50 jaarArnon Grunberg
‘Als er iets is om bang voor te zijn, dan is het wel een mens’
Schrijver en Humo-columnist Arnon Grunberg viert vandaag zijn 50ste verjaardag. Een mooie gelegenheid om eens terug te keren naar de tijd van toen: we schrijven het jaar 1998, Grunberg is pas 27 maar heeft al verhalen en levenservaring genoeg om te biecht te gaan bij Humo. De 7 Hoofdzonden!
(Verschenen in Humo 3003 op 24 maart 1998)
Er is goed en slecht nieuws omtrent Arnon Grunberg. Het goede nieuws is dat hij ons verblijdt met drie nieuwe boekjes tegelijk: ‘De heilige Antonio’, de promotienovelle van de Nederlandse Boekenweek en tevens het beste wat hij tot nog toe geschreven heeft; ‘De troost van de slapstick’, een wat drammerige bundel essays en beschouwingen; en ‘But you are also very attractive when you don’t drink’, een meteen in het Engels geschreven bibliofiel hebbedingetje. Het slechte nieuws is dat zijn vorige boek, ‘Figuranten’, De Gouden Uil moest laten aan ‘In Babylon’ van Marcel Möring. Toch even checken of dat laatste tot een vendetta of tot een andere hoofdzonde aanleiding geeft.
Nijd
HUMO Ben je nu jaloers op Marcel Möring?
ARNON GRUNBERG «Nee. Maar dat komt misschien omdat ik helemaal niet had verwacht te zullen winnen. Ik dacht dat Helga Ruebsamen het zou halen, gewoon omdat ik van haar ooit ‘Op Schevingen’ gelezen had en dat beter vond dan wat ik van Möring gelezen had. Ik ben niet de grootste fan van Marcel Möring, ik heb zijn eerste twee boeken gelezen en die waren niet aan mij besteed. Ik heb ‘m weleens vergeleken met een glas sinaasappelsap dat je moeder voor je heeft uitgeperst en waarvan ze zegt: ‘Snel! Drink het! Voordat de vitamines eruit gaan.’ Möring geeft de indruk heel gezond voor je te zijn, hij straalt een aura uit, hij heeft een bepaalde pathetiek waar volgens mij niet zoveel achter zit. In een lezing heeft hij eens verteld dat hij als jongetje vaak met God telefoneerde. Daar heb ik op gereageerd in een column, ik schreef dat als ik God was, ik ook niet zou opnemen als ik wist dat het Möring aan de andere kant van de lijn was.
» Ach, er winnen natuurlijk voortdurend mensen prijzen zonder dat ik begrijp waarom en waarbij ik me vruchteloos afvraag hoe het toch mogelijk is. Ik heb me daar al geruime tijd bij neergelegd, het kan nu eenmaal niet dat prijzen alleen gewonnen worden door schrijvers die ik goed vind. Wat me na De Gouden Uil vooral bleef bezighouden, is hoe een jury die ‘In Babylon’ bekroont, tegelijk ook ‘Figuranten’ heeft kunnen nomineren.»
HUMO Möring kreeg ook de Jonge Gouden Uil, uitgereikt door studenten en scholieren. Behoren die eigenlijk niet meer tot jouw publiek?
GRUNBERG «Dat zou je denken, maar mijn publiek blijkt heel gemengd te zijn. Dat vind ik ook goed, het is fout als een schrijver enkel voor studenten of enkel voor vijftigers schrijft. Ik vind het altijd ook heel leuk als jonge mensen dol zijn op een schrijver van zeventig. Op mijn lezingen blijken nogal wat dertigers en veertigers af te komen, ik weet ook niet hoe dat komt. Volgens mijn bibliograaf, Jos Wuijts, is het abstracte levensgevoel in mijn boeken lastig te herkennen voor jonge mensen met een bescheiden levenservaring. Misschien heeft hij gelijk.»
HUMO Ben je jaloers op iemand anders dan Marcel Möring?
GRUNBERG «Niet op andere schrijvers: als iemand een echt mooi boek heeft geschreven, kan ik niet jaloers zijn. Ook op mensen die minder iel of gespierder zijn dan ik, ben ik niet jaloers. Ik schrijf weleens over mijn uiterlijk, maar dan altijd met veel zelfspot. Het is natuurlijk mooi om er als James Dean uit te zien, maar de tijd dat ik op hem jaloers was en hem als een na te streven ideaal beschouwde, ligt intussen ver achter me.
»Ik kan wel jaloers zijn als ik iemand in een casino ontzaglijk veel geluk zie hebben. Daar is namelijk geen enkele rechtvaardigheid mee gemoeid, zodat ik met de vraag blijf zitten waarom het die man of vrouw wel lukt en mij niet. Ik kan me ook voorstellen dat je jaloers bent op vrienden van je vriendin. Maar als ik jaloers ben, onderdruk ik dat, er zijn veel vruchtbaarder hoofdzonden dan jaloezie (lacht).»
