HUMO'S COMEDY CUP
Comedians over hun flaters en de grappen waar ze nog wel eens over wakker liggen (slot)
Vorige week lieten we een dozijn vermaarde komieken aan het woord over homo’s, moslims, negers en Maggie De Block. Ter lering, maar toch vooral ter vermaak, gingen we deze week bij diezelfde mooie jongens (aangevuld met Bas Birker en Thomas Smith) polsen naar de onvermijdelijke flaters uit hun vroege dagen: de tenenkrullend flauwe, faliekant mislukte of onbedoeld kwetsende grappen die hen ’s nachts nog weleens kwellen wanneer ze de slaap niet kunnen vatten. Send in the clowns!
NIGEL WILLIAMS «Ik ben afgelopen zomer verhuisd, en bij het inpakken ben ik op schriftjes gestoten uit de tijd toen ik nog vooral in het Antwerpse comedycafé Buster optrad. Het was toch te heet om hard te werken, dus ik ben maar zo’n schriftje gaan lezen. Man! Niet dat alles even slecht was, hoor, maar bij sommige moppen steeg het schaamrood me toch naar de wangen. ‘Vroeger bokste ik graag. Ik kon dat vrij goed, ik werd altijd tweede’: dat soort werk. Te mijner verdediging: ik stond in de Buster vaak om één uur ’s nachts op het podium, wanneer de meeste klanten al flink in de wind waren. In de drie minuten die je daar kreeg, moest je vooral joke na joke na joke maken: anders duurde het niet lang voor je een glas bier over je heen kreeg. The school of hard knocks.»
ALEX AGNEW «Ik heb in café Buster ooit zélf een klets bier in iemands gezicht gegooid, omdat hij maar bleef roepen tijdens mijn optreden. ‘Als ik je nu nog hoor, volgt het glas ook,’ heb ik eraan toegevoegd. Toen zweeg hij wel. En terecht, want zelfs in die begindagen vertelde ik géén flauwe grappen. Al heel snel was ik namelijk een pak beter dan het gemiddelde (lacht). Ik weet het, het klinkt ontzettend arrogant, maar het is wel keihard wáár.»
RAF COPPENS «Toen ik met stand-upcomedy begon, en dan spreek ik over het vroege pleistoceen, bezondigde ik me vooral aan woordspelingen. ‘Wil Tura, of wil Tura niet? Wil Ferdy? Wie wil er wel nog? Eric, vaneigen!’ Of nog erger: ‘Daar kwam kalKoen Wauters met Luc Steeno-dactylo, Jo Valling en Sandra dubbele Kin. Helmut? Lotti maar lopen.’ Intussen zitten zulke woordspelingen al lang niet meer in mijn shows, net als Stevie Wonder-moppen à la ‘Stevie Wonder kijkt niet op een euro’. Zelf ben ik daar niet rouwig om, al zijn er mensen die me vroeger beter vonden. Vergis je niet: de gemiddelde Vlaming is en blijft dol op woordspelingen.»
BAS BIRKER «Op zich heb ik niks tegen woordspelingen, maar dan als kop boven een artikel, of even tussendoor. Níét als pointe, en al zeker niet van een grap met een aanloop van drie minuten.
»De eerste keer dat ik in het Canvasprogramma ‘Comedy Casino’ zat, lichtjaren geleden, vertelde ik een veel te lang verhaal over een Marokkaan die ik op straat tegen het lijf was gelopen, en die ik uit verstrooidheid een sigaret had aangeboden in plaats van het vuurtje waar hij om had gevraagd. ‘Gast, wa is dees?’ vroeg-ie me, waarop ik: ‘‘Deze’ is een aanwijzend voornaamwoord.’ Op zich een aardig grapje, maar bepaald niet de monsterpointe waar het publiek na die ellenlange inleiding recht op had.»
URBANUS «Dat is een ijzeren comedywet: hoe langer je mensen op de pointe laat wachten, hoe beter die moet zijn. Als je naast een Belg, een Duitser en een Hollander ook nog een Zwitser, een Rus, een Chinees, nog een Chinees, een Fin en een Zuid-Afrikaan het café laat binnenkomen, dan moet je op het einde wel een gigántische pointe uit je hoed toveren, wil je niet plat op je buik gaan.»
