familiedrama
De dubbele kindermoord in Aalst: ‘We hadden die schaar en dat cuttermes al een tijdje op zak. Van toen we beslist hadden ons gezin uit te roeien’
- Wat hebt ge gedaan met de baby?
- Ik heb Melissa uit haar bedje genomen en naast mijn vrouw op bed gezet. Ik heb haar enkele seconden met het gezicht in de matras geduwd, om haar te stikken.
- En dan?
- Ik ben gestopt.
- Waarom?
- Het ging niet. Ik kon het niet. Ik zei tegen mijn vrouw dat zij het moest doen. Ik heb dan een kussen op Melissa gelegd.
- En dan?
- Dan is mijn vrouw daarop gaan zitten.
- Zei ze iets?
- Nee, ze weende wel.
- Wist ze wat de gevolgen zouden zijn?
- Ik denk dat niet.
- Ge denkt van niet. Hoe lang heeft ze op Melissa gezeten?
- Een kwartiertje?
Het komt eruit als het antwoord op een quizvraag. Beklaagde Luc De Winne (33) buigt zich even naar de microfoon, kijkt alsof hij een wilde gok doet - ‘Een kwartiertje?’ - en kijkt dan vragend op naar de voorzitter van het Oost-Vlaamse assisenhof. ‘Een halfuurtje, hebt ge in de ondervragingen gezegd,’ repliceert die bijna achteloos. ‘Enfin, we zullen het eens aan Maggy vragen...’ Maggy Strobbe (28) sukkelt recht en grijpt de microfoon.
MAGGY STROBBE «Ik herinner mij daar niks meer van, meneer de voorzitter, want Luc had mij geslagen. Hij had mij bier laten drinken en de letter M uit mijn schaamhaar gesneden en een M in mijn bil gekerfd.»
VOORZITTER «Die M, was dat van Mario, uw buurman?»
MAGGY «Ja, hij dacht dat ik daarmee te doen had. Maar dat was niet waar. En dan heeft hij mij nog een fles champagne doen bestellen ook.»
VOORZITTER «Het is toch vreemd dat ge u niks meer herinnert, want ge hebt tot drie keer toe aan de politie tot in de puntjes beschreven hoe het met Melissa gegaan is.»
MAGGY «En toch is het de waarheid. Van Joachim wel, maar van Melissa herinner ik mij dat niet meer.»
***
Luc De Winne en Maggy Strobbe werden door het assisenhof in Gent schuldig bevonden aan moord met voorbedachten rade op hun kinderen Melissa (drie maanden) en Joachim (7). Ze kregen levenslang. Op de beklaagdenbank zaten twee zielige figuren, die volgens de psychiaters toerekeningsvatbaar en ‘normaal begaafd’ waren, en heel goed wisten wat ze deden toen ze begin januari 1999 in kamer 4 op de tweede verdieping van het Hotel de la Gare, aan het station van Aalst, hun kinderen doodden.
Hij - krijtwit, spitse neus, ingevallen wangen - staart tijdens het hele proces roerloos voor zich uit. Zij - lijzig gezicht, vettig haar, dunne mond - lacht af en toe mee met een grapje, tot ze zich herinnert dat zij de beklaagde is en maar beter deerniswekkend omlaag kan kijken, zoals haar man. De ondervraging zorgt voor absurde taferelen waarin het Aalsterse echtpaar de gruwelijke feiten op bijna onverschillige toon meedeelt, af en toe een totaal irrelevant detail ontkennend (‘Ik heb helemaal geen slippertje gehad met Claudia! Ik heb daar alleen eens mee gevreeën!’).
Assisenvoorzitter Hans Van Bossuyt blijft rustig doorvragen naar wat er gebeurde nadat Maggy Strobbe ‘een kwartiertje’ op haar drie maanden oude dochtertje had gezeten. Ze was dood, hadden de ouders geconstateerd. Luc De Winne rolde de baby in een kussensloop en legde er een laken over, zodat haar broer Joachim het lijkje niet zag.
VOORZITTER «Ge zijt dan nog twee dagen in die hotelkamer gebleven met z’n drieën. Vroeg uw zoontje Joachim ondertussen niet naar zijn zusje?»
MAGGY «We hadden tegen hem gezegd dat Melissa sliep, dat ze ziek was.»