HUMO Zijn anderen vaak jaloers op jou?
GRUNBERG «Mensen zeggen nooit direct tegen me dat ze jaloers zijn. Maar uit wat ze doen of laten meen ik weleens iets als jaloezie te kunnen afleiden. Als ik bijvoorbeeld hoor dat Rogi Wieg zijn nieuwe boek gebruikt om zich tegen me af te zetten, moet ik hartelijk lachen. Dat is toch heel fijn?»
HUMO Wieg verklaarde: ‘Grunberg gedraagt zich zo stereotiep joods, zo arrogant, zo hooghartig. Hij maakt constant duidelijk dat hij beter is dan de rest. Voor je het weet wordt er gezegd dat die Grunberg toch een vervelende jid is. Daar zal hij niet veel van merken, maar wel minder succesvolle joden. Zo gaat het al honderden jaren. Grunberg moet zich eens wat bewuster worden van de geschiedenis.’
GRUNBERG «Als hij het over ‘minder succesvolle joden’ heeft, doelt hij wellicht op zichzelf (lacht). Ach, moet ik die Wieg serieus nemen? Hij heeft het wel serieus bedoeld, maar niet alles wat serieus bedoeld is moet je ook serieus nemen. Zijn redenering is toch hopeloos? Eigenlijk stelt hij zich op het standpunt van de antisemieten, hij vindt dat joden zich moeten aanpassen aan de bestaande verwachtingen en clichés. Dat is toch het ergste wat je je kan voorstellen? Ook de bewering dat ik de antisemieten voedsel geef door me hooghartig te gedragen, deugt niet, zelfs niet als het zou kloppen dat ik me hooghartig gedraag. Antisemieten hebben namelijk geen voedsel nodig, ze hebben zelfs geen joden nodig om antisemiet te zijn. Het is heel naïef te denken dat je antisemieten kan bekeren door je liever of mooier te gedragen. Het is ook een heel gevaarlijke gedachte.»
HUMO Houdt je joodse afkomst je tegenwoordig bezig? Drie jaar geleden schreef je nog: ‘Ik heb nooit veel nagedacht over identiteit, net zomin als je nadenkt over wat je nu precies doet wanneer je loopt.’
GRUNBERG «Die joodse identiteit resoneert natuurlijk mee in mijn boeken, maar dat wil nog niet per se zeggen dat ik er ook over moet nadenken. Die afkomst sijpelt blijkbaar vanzelf, onbewust in mijn boeken door. Als ik katholiek, atheïstisch of gereformeerd was opgevoed, was ik waarschijnlijk ook een net iets ander mens geweest. Je opvoeding kan je nu eenmaal niet ontkennen. Ik heb met die uitspraak alleen maar willen aangeven dat niet elk gedrag te verklaren is door je afkomst of door de geschiedenis van je ouders. Het waarom van de dingen interesseert me niet zo, er bestaat toch niet een of andere logica die alles verklaart. In ‘Blauwe maandagen’ suggereer ik ook nergens dat die vrouw, mijn moeder, niet met het servies zou hebben staan gooien als ze niet in Auschwitz gevangen had gezeten.»
Hoogmoed
HUMO Je Amerikaanse uitgever zei: ‘Niemand kan zo dramatisch een open deur omschrijven als Arnon.’ Je zou van minder een ijdeltuit worden.
GRUNBERG «Hij heeft het origineel geformuleerd, dat is alvast meegenomen. Maar ik relativeer het wel, ik weet dat uitgevers nu eenmaal zo mooi mogelijke dingen over hun schrijvers moeten zeggen. En zo hoort het ook, ik zou weggaan bij een uitgever die iets lelijks over me zou zeggen.»
HUMO Streelt het je ego dat je de jongste schrijver van het Boekenweekgeschenk bent?
GRUNBERG «Ik vind het mooi dat ik gevraagd ben, maar het doet me niks dat ik de jongste ben. Daar kan ik immers niets aan doen. ‘t Is niet zo dat ik voortdurend moet proberen de voeten op de grond te houden. Ik zit daar in New York ook in alle rust te werken, de berichten die uit Nederland komen ben ik zo weer vergeten. Ik beschouw een fax met een verzoek voor een lezing of een stuk niet als een inbreuk op mijn privacy of rust. En paparazzi heb ik nog niet gezien.
» Ik loop deze week heus niet euforisch door Nederland, het is gewoon hard werken. Al die aandacht is eigenlijk alleen maar weldadig vanop afstand. Het is fijn om in New York ver van alle drukte af en toe een blijk van respect en waardering te ontvangen. Als je er middenin zit, zoals ik nu, is het allemaal een stuk minder weldadig.»