HAN COUCKE «Het is beschamend om dat nu te zeggen, maar toen ik bijna twintig jaar geleden begon, speelde ik vooral typetjes. Een oudstrijder, een homo, een Chinees – inclusief alle r’en in l’en veranderen... In Wallonië passeert zulke humor nog altijd, hier in Vlaanderen moet je er al lang niet meer mee komen aanzetten. Maar destijds moest je maar een handje laten wapperen of de mensen sloegen zich al op de dijen: ‘Hahaha, een janet!’»
COPPENS «Begin jaren 90 was het Vlaamse publiek nog niet veel gewend. Het moest eenvoudig en braaf zijn, of je had ze niet mee. Typetjes en imitaties hielpen om het er vlotter in te krijgen. Zo zette ik weleens een kalotje op mijn kruin en hing ik een kruis rond mijn nek om er als paus Johannes Paulus II een rist grappen over de kerk door te jagen à la ‘In de Bijbel kwamen veel luiaards voor, zoals Johannes De Dopper’. Nu zijn zulke grappen compleet voorbijgestreefd, maar in het begin van mijn carrière was ik niet al te kritisch voor mezelf: ik deed gewoon wat werkte, en en passant kreeg ik de stiel onder de knie.»
WILLIAMS «Iedere beginnende komiek moet eerst leren optreden. Pas daarna ga je je afvragen: wat ben ik hier allemaal aan het uitkramen? Vergelijk het met autorijden: het duurt een tijdje voor je alles onder de knie hebt, maar zodra dat gelukt is, kun je beginnen na te denken over hóé je wilt rijden. En vooral: waarheen.»
THOMAS SMITH «Toen ik pas begon, wist ik begot nog niet waarheen (lacht). In mijn schrijfkamertje hangt het ingekaderde allereerste grappenblad dat ik ooit heb afgedrukt – in koeien van letters, want mijn printer had kuren. Daar staat bijvoorbeeld deze grap op, die ik nu nooit meer zou maken: ‘Mijn vader is een droom van een kerel. Letterlijk: ik heb hem nooit gekend.’ Echt dwaas, omdat het niet waar is: mijn vader heeft me helemaal niet verlaten.»
BIRKER «Die fout maken veel beginners: ze verzinnen eerst een grap, en gaan er dan een verhaal rond opbouwen. Eigenlijk moet je het omgekeerd doen: je vertelt het verhaal dat jij wilt vertellen, en op basis daarvan verzin je grappen. Ik geef al jaren les aan beginnende comedians, en het eerste wat ik hun leer is: ‘Zeg wat jíj wilt vertellen, in plaats van wat je denkt dat het publiek wil horen.’ Comedy is niet spelen, comedy is zíjn.»
KAMAL KHARMACH «Alles goed en wel, maar uiteindelijk wil je toch vooral dat er gelachen wordt. En als het niet goedschiks lukt, dan maar kwaadschiks. Zet om het even welke komiek, mezelf incluis, voor een publiek dat niet lacht, en binnen het kwartier schakelt hij over op moppen over Hitler, dikzakken, seks of Marokkanen. Da’s gegarandeerd scoren, hè. Of hij grabbelt eens in zijn zak met vaste oneliners die iedere komiek heeft om zich uit netelige situaties te redden. Als het bijvoorbeeld wat stiller wordt en er valt een glas, dan vraag je: ‘Is er een ijsbeer bevallen?’ En als je een toeschouwer met gekruiste armen ziet zitten: ‘Zeg, ben jij je tepels aan het beschermen, of zo?’ Of als iemand te luidruchtig is naar je zin: ‘Zeg! Dit is geen televisie, hè. Wij horen u ook.’
»De betere comedians proberen hun eigen versie te maken van alombekende oneliners, maar het blijft een collectief arsenaal. Al moet ik toegeven dat er ook komieken zijn – laat ik ze Jeroen Leenders, Michael Van Peel en Wim Helsen noemen – die zich van die onzekerheid weinig aantrekken en zelfs tijdens try-outs consequent hun eigen ding doen. Ongeacht de reactie van het publiek vertellen ze gewoon wat ze te vertellen hebben, en daarmee uit.»