VOORZITTER «Wilde hij dan niet met haar spelen? Ik kan me voorstellen dat jongetjes van zeven nog graag met hun zusje spelen.»
MAGGY «Hij is er een keer naartoe gegaan en toen heeft Luc gezegd: ‘Kom terug.’»
VOORZITTER «Ge hebt daar donderdag dan nog champagne zitten drinken. Was dat omdat ge iets te vieren hadt?»
LUC (verontwaardigd) «We hebben die fles niet uitgedronken, ze is omvergevallen.»
VOORZITTER «Ge hebt toch verklaard dat ge nadien champagne hebt gedronken. Maggy moest ze van u bestellen. ‘Zeg maar dat we iets te vieren hebben,’ hebt ge gezegd.»
LUC «Dat is niet waar!»
MAGGY «Ik kan het mij niet herinneren.»
‘Mama, doe mij geen pijn’
De dood van Melissa was het begin van de uitvoering van een plan waarop Luc De Winne en Maggy Strobbe al enkele weken liepen te broeden. ‘We hadden die schaar en dat cuttermes al een tijdje op zak. Van toen we beslist hadden ons gezin uit te roeien. Wij waren wanhopig. We wilden er samen een einde aan maken, vanwege de pesterijen van de buren en de financiële problemen. We wisten alleen nog niet hoe of waar. Die donderdag in dat hotel zat Joachim op een bepaald moment in bad. Dat leek ons het moment voor Melissa.’
Twee dagen na de dood van Melissa doodden Luc De Winne en Maggy Strobbe ook hun zevenjarige zoontje Joachim. Dat verliep iets moeilijker dan bij Melissa: de eerste poging van Maggy mislukte.
MAGGY «Ik was ‘s nachts wakker geworden en heb een deken over zijn hoofd gelegd, ik wilde hem verstikken. Maar Joachim ging nogal hevig tekeer. Hij begon te roepen: ‘Mama, doe mij geen pijn.’»
VOORZITTER «‘Ik wil niet sterven,’ riep hij. Dus ge hebt die deken over zijn hoofd gedraaid...»
MAGGY «Niet gedraaid, gelegd. Dat was een paniekreactie. Ik wilde mijn kinderen geen pijn doen. Luc zei dat ik moest ophouden, dat het toch niet ging. Dan ben ik gestopt.»
VOORZITTER «De ochtend daarna hebt ge Joachim om sigaretten gestuurd?»
LUC «Ja. We hebben dan gewoon wat naast elkaar gezeten.»
MAGGY «Luc heeft over mijn gezicht gewreven en gezegd dat het hem speet. Ik had dan een ander voorstel. We wilden hem elektrocuteren. Ik zou met hem in bad gegaan zijn en dan zou Luc daar een elektrisch snoer in gooien.»
Luc De Winne had al een kabel van een nachtlamp afgesneden, maar uiteindelijk werd ook van het elektrocutieplan afgezien: ‘We konden het niet.’ Plan C kon wél. Zaterdagvoormiddag kreeg Joachim een schaar in de rug geplant. De jongen lag op dat ogenblik met zijn hoofd op mama’s buik, de benen op papa.
MAGGY «De schaar lag klaar op de matras achter Luc. We wisten beiden wat de bedoeling was, hoewel we het niet met zoveel woorden hadden gezegd.»
LUC «Ik heb die schaar in zijn rug gestoken.»
MAGGY «Met mijn ene hand heb ik zijn mond dichtgesnoerd omdat hij aan het schreeuwen was. Met mijn andere hand hield ik zijn handje vast. Zo kon hij voelen dat ik hem tot het laatste steunde. Hij heeft daarin genepen tot hij niet meer kon.»
Two down, two to go. Nu zijzelf nog.
Bloed in de badkamer
Maar dat werd knoeiwerk. Luc De Winne ging naar de badkamer en probeerde zich de polsen door te snijden, maar moest zijn pogingen staken omdat hij ‘onwel’ werd en op bed moest gaan liggen. Toen Maggy zich op haar beurt van het leven wilde beroven, bleek plots het mesje zoek te zijn. Ze nam dan maar een stukgetrokken bierblikje, maakte wat krassen met de scherpe rand, vroeg ten slotte hulp aan Luc. Die vond het cuttermesje terug en begon aan Maggy’s polsen. Maar nog voor er een slagader geraakt werd, viel de politie binnen.