HUMO Wat doet het met een ego om twee weken in de belangstelling te staan?
GRUNBERG «Minder dan ik verwacht had (lachje). Misschien ben ik al blasé, maar ik had zelfs gedacht dat het leuker zou zijn. Het is echt werken, terwijl ik het me allemaal wat feestelijker had voorgesteld. En dan hebben we mijn Boekenweek-programma nog een stuk lichter gehouden dan dat van Leon de Winter, die een paar jaar terug onderweg ziek geworden is. Alleen de eerste twee dagen waren erg zwaar, nu zit ik in een vast ritme: ik ga gewoon elke middag signeren en elke avond voorlezen. Het is net een klein circusje.»
HUMO Naar verluidt is het plan ooit ter tafel gekomen om in navolging van de petjes met Gullit-dreadlocks een hoofddeksel met Grunberg-krullen te lanceren.
GRUNBERG «Dat is ooit écht op een vergadering geopperd. Gelukkig is het er niet van gekomen, maar dat belet me niet me geregeld af te vragen waar men mee bezig is. Van bepaalde dingen kan ik de humor nog wel inzien, ik vind het bijvoorbeeld wel komisch als ik zo’n levensgrote kartonnen display van me in een etalage zie staan. Maar daar wen je ook weer aan. Het is ook gezond dat het maar tien dagen duurt. Ik voorzie geen afkick-problemen, ik moet immers iets afmaken en ik ga dat in alle rust in Italië doen. Het helpt ook dat ik op voorhand niet met die Boekenweek bezig ben geweest, ik was op een festival in Australië met weer een heel andere sfeer.
» Volgens mij gaat succes pas naar je hoofd stijgen als je alle positiefs wat er over en tegen je gezegd wordt ook gaat geloven. Het lijkt me nogal vervelend voor je als je gelooft dat je een belangrijk schrijver bent, je naar die status gaat gedragen en je verliest in de rol die je onvermijdelijk speelt als je een lezing geeft of zit te signeren. Let wel, ook ik heb een keer of twee de euforie gekend, toen ‘Blauwe maandagen’ begon te lopen of toen het met ‘Figuranten’ heel goed ging. Maar dat ging binnen de twee dagen voorbij en dat is maar goed ook.»
HUMO Heb je zelf een verklaring voor het grote succes?
GRUNBERG «Er spelen vast factoren mee die niets met mijn boeken te maken hebben. Ik schijn moederlijke gevoelens wakker te maken, en niet alleen met mijn boeken, want ik zie het ook gebeuren bij mensen die me niet gelezen hebben. Misschien trekt de bepaalde soort mislukking die ik beschrijf ook de aandacht. Zelf lees ik ook niet graag over succes. Het is veel leuker als er dingen misgaan. Succes is een ongeloofwaardig verhaal.»
HUMO Het wordt dus lastiger om over je eigen leven te schrijven?
GRUNBERG «Dat is schijn. Het hangt er gewoon van af hoe je succes definieert. Ik ken heel wat mensen in New York die ogenschijnlijk succesvol zijn op een bepaald vlak, maar die eigenlijk geknakte en diep ongelukkige mensen zijn.»
HUMO Intussen loopt je wereldcarrière uitstekend, zo blijkt uit de tweewekelijkse NRC-column ‘Grunberg de wereld rond’.
GRUNBERG «Het is gewoon leuk om tijdens een voordracht te merken dat een verhaal ook in Australië werkt, waar het publiek nog nooit van Arnon Grunberg heeft gehoord. Als je me vraagt wat het mooiste is dat ik de afgelopen maand heb meegemaakt, noem ik niet de Boekenweek en ook niet de nominering voor De Gouden Uil, maar wel dat festival in Australië. Ik weet niet of ik aan de start van een wereldcarrière sta, maar het is wel een aangename gedachte dat ik niet volledig afhankelijk van Nederland ben.»
HUMO Hoe ben je in dat circuit terechtgekomen?
GRUNBERG «Het is inderdaad een circuit: de meeste mensen zie je heel vaak terug, terwijl je andere schrijvers dan weer nooit ziet. Dat ging heel toevallig: ik was een keer uitgenodigd voor een festival in Toronto, waar iemand van Australië contact met me legde. En voor ik het besefte, hoorde ik erbij.
»Ik heb er leuke contacten met andere schrijvers aan overgehouden. Ik kon het bijvoorbeeld goed vinden met Ray Monk, de biograaf van Wittgenstein. Hij bleek net als ik van flipperen te houden. Verder heb ik de Engelse schrijver Bernard MacLaverty leren kennen, hij logeerde in Australië twee kamers naast me. Ik had nog nooit van ‘m gehoord, maar hij was wel grappig. Hij had enkele flessen whisky belastingvrij gekocht, en die moesten natuurlijk op voor hij naar huis terugging. Dat zijn veel leukere ervaringen dan de gesprekken over wie je agent of je Spaanse uitgever is. Als de gesprekken over boeken gaan, kan je er vergif op innemen dat het fout gaat en er binnen de kortste keren mensen geïrriteerd raken.»