Schunnige praat
WIM HELSEN «De slechtste publieksreactie die ik ooit heb gehad, kwam tijdens een try-out voor ‘Het uur van de prutser’, in een theaterzaaltje in Venlo. Ik had bedacht dat het grappig zou zijn om mezelf te onderbreken op het podium, dus ik had vooraf samen met een vriend mijn stem opgenomen. Mijn technicus moest die fragmenten dan op afgesproken momenten afspelen, zodat ik tijdens mijn betoog op de bijtendste kritiek van mezelf werd getrakteerd. ‘Och god, zie hem staan. Wim Helsen, de grote man. Onnozel ventje,’ enzovoort. Elke interventie duurde minstens een halve minuut, soms waren het vier à vijf minuten. De eerste keer dat die stem me onderbrak, was nog wel oké. Maar vanaf de tweede keer voelde ik – en ik merkte dat het publiek het ook voelde – dat alle energie en plezier uit de ruimte werden gezogen. Het ergste was nog: ik had wel dertien van die stemfragmenten opgenomen, en we zaten nog maar aan twee. Ik dacht: ik kan dat nu niet meer veranderen, ik heb afspraken gemaakt met mijn technicus. Een ronduit verschríkkelijk uur is dat geworden: de zwaarte die daar na tien minuten hing, is de rest van de show niet meer weggegaan.»
DRIES HEYNEMAN «Met Ter Bescherming van de Jeugd, het duo waarvan ik vroeger deel uitmaakte, hebben we een voorstelling gespeeld met een nogal explosief begin: het doek ging open, en ik hing daar behoorlijk realistisch aan de spotrails te bungelen met een koord rond mijn nek. Mijn collega Tim Goditiabois zat op z’n gemak op een stoel, en na een vrij lange stilte vroeg hij: ‘En?’ Waarop ik wakker werd en zei: ‘Tja. Niks, hè.’ – ‘Oké, dan gaan we ’t nog eens opnieuw moeten doen.’ Klachten hebben we er nooit over gekregen, maar het shockeffect was zo groot dat we er in de rest van de voorstelling niet meer overheen raakten. Na een paar opvoeringen hebben we die scène maar weggegooid. Af en toe moet je als comedian de moed hebben om iets te schrappen, ook al vind je het echt goed.»
AGNEW «Ik kan me niet herinneren dat ik ooit iets geschrapt heb, al ben ik wel meer op mijn taalgebruik gaan letten nadat ik een brief had gekregen van een homoseksuele man die vond dat ik nogal vaak het woord janet gebruikte. In mijn oudere shows riep ik ook te pas en te onpas: ‘Homo!’ Dat zou ik nu niet meer doen. Ik ben niet meer de angry young man van vroeger, de vuilbekkende comedian die tegen allerlei schenen stampt. Ik word steeds genuanceerder in mijn shows, ook al omdat nuance de nieuwe punk is. Het bestáát amper nog.»
PHILIPPE GEUBELS «Helemaal in het begin vertelde ik veel meer grove grappen dan nu. Maar dat was niet omdat ik een angry young man was of zo: ik was gewoon nog niet zo zeker van mezelf en van mijn materiaal. Daarom stopte ik er al wat sneller iets grofs tussen, want daarmee scoor je makkelijk. ‘Ik heb een tante die stinkt, niet normaal. Maar ja, mijn nonkel is necrofiel.’ Of: ‘De eerste keer dat ik seks heb gehad, was in de peutertuin. Maar blijkbaar is dat strafbaar als 16-jarige.’»
SMITH «Ik had ontzettend veel blue material in mijn begintijd: seks, seks en nog eens seks, maar dan vanuit het standpunt van iemand die geen seks had (lacht). ‘Ik ben vrijgezel. Ik spring elke avond op mijn bed op en neer zodat mijn buurman denkt dat ik van bil ga.’ En ook: ‘Ik ga nooit naar de hoeren. Ik trek mezelf af, en dan stort ik 50 euro op mijn eigen spaarrekening.’ Zo fout! Maar als beginnende komiek voel je je veilig met schunnige praat, omdat je nog niet durft te vertrouwen op subtiliteit en nuance.»
BERT GABRIËLS «Ik vertel soms nog flauwe moppen in mijn shows, meestal een heel aantal na elkaar. Genre: ‘Ik had ooit een onenightstand met een meisje met drie armen. Die had ze ooit uitgenodigd met Kerstmis en die waren daar blijven wonen.’ Dat moet kunnen, zolang je zelf wéét dat het flauwe moppen zijn.»