DE POLITIEMAN «We waren toevallig op patrouille in de buurt toen we werden opgeroepen door de uitbaatster van het hotel. Ze zei dat ze een paar lastige klanten had, een echtpaar dat zich al dagenlang in hun hotelkamer opsloot. Ze was bang dat ze niet zouden betalen en dacht dat er iets niet pluis was.
»De deur van de kamer was op slot, en toen we ze met de reservesleutel wilden opendoen, bleek dat er aan de binnenkant een kast voor de deur stond. In de kamer hoorden we een hondje blaffen en water lopen. We hebben de deur dan met z’n drieën opengeduwd. Wat ik zag, was totale wanorde. Niemand in de kamer, alles overhoop. De televisie stond luid te spelen. Ik heb de badkamer zachtjes opengeduwd. Ik zag een enorme bloedplas, en daarin een man en een vrouw. Ze hadden snijwonden. De man had een schaar in zijn handen. Ze leefden nog.»
Luc De Winne en Maggy Strobbe zouden later consequent over ‘een gezinsdrama’ spreken dat zij ‘jammer genoeg’ overleefd hadden. De wetsdokter nuanceert: de bloedplas in de badkamer mocht dan wel enorm lijken, zo erg waren de ouders er niet aan toe. De sneetjes die ze zich aan hun polsen hadden toegebracht, waren niet meer dan ‘hesitation cuts’ of ‘Probier-Schnitte’: aarzelende krassen, zeker niet levensbedreigend. Met die verwondingen zouden ze nog eerder van honger en dorst zijn omgekomen dan zijn doodgebloed besloot de wetsdokter.
DE HOTELUITBAATSTER «‘Waar zijn de kindjes?’ vroeg ik aan die agenten. ‘Er zijn hier geen kindjes,’ zeiden zij. ‘Jawel,’ zei ik, ‘er zijn er twee. Ze staan met vieren in mijn hotelregister ingeschreven!’ Ik kwam de kamer binnen en van ‘t verschieten liet ik een confituurpotje uit mijn handen vallen. Ik wilde het oprapen, en ineens had ik het handje van de kleine vast. Van Joachim. En zo hebben we ze gevonden.»
VOORZITTER «Gij hebt Joachim een paar keer gezien. Wat voor een ventje was dat?»
DE HOTELUITBAATSTER «Een heel beleefd manneke! Ik zie hem nog in mijn keuken staan, met zijn bruin portemonneeke. Altijd ‘ja madame’, ‘nee madame’, ‘ik zal het vragen madame’... (snikt) Zo’n lieve jongen, dat bestaat niet meer...»
Hoteluitbaatster Dianne Jansens heeft zich burgerlijke partij gesteld in het proces. Omdat ze zoveel afgezien heeft en met een enorm schuldgevoel kampt (‘Had ik niks kunnen doen om het drama te voorkomen?’). Omdat ze nu nog altijd ramptoeristen over de vloer krijgt (‘Madame, mogen wij die kamer eens zien?’). Omdat de sfeer in het hotel nooit meer dezelfde zal zijn (‘Het kamermeisje heeft al dat bloed moeten opkuisen.’).
Ze wordt bijgestaan door advocaat Jef Vermassen, die zes jaar geleden de dure eed zwoer nooit meer in een assisenhof te pleiten, maar nu een ‘toevallige uitzondering’ maakt voor wat hij een ‘geruisloos maar getraumatiseerd’ slachtoffer noemt: ‘Misdadigers vinden het altijd verschrikkelijk om voor de reconstructie terug te gaan naar de plaats van de misdaad. Maar als je daar woont, dan kán je gewoon niet weg.’
JEF VERMASSEN «Dit misdrijf een gezinsdrama noemen vind ik bijna een belediging voor alle andere gezinsdrama’s. Het is gewoon kindermoord. Gezinsdrama’s spelen zich af bij modelgezinnen uit de midden- of hogere klasse die heel hard hun best doen maar het gevoel hebben dat ze gefaald hebben. De man die vreest dat zijn bedrijf de millenniumbug niet zal overleven, de man die bang is dat hij zijn hondenkennel moet opgeven. Maar hebben deze mensen, Luc en Maggy, hun best gedaan? Nee, nooit. Gezinsdrama’s komen voor bij mensen die geen enkel lichtpuntje meer zien, die in een zware depressie zitten. Hier is geen sprake van een depressie, alleen van antisociaal gedrag.»