HUMO Er is net ook een bibliofiele uitgave van je verschenen, ‘But you are also very attractive when you don’t drink’. ‘t Is voor een internationale carrière natuurlijk beter meteen in het Engels te publiceren.
GRUNBERG «Ik denk dat ik nog niet zover ben, maar ik zie die uitgave wel als een eerste stap. Ik heb pas nog een verhaal meteen in het Engels geschreven op verzoek van de vliegtuigmaatschappij Swissair. Want het blijft natuurlijk een nadeel dat niemand Nederlands kan lezen. Een Duits schrijver vertelde me hoe het met Duitse boeken gaat: je boek wordt door je Duitse uitgever naar verschillende Amerikaanse uitgevers gestuurd, die het doorschuiven naar studenten Duits, die dan als bijverdienste een leesrapportje schrijven. Zolang je niet in het Engels publiceert, ben je voor je Amerikaanse literaire carrière dus afhankelijk van een bijverdienende student. Dat is hoe dan ook niet ideaal.»
Gulzigheid
GRUNBERG «Het klinkt misschien maniakaal, maar in ieder mens schuilt een maniak. Dat heeft te maken met een zekere levensdrift; eigenlijk moet je al iets maniakaals hebben om te willen blijven leven.
»Ik heb ook een maniak in me: als ik iets in mijn hoofd heb gehaald, dan ga ik daar ook voor en geef ik niet snel op. Als ik me bijvoorbeeld voorgenomen heb om met een vrouw te gaan lunchen, dan blijf ik haar eindeloos brieven met verzoeken schrijven. En soms wint de aanhouder, zo is gebleken.»
HUMO Je hebt weleens gezegd dat je bang bent van kamperen en cocaïne.
GRUNBERG «Kamperen trekt me inderdaad niet aan, en cocaïne al helemaal niet. Het ritueel van het snuiven stoort me, ik moet ook meteen denken aan het poeder dat aan je neus blijft hangen. Het is een instinctieve weerzin, die maakt dat ik het zelfs nooit geprobeerd heb.
»Ik heb op de middelbare school ooit spacecake gegeten. Ik moest wel, want roken ging niet omdat ik niet goed kon inhaleren. Van die spacecake ben ik toen zo ziek geworden dat ik sindsdien ook van marihuana niks meer moet hebben. Joints hebben ook een zeer onaangename geur, die misschien nog het best te vergelijken valt met die van gefermenteerde worteltjes. Echt waar, de geur alleen al maakt me misselijk. Maar ik wil drugs zeker niet principieel afwijzen, het maakt mij niet uit of je nu een glaasje drinkt of een joint opsteekt.»
HUMO En dus kies jij voor de drank? De moeder van je uitgever merkt op een bepaald moment op: ‘Wat drinkt die jongen veel en alles door elkaar.’
GRUNBERG «Dat vond ik een heel geestige opmerking van haar. We zagen elkaar op een feest en daar krijg je nu eenmaal nu eens dit en dan weer dat zomaar achter elkaar in de hand gedrukt. Dat drink je maar allemaal op en dan krijg je dat soort misverstanden. Een vrouw in New York denkt zelfs dat ik een alcoholist ben. Ik heb haar gezegd dat ze dringend eens een echte alcoholist moet gaan bekijken.
»Misschien vind ik drank vooral handig. Dat bleek ook weer op dat festival in Australië, vooral tijdens de eerste twee dagen, toen de schrijvers samen op een soort buitengoed verbleven om elkaar beter te leren kennen. Iedereen zette het daar meteen op een drinken. Al die zonderlingen moesten zich blijkbaar benevelen om een gesprek met iemand anders te kunnen aangaan.»
HUMO Volgens mij is eten jouw enige echte verslaving.
GRUNBERG «Het gaat inderdaad vaak over eten en restaurants in mijn boeken. Maar eten is natuurlijk ook heel belangrijk, en ik breng zelf veel tijd door in restaurants. Ik werk de hele dag thuis, en dat maakt het extra prettig om ‘s avonds tijdens het eten even een heel andere sfeer te snuiven. Een restaurant is ook de beste plaats om mensen te ontmoeten of dingen mee te maken. Mensen die niet kunnen genieten van een maaltijd in een restaurant, vind ik heel verdacht. Daar móet haast wel iets mee zijn.»
HUMO Uit ‘De heilige Antonio’ begrijp ik dat ook schrijven om verslaving draait.
