikte alleen maar: 'Het is gedaan, Sigrid. Ik heb vijf kinderen thuis, en geen werk.'»

Marie-Luce Fassin zat tijdens die laatste vlucht thuis, met een baby van zes weken. Ze zag de pakkende beelden van de solidariteitsactie van haar collega's op televisie.

MARIE-LUCE «Toen Michel die avond thuiskwam, gooide hij zijn flightcaseverslagen in een hoek: 'Het is gedaan.' We zijn die avond uren in de zetel blijven zitten, kijkend naar de beelden op tv, verslagen, vertwijfeld: wat nu?

»We hadden onszelf twee jaar gegeven om voor Michel weer een pilotenjob te vinden. Ik weet niet waarom hij het eerder heeft opgegeven, zeven maanden na het faillissement. Ik zal het nooit begrijpen. We leefden allebei voor onze kinderen en ons huis; ik kan me niet voorstellen dat zijn werk belangrijker was dan dat. En toch.»

HUMO Hoe gaat het met u, tien jaar later?

FASSIN «Gezien de omstandigheden? Het gaat. Financieel mag ik niet klagen: met mijn weduwepensioen kom ik net rond. Moeilijker is dat ik altijd thuis zit om voor de kinderen te zorgen. Ik heb na de dood van Michel een tijdje gewerkt, halftijds, maar ik heb het na een paar maanden moeten opgeven, het was te zwaar. De kinderen waren ook nog klein: de oudste was zeven. Ik ben dan thuisgebleven, voor hen. Tien jaar later zit ik hier nog, tussen die vier muren. Ik kruip er soms op! Nooit gedacht dat dit mijn lot zou zijn. Ik heb altijd gezegd dat ik buitenshuis wilde gaan werken, zelfs toen we vijf kinderen hadden. Na tien jaar heb ik nog dikwijls het gevoel: wat doe ik hier eigenlijk? Ik ben alleen maar met de kinderen bezig. Het is het enige wat ik doe. Maar ik kan ook niet anders.

»Soms heb ik zwakke momenten, maar iedereen heeft dat wel eens. Ik weet: vroeg of laat ben ik weer vertrokken. Ik wil me niet laten stoppen. Ik kan, ik zál me niet klein laten krijgen. Ik heb geen andere keus. Ik had een vodje kunnen worden, maar wat was er dan gebeurd met de kinderen?

»Dat aanvaard ik nog altijd niet van Michel: dat hij het zijn kinderen heeft aangedaan. Hij was zijn werk kwijt, oké, maar er waren véél mensen hun werk kwijt. En niet iedereen heeft zo gereageerd.»

HUMO Bent u kwaad op hem?

FASSIN «Nog altijd. Omdat ik het niet begrijp, nog steeds niet. Maar ik mis hem ook gewoon. Het was mijn man. Nog altijd: mijn man zal altijd mijn man blijven. Ik zal nooit een tweede hebben. Nooit. Hij is de vader van mijn kinderen, ook al is hij er niet meer.

»Mensen zeggen soms dat ik het achter me moet laten. Ik kán het niet achter mij laten. Hij is een deel van mijn leven. Sabena is een deel van mijn leven. Waarschijnlijk zal ik na dit interview weer reacties krijgen: waarom ik alles weer op moest rakelen, na al die tijd. Maar voor mij is dat niet oprakelen. Ik leef er elke dag mee. Ik kan niet anders dan elke dag aan hem denken. Afgelopen winter, toen er pakken sneeuw in de tuin lagen, heb ik samen met de kinderen een iglo gebouwd. Ik dacht direct: 'Dit had Michel zo fijn gevonden!'

»De kinderen vragen weinig naar hem. Eigenaardig misschien, want hij is overal in huis aanwezig. Ik denk dat ze me willen sparen, dat ze me geen pijn willen doen. Maar de pijn blijft. Dat wil daarom niet zeggen dat ik niet kan lachen of vrolijk zijn. Voor mij en mijn kinderen gaat het leven verder. Ik ben best wel fier op mijn kinderen. Ze hebben het niet altijd makkelijk, en toch slaan ze er zich telkens weer doorheen. 't Is vooral als ik het heel moeilijk heb, als ik verzuip in het werk, als ik vermoeiende discussies heb met de grotere kinderen over studeren of een computer op hun kamer, dat ik kwaad word op Michel: 'Kijk wat je mij hebt aangedaan!'

»Net zoals ik nog altijd boos kan worden op de Belgische overheid, omdat ze Sabena kapot hebben laten gaan. Als Sabena nog had bestaan, leefde mijn man nog, daar ben ik van overtuigd.

»Na Michels dood werd ik opgebeld door iemand van het kabinet van Rik Daems. Ze vroegen of ik contact wilde opnemen met de minister, zodat hij mij zijn medeleven kon betuigen. Dat vond ik straf. Ik heb ze wandelen gestuurd: 'Als de minister zijn medeleven wil betuigen, dat hij dan zelf belt.' Van de minister heb ik nooit meer iets gehoord.»

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234