Sociaal assistente Dina Decremer van de politie kwam meteen na de gruwelijke ontdekking in Hotel de la Gare ter plaatse. Haar wachtte de lastige taak de families van beide ouders op de hoogte te brengen. Dat bleek geen sinecure.
DECREMER «De families reageerden heel afstandelijk toen ik hen opbelde en vroeg of ik mocht langskomen met slecht nieuws. ‘Onze Luc? Wij willen daar niks mee te maken hebben.’ De telefoon werd gewoon ingegooid. ‘Maggy? Nee bedankt.’ Ik heb ook moeite gehad om iemand te vinden die het lijkje van Melissa kon identificeren. Er was bijna niemand die van haar bestaan afwist.»
VOORZITTER «Wat voor relatie hadden Luc en Maggy?»
DECREMER «De familie noemde het een ‘geobsedeerde liefde’, afstoten en aantrekken tegelijk. Maggy was bang voor Luc, maar ze was ook verslaafd aan die angst. Aan de andere kant had zij hem ook in haar macht. Ze leken wel bezeten van elkaar. Ze hadden voortdurend slaande ruzie, maar tegelijk konden ze niet zonder elkaar. Het was een zonderlinge, bijna angstaanjagende band.»
Biekens en bollekens
Die band zou de gruwelijke feiten overleven. Terwijl Maggy in de gevangenis ‘brak’ met Luc, en dat een jaar lang probeerde vol te houden, bleef hij haar bestoken met poëtische liefdesbrieven met veel ‘biekens’ en ‘bollekens’ - en weinig ‘Joachim’ en ‘Melissa’.
***
‘M’n lieveling,
Hier ben ik al weer met een briefje, ik ben toch aan een postzegel geraakt. Bolleken ik zit konstant aan jou te denken, hoe het met je gaat daar, en niet teveel pijn hebt. Ik mis je enorm, en nu zeker omdat je zo ver weg bent. Mijn hart doet verschrikkelijk pijn en heb veel verdriet, ik wou dat we bij elkaar waren, en als het kon en bestond heel ons gezinnetje want ik mis jullie allemaal zo erg dat ik het bijna niet meer aankan. Het is gewoon niet draaglijk, maar toch zullen we moeten door vechten en voor de rest van ons leven moeten mee leren leven. (...) I LOVE YOU Je lieveling’
(Brief van Luc De Winne aan Maggy Strobbe, 3 februari 1999, vier weken na de feiten)
***
Luc en Maggy hadden elkaar tien jaar eerder, in mei 1989, leren kennen aan de Bolleweg in Aalst. Hij woonde bij zijn zus, zij woonde bij haar vader en haar derde stiefmoeder. Hij had al een omzwerving langs een eindeloze reeks homes, pleeggezinnen en gesloten instellingen achter de rug, zij een rebelse jeugd na een vroege scheiding van haar ouders. Op school gleed extravagante Maggy van de richting Bureelwerk af naar Haartooi en zo naar Textiel, terwijl introverte Luc in de richting Metaalbewerking de C-attesten opstapelde. Hij was de jongste van zes kinderen, was wees sinds zijn dertiende, en hij ging op twaalfjarige leeftijd al mee inbreken met zijn tien jaar oudere broer. Maggy was enig kind, door haar natuurlijke moeder op driejarige leeftijd in een klooster gezet en er door haar meter en peter later weer uitgehaald.
Het klikte meteen tussen de twee. Maggy: ‘Luc gaf een etentje op restaurant, voor zijn verjaardag. Zes maanden later woonden we samen.’ Maggy en Luc vormden niet meteen een glamourkoppel. Zij stempelde en deed thuis niets anders dan koffie drinken, sigaretten roken en in verduisterde kamers met zwartgeverfde lampen televisie kijken. Hij ging af en toe in het zwart werken als dakwerker, maar dronk een groot deel van zijn loon meteen op in het café. Intussen werd er van alles op krediet gekocht: een salon, een tv, een stereo-installatie. Stuk voor stuk belandden ze bij de eerstvolgende ruzie op straat, waarop ze prompt weer nieuw werden aangeschaft. Afbetaald werd er niet. ‘Daar hadden we in feite geen goesting voor.’ Het koppel tripte ook duchtig op lsd, marihuana, coke en speed, waarvan ze drie keer per week een voorraad in Nederland gingen kopen.