GRUNBERG «Een schrijver moet de lezer hongerig houden. Iedere schrijver die zich een beetje bewust is van wat hij doet, weet dat een verhaal vertellen en spanning opbouwen ook een spel met de lezer spelen is. Door de lezer hongerig te houden, kan je hem in een roes brengen. En de roes is nu eenmaal heel verslavend. Terwijl je een verhaal vertelt, ben je hoe dan ook op een of andere manier bezig met de lezer. Het gaat erom je lezers verslaafd aan je proza te krijgen.»
Onkuisheid
HUMO In ‘Blauwe maandagen’ wordt geopperd dat je eindeloos over seks kunt praten. Je krijgt een kwartier.
GRUNBERG «Je kunt eindeloos over seks praten, maar het mooiste is natuurlijk wat er aan seks voorafgaat en wat erna gebeurt. Ik geloof wel dat ik van seks hou, maar ik heb ook weleens geschreven dat de fantasie vaak mooier is dan de seks zelf.
»In de Humo-reeks ‘De roes’ heb ik geschreven dat ik me niet kan herinneren ooit in mijn leven de geslachtsdaad te hebben verricht in volstrekt nuchtere toestand. Ik vermoed dat veel meer mensen dan je zou denken dat hebben. Na dat stukje in Humo heb ik in elk geval van verscheidene mensen gehoord dat ze er eens over nagedacht hadden en dat ze tot de conclusie waren gekomen dat ik gelijk had, dat ze inderdaad nooit seks zonder drank hadden. Dat heeft te maken met schaamte, met gêne, met een bewustzijn dat storend werkt.
»Seks blijft toch iets raars: het heeft iets pijnlijks, maar tegelijk kunnen twee mensen elkaar nooit dichter raken dan in bed. Seks is ook zelden een vrolijke of probleemloze bezigheid in mijn boeken, het gaat nogal vaak met ontgoocheling gepaard. Maar mijn personages blijven proberen, dat vind ik oprecht mooi van ze (lacht). Seks gaat nu eenmaal vaak mis of is toch minstens meestal niet zoals het steevast in bepaalde bladen wordt voorgesteld. Het Hollywood-cliché interesseert me niet.»
HUMO Helpt psychologische begeleiding om seks iets draaglijker te maken?
GRUNBERG «Nee. In bed maakt het niet uit of iemand psycholoog, schrijver of kapper is. Vóór en onderweg naar het bed maakt het waarschijnlijk wél uit, het doet er immers toe of iemand interessant is of niet. Zelfs als het allemaal heel harmonisch gaat, komt dat niet omdat een van de partners psychologisch geschoold is. Ik geloof ook niet in sekstherapie, dat lijkt me nog droeviger dan prostitutie.»
HUMO ‘In het leven van iedere man is er een vrouw die het voor hem verpest heeft.’ luidt het in ‘De heilige Antonio’.
GRUNBERG «Bij mij was dat niet één vrouw, het waren er tientallen (lacht). Nee, die uitspraak uit ‘De heilige Antonio’ klinkt me wat te kras. Maar ik geloof wel dat we allemaal voortdurend door anderen teleurgesteld worden. En sommige teleurstellingen wegen zo zwaar dat mensen bitter worden en op hun beurt anderen gaan teleurstellen. Verpest is het voor mij nog niet, maar ik merk wel dat ik meer voorbehoud maak dan vroeger. Dat is ook logisch en zelfs heel goed: stel je voor dat je op je zeventwintigste nog net zo over je gevoelens reflecteert als op je vijftiende. Ik zou dat zelf heel onprettig vinden, en ik denk ook dat ik dat onprettig vind bij anderen. Ik weet ook niet waar die evolutie moet eindigen, het zou natuurlijk ook weer niet goed zijn als mijn voorbehoud steeds maar zou toenemen. Maar dat is gelukkig niet zeker, ik stel me voor dat het allemaal wat makkelijker gaat nadat de eerste dementeringsverschijnselen zich hebben gemanifesteerd.»
HUMO In ‘De heilige Antonio’ is opnieuw een cruciale rol weggelegd voor een hoertje. Zo raak je natuurlijk nooit af van je reputatie van hoerenloper.
GRUNBERG «Dat kan me niet schelen. In Amerika is prostitutie illegaal, en daarom heeft men in de recensies van ‘Blue Mondays’ zich vooral op dat aspect van het boek geconcentreerd. Maar ik word er niet over lastiggevallen, er was enkel die ene vrome recensent die schreef dat ‘Blue Mondays’ pornografie is. Hij doet maar.
»Die ongemakkelijke houding tegenover prostitutie heeft te maken met de weigering te aanvaarden dat seks en liefde niet altijd samenvallen. Seks en liefde hebben weliswaar met elkaar te maken, maar niet per definitie altijd. Seks met prostituees en seks met je vriendin zien er wellicht net hetzelfde uit als je ‘t op video zou opnemen, al is de beleving wel heel anders. Seks zit voor een groot deel in je hoofd. Ik heb weleens iemand gesproken die zei dat hij aan niets probeerde te denken terwijl hij aan seks deed. Maar volgens mij is seks net niets anders dan wat er in je hoofd omgaat.»