SMITH «Eén keer heb ik een seksmop verteld die echt te ver ging, over hoe ik me altijd vergiste van plooi bij dikke vrouwen. Ik kreeg er weleens klachten over, maar ik verdedigde mezelf dan door te zeggen dat ik een alternatieve comedian was. Zo van: ik ben een artiest, en ik doe dit voor een select kransje van mensen dat mij begrijpt. Flauwekul natuurlijk: het was gewoon een ronduit kwetsende mop.»
Boze brieven
JAN JAAP VAN DER WAL «Qua kwetsende humor heb ik eens een erg leuk moment beleefd tijdens een schnabbel – overigens een van oorsprong Joods woord – voor het Joods Maatschappelijk Werk, met allemaal mensen in de zaal die andere mensen van hun oorlogstrauma afhielpen. Toen ik tijdens een stuk over schoolreisjes aan een dame op de eerste rij vroeg of ze weleens op kamp was geweest, kwam er een geweldig strenge blik terug, en de op scherpe toon gestelde vraag: ‘Wat zei jij daar, jongeman?’ Ik was me van geen kwaad bewust, dus ik heb heel hard teruggeroepen: ‘OF U WELEENS OP KÁMP BENT GEWEEST!?’ De nare sfeer die toen ontstond, heb ik helaas niet meer helemaal kunnen rechttrekken.»
PIET DE PRAITERE «Ik heb eens de Belgische Gilles de la Tourettevereniging op m’n dak gekregen door mijn typetje Dikke Gilbert de la Tourette. Leden van die vereniging stonden te betogen bij de première van een show, toch een vrij absurde situatie. De voorzitster, een zekere Rita, had een dochter die tourette had. Zij was héél kwaad in naam van haar dochter, en eiste dat ik tijdens mijn voorstelling pamfletjes zou uitdelen waarin ik het syndroom bespreekbaar zou maken. Ik zei: ‘Mevrouw, ik ben een performer, geen maatschappelijk assistent.’ We zijn dan tot het compromis gekomen dat de leden van die vereniging op de eerste rij mochten zitten, en dat heeft buitengewoon goed uitgepakt: ze vonden het allemaal een leuke voorstelling. Van die vrouw heb ik vervolgens nooit meer iets vernomen.»
URBANUS «Dat is typisch: wie de rolstoel moet duwen, is steevast veel verontwaardigder over een rolstoelgrap dan wie erin zit. De zogezegde slachtoffers zijn vaak blij dat hun probleem eens bespreekbaar wordt gemaakt. Ik vind het veel beledigender om met iederéén in de zaal te lachen – die met zijn dikke kop, die met zijn flaporen, nog een andere met zijn onnozel kostuum – maar die mens in zijn rolstoel over te slaan. Maakt hij dan geen deel uit van de maatschappij? Ik heb altijd grappen gemaakt over gehandicapten, de boze brieven nam ik er voor lief bij.»
WILLIAMS «Het Engels heeft een gezegde over stand-upcomedy: ‘Als iedereen achter jou staat, dan ben je in de verkeerde richting aan het praten.’ Klopt als een bus. Fuck, man, heb je de maatschappij al eens goed bekeken? Wat mij betreft, moeten er gemiddeld twee personen per optreden kwaad de zaal verlaten. Wat ben je anders waard als comedian?»
GABRIËLS «Zal ik tot slot van de debatten nog snel een grap vertellen die er echt langs álle kanten over gaat, en die ik in deze #MeToo-tijden met geen mogelijkheid meer verkocht zou krijgen? Ik heb ’m voor het eerst verteld toen ik in comedycafé The Joker een Alex Agnew-imitatie ten beste gaf, met twee veegborstels als bakkebaarden aan mijn gezicht bevestigd. Er werd zó hard om gelachen dat ik ’m daarna een hele tournee lang in mijn show ‘Pech’ heb gebruikt. Komt-ie: ‘Ik doe geen ‘lach en een traan’-cabaret. Als uit mijn publiek een meisje zou huilen, dan is het in de kleedkamer, voorovergebogen en droog in de kakker. Dan bloedt ze ook eens uit dat andere gat.’ Sorry, hoor, maar ik had je gewaarschuwd.»