Gierigheid
HUMO ‘Hoe meer geld je uitgeeft, hoe meer je verdient,’ heb je ooit gezegd.
GRUNBERG «Dat is geen bewijsbare filosofie, maar het is wel een mooie gedachte. Ik heb echt het idee dat het goed is om royaal te zijn en niet voortdurend over de prijs van de dingen te lopen tobben. Ik heb het nooit erg gevonden om schulden te maken. Ik zag sommige schrijvers in Australië bij elk gerecht dat ze bestelden bedenken dat ze daar weer tien boeken voor moesten verkopen. Dat is verschrikkelijk. Als je zo in het leven staat, verkoop je volgens mij ook niet veel boeken.
»‘Trakteren is het mooiste wat er is’ zegt Krieg in ‘De heilige Antonio’ en dat is ook zo: trakteren is eigenlijk prettiger dan getrakteerd worden. Gierigheid is dan ook niet bepaald een eigenschap die me aantrekt.»
HUMO Over Krieg wordt ook gezegd: ‘Tussen jou en de eenzaamheid staat alleen maar geld.’
GRUNBERG «Geld kan iets zijn wat je van de eenzaamheid afhoudt. Als je mensen trakteert, willen ze immers graag in je gezelschap zijn. Obsessief geld najagen kan je ook doen vergeten dat je eenzaam bent. Zelf hou ik niet van geld, ik hou van geld uitgeven. Ik vind het gewoon prettig om te bedenken dat ik in een bepaald restaurant binnen kan gaan en er bestellen wat ik wil. Maar ik heb geen verlangens om huizen te kopen, Porsches aan te schaffen of allerlei merkwaardige goederen te verwerven.»
HUMO Je agent in Amerika is de grootheid Andrew Wylie, die Martin Amis aan het grootste voorschot aller tijden hielp.
GRUNBERG «Voor het belangrijkste contact tussen een schrijver en een uitgever zorg je als schrijver nog altijd zelf. Een agent is er gewoon voor de contracten en om brieven te schrijven als Italië weer eens achter loopt met de betalingen.
»Overigens heeft Amis’ uitgeverij dat voorschot met het boek in kwestie, ‘The Information’, nooit terugverdiend. Dat vind ik een heel ongezonde situatie: het heeft geen zin zulke hoge voorschotten af te dwingen dat je uitgeverij verlies aan je zal lijden.»
HUMO Er wordt verteld dat de onderhandelingen met je uitgever over ‘Figuranten’ zwaar waren.
GRUNBERG «Wat heet zwaar? Ook dat is een spel. Ik vond het logisch dat ik geen genoegen nam met hetzelfde contract als voor ‘Blauwe maandagen’. Maar ik probeer niet zoals Amis het onderste uit de kan te helan, ik zou mezelf dan ook geen geldwolf noemen. Ik weet dat Martin van Amerongen dat wél gedaan heeft, maar dat had meer te maken met zijn blad De Groene Amsterdammer dan met mij: hun medewerkers krijgen een hongerloon uitbetaald en dat zinde me niet. Van Amerongen gelooft ook dat een modaal gezin twee jaar kan leven van het honorarium van het Boekenweekgeschenk. Nou, dat was misschien zo voor de oorlog.
»Het is niet omdat ik een schrijver ben, dat ik over me heen moet laten lopen. Sommige schrijvers denken dat het vies is iets van geld af te weten. Dat is onzin, ik vind dat ik voor mezelf moet opkomen. Ik ben niet achterlijk: ik weet hoeveel uitgevers aan mij verdienen. Ik vind dat ze best ook een beetje aan mij kunnen geven van de winst die ze met mijn boeken maken. Zonder het boek is er tenslotte niets.»
HUMO Worden schrijvers in het algemeen onderbetaald?
GRUNBERG «Er zijn schrijvers die veel meer verdienen dan ik, ook in Nederland. Je hoeft maar naar de oplages te kijken: ik zag net nog in een advertentie dat bijvoorbeeld Tessa de Loo 350.000 exemplaren van ‘De tweeling’ verkocht heeft. Het is haar van harte gegund, maar het valt me wel op dat zij daar niet mee te koop loopt. Ze voelt blijkbaar gêne om over geld te praten, wat ik raar vind. Bij voetballers mag het om geld gaan, bij schrijvers niet, terwijl het bij schrijvers dan nog om veel kleinere bedragen gaat. Men vindt het minder normaal dat ik 1.300.000 frank verdien met het schrijven van een Boekenweekgeschenk dan dat iemand datzelfde bedrag verdient door naakt in Playboy te staan. Ik heb best respect voor iemand die in Playboy staat, die moet daar ook voor werken. Maar wel amper twee dagen, terwijl je aan zo’n Boekenweekgeschenk heel wat langer werkt.»
HUMO Vorig jaar vroeg je uitgeverij Meulenhoff 100.000 frank voor een onheus citaat achterop ‘Een gebied zonder eind’ van Günter Grass.
GRUNBERG «Dat was ook heel schandalig. In een stuk waarin ik stelde dat ‘Een gebied zonder eind’ een slechte roman is, schreef ik ergens aan het begin: ‘Ik houd van Günter Grass.’ En net dat zinnetje zette Maarten Asscher van Meulenhoff op de flap van ‘Een gebied zonder eind’. Daar heb ik in een column op gereageerd, ik vond het niet meer dan normaal dat men mij vergoedde voor dat foute citaat. Maar Asscher heeft nooit betaald, de krent.»
HUMO Volgens mij gaat het intussen al over een volgende hoofdzonde.
Gramschap
GRUNBERG «Woede is geen zonde, het is integendeel heel gezond. Voor een schrijver is woede zelfs cruciaal. Ik las onlangs met veel begrip dat Grass John Irving verweet dat hij niet meer woedend genoeg was.
»Het is natuurlijk ook een destructieve eigenschap, maar dat stoort me niet. Het ergste vind ik die beleefde onverschilligheid: niets wordt uitgesproken en iedereen is onecht aardig. Als je met mensen samenwerkt, komt er vroeg of laat onvermijdelijk een moment dat je ruzie krijgt. Die ruzie doorsta je of niet, en met de mensen met wie je geen ruzie kan maken, moet je ook niet samenwerken. Zo simpel is het.»
HUMO Je hakt in je columns graag in op gevestigde waarden in de literatuur.
GRUNBERG «Ik huldig het prachtige motto van Annie M.G. Schmidt: ‘Slaan waar er te slaan valt, schoppen waar er te schoppen valt.’ Ik heb in een column ook weleens het idee gelanceerd van een Stichting Gedupeerden Arnon Grunberg, onder mijn voorzitterschap. Maar niemand heeft zich ooit gemeld. Dat had nochtans gekund, want ruzie maakt vaak iets los bij mensen. Door ruzies kunnen ook vriendschappen ontstaan. Ik heb ooit meegemaakt dat toen ik met iemand ruzie kreeg, ik hem zo leuk vond reageren dat we bevriend zijn geraakt.
»Ik vind het ook leuk schrijvers te beledigen. Maarten ‘t Hart, die dat vroeger ook vaak heeft gedaan, gaf me gisteren nog een soort vaderlijke waarschuwing. Hij zei dat ik moest oppassen, want dat ik het vroeg of laat allemaal zou terugkrijgen. ‘t Hart zei ook dat hij het zo naar vond om naderhand iemand tegen te komen die hij beledigd had. Dat begrijp ik niet, ik vind dat je met iemand die je beledigd hebt, nog een glas wijn moet kunnen drinken. Als ik telkens de daad bij het woord had gevoegd, was ik ook al talloze malen van mijn vriendin weggegaan, en zij van mij.»
HUMO Wat heb je bijvoorbeeld tegen Claus en Mulisch?
GRUNBERG «Niet zoveel. Alleen vind ik Mulisch het meest verspilde talent van onze letteren, ik denk dat hij mooiere boeken had kunnen schrijven. Claus is een instituut geworden, een kerk. Dat mag best van me, maar kerken zijn er wel om tegen te schoppen. Ik hoop dat ik het zelf nooit word: voor je een kerk kan worden, moet je volgens mij jezelf onderuit halen of iets anders gaan doen.»
HUMO Joost Zwagerman opperde dat al dat gescheld en geschop compensatiedwang is.
GRUNBERG «Joost Zwagerman zou misschien een psychologisch uurtje op de radio moeten vullen. Wat zou ik moeten compenseren? Mijn iele gestalte? Ik weet dat Napoleon ook klein was en dat sommigen zijn veroveringszucht daaraan toeschrijven. Maar dat wil dus zeggen dat Napoleon zijn geringe gestalte serieus nam, terwijl ik een stevige dosis zelfspot bezit. Ik heb ook nooit het gevoel gehad dat ik niet meetelde.»
HUMO Word je boos als ik je zeg dat je in ‘De troost van de slapstick’ tot vervelens toe dezelfde minimalistische stelling herhaalt: kunst is entertainment?
GRUNBERG «Ik vind inderdaad dat een schrijver de lezer in de eerste plaats moet vermaken. En als er nog wat meer gebeurt, is dat uiteraard meegenomen. Maar dat kan niet de eis zijn, je moet beginnen met het vermaak. Als je mensen een boodschap in de strot ramt zonder ze te vermaken, is je boek mislukt. Ik vind een boek al geslaagd als het me vermaakt. Dat is misschien minimalistisch, maar er wordt volgens mij veel te geringschattend over entertainment gedaan.»
HUMO Maar je wekt de indruk dat je boeken ook niet meer willen zijn dan slapstick.
GRUNBERG «Slapstick is altijd tragisch, er zit altijd een heel serieuze ondertoon in. De films van Chaplin zijn voor mij altijd meer dan alleen maar lachen. Toch blijf ik erbij: als mijn boeken vermaken, is dat al heel wat. Als mensen erdoor aan het denken worden gezet, of de wereld gaan zien zoals ik hem zie, dat is dat heel mooi. Maar dat is niet mijn doel, ik vind niet dat je boeken daarvoor moet gebruiken. Ik ga kokhalzen als ik mensen bezig hoor over ‘de existentiële meerwaarde van een boek dat iets zegt over de condition humaine’. Dat is onzin. Alsof je ‘n boek nodig hebt om iets te zeggen over de condition humaine! Alsof Tsjechov zo mooi is omdat hij iets zegt over de condition humaine! Ik vind het zelfs beledigend dat te beweren.»
Traagheid
HUMO Het tempo waarin je in de vaart der volkeren wordt opgestoten is niet bepaald laag.
GRUNBERG «Maar ik heb niet het gevoel dat het snel gaat. Ik sta alleen verbaasd over het soort snelheid waardoor je op een gegeven moment in Australië rondloopt en zesendertig uur later in Nederland. Zo lijkt het soms alsof twee weken anderhalve maand duren, omdat er zoveel in kan gebeuren. Dat vele reizen heeft iets heerlijk enerverends, het wordt pas vervelend als het drie jaar zou duren. Maar binnenkort is het afgelopen, want dan blijf ik een tijd in New York.
»Dingen kunnen me nooit te snel gaan, ze gaan altijd veeleer te langzaam. Misschien heb ik volgend jaar wel een taxiongeluk, wat nogal vaak voorkomt in New York. Ik heb in elk geval nooit het gevoel dat ik nog jaren de tijd heb.»
HUMO Je personages vullen hun dagen niet met naar het goede te streven.
GRUNBERG «Ze zijn er nog niet aan toe naar het goede te streven, ze zijn meer bezig met overleven. Ik geloof niet dat de mens fundamenteel slecht is, ik geloof dat hij fundamenteel bezig is om zelf te overleven. Toch is het tegelijk best mogelijk er een vorm van mededogen op na te houden. Hoewel de goedheid nooit alomtegenwoordig zal zijn, zijn sommige mensen toch in staat iets goeds van hun eigen leven te maken, zonder de anderen al te veel te schaden.»
HUMO In ‘De troost van de slapstick’ vergelijk je Eugène Ionesco met Buster Keaton: ‘Ionesco had veel meer hoop dan Keaton en was daarom uiteindelijk ook serieuzer en zwaarder op de hand.’ Jij bent eerder een Keaton dan een Ionesco.
GRUNBERG «Ik heb weinig hoop, ik hoop bijvoorbeeld niet op een wereld die door goedheid geregeerd wordt. Die is toch niet realiseerbaar, maar zelfs dat is geen gedachte waarvan ik ‘s nachts wakker lig. Om het met een Duits toneelschrijver te zeggen: ‘Een pijl door het hart, dat noemen ze liefde. Mensen zijn goed noch slecht en niet te veranderen.’ Dat vat het mooi samen.
»Ik vind het ook evident dat mensen wantrouwig staan tegenover elkaar. Als er iets is om bang voor te zijn, is het wel een mens. Je hoeft je maar te realiseren wat mensen elkaar aandoen, niet alleen fysiek maar ook emotioneel, om bang in een hoekje weg te kruipen.»
HUMO Ben je goed in bekommernis om de honger in de wereld?
GRUNBERG «Ik lees de krant, ik leef dus niet in een afgesloten, eigen wereld. Maar ik besef dat niemand in zijn eentje de honger in Afrika kan oplossen. Aangezien ik gierigheid als een van de meest slechte eigenschappen beschouw, vind ik het ook niet erg om geld weg te geven, hoewel ik nogal sceptisch sta tegenover geïnstitutionaliseerde goede doelen. Het is ook grappig dat als je in Amerika één keer geld weggeeft, iedereen je plots weet wonen. Ongeveer zeventig procent van de brieven die ik in Amerika krijg, is afkomstig van verenigingen die geld willen voor een of ander goed doel. Daar kan je dan naar eigen goeddunken je keuze uit maken. Ik steun bijvoorbeeld een vereniging die abortusklinieken beschermt. Ach, er zal wel iets van waar zijn dat geld storten een middel is om je geweten te sussen, maar eigenlijk kan mijn geweten allang niet meer gesust worden.»