VOORZITTER «En als het geld op was?»
MAGGY «Dan gingen we naar het OCMW.»
VOORZITTER «Volgens het OCMW bleven de warme maaltijden die ze bij u aan de deur brachten, nogal dikwijls buiten staan.»
MAGGY «Dat is niet waar, ik heb dat altijd opgegeten!»
VOORZITTER «Hebben ze u altijd geholpen bij het OCMW?»
MAGGY «Ja meneer de voorzitter, wij konden daar altijd aankloppen.»
VOORZITTER «En ondertussen reedt ge maar rond in onverzekerde wagens, reedt ge door de rode lichten, veroorzaakte ge zelfs een ongeval met vluchtmisdrijf, kocht ge spullen op krediet die dan regelmatig in een colère op straat vlogen... Nochtans hadt ge toch niet zo’n slecht inkomen: minimum 90.000 frank per maand. (Berispend) Het moet daar nogal het huishouden geweest zijn, hé.»
MAGGY (onderdanig) «Ja meneer de voorzitter.»
VOORZITTER «De maatschappij kon u gestolen worden...»
MAGGY «Ja.»
VOORZITTER «... behalve als het was om te krijgen.»
MAGGY (stil)
VOORZITTER «Noemt men dat geen profiteursmentaliteit?»
MAGGY «Ja.»
In tien jaar tijd moet het koppel meer dan tien keer verhuizen om schuldeisers en deurwaarders te ontvluchten. Vrienden en familie kwamen al lang niet meer over de vloer. Zussen en broers noemden Luc en Maggy ‘twee kwelgeesten’. Luc was ‘een venijnigaard’, ‘niet te vertrouwen’ en ‘leep’, Maggy ‘een onmens’, ‘te lui om te werken’, en ‘een beetje duivelachtig’. ‘Soms zat ze in haar keuken in het donker met alleen een kaars aan naar rare muziek te luisteren.’ Het paar sloot zich meer en meer op in een cocon van drank, sigaretten, drugs en geweld. In die cocon werd in 1991 Joachim geboren.
VOORZITTER «Joachim, wat voor een ventje was dat?»
LUC «Nen braven.»
VOORZITTER «Waart ge streng voor Joachim?»
MAGGY «Ja.»
VOORZITTER «In welke zin?»
MAGGY «Ik was veel kwaad op hem en ik sloeg hem regelmatig.»
VOORZITTER «Waarom deedt ge dat?»
MAGGY «Omdat ik nerveus was over wat Luc mij allemaal aandeed.»
Voorgeprogrammeerde jongen
DE SCHOOLDIRECTRICE «Joachim werd in de lente van 1998 in onze school ingeschreven, in het eerste studiejaar. Het gezin was in Kaprijke komen wonen. In het begin leek hij mij een normaal ventje. Maggy en Luc kwamen hem altijd samen naar school brengen, en Maggy stond erop elke dag contact te hebben met de juffrouw, via de schoolagenda. Als er niks in de agenda stond, hing ze ‘s avonds gegarandeerd aan de lijn. Een beetje overbezorgd, dachten wij eerst. Maar na een tijdje merkten de leraars dat Joachim de agenda angstvallig in het oog hield en bijna in elkaar kromp als iemand er iets in schreef.
»De jongen was ook overbeleefd, hij leek bijna voorgeprogrammeerd. Op de speelplaats legde hij moeilijk contact, hij speelde vaak alleen, was nerveus en wantrouwig. Het liefst van al rende hij met een blauwe doek om zich heen fladderend over de speelplaats. Hij was enorm gehecht aan die blauwe vod en haalde altijd dat ene, waardeloze stuk uit de speelgoedkoffer.
»Vanaf oktober was hij vaak afwezig. Als wij vroegen waar hij geweest was, zei hij altijd op een volwassen manier: ‘Ik kan mij absoluut niets herinneren’ - alsof dat zinnetje hem aangeleerd was. Toen zijn zusje Melissa geboren werd, zei hij daar niks over, terwijl zoiets normaal altijd gevierd wordt op school. Ik maakte mij zorgen en stuurde hem naar het PMS, maar hij schermde zich zo af dat zelfs de psychologen geen vat op hem kregen.
»Daags na de kerstvakantie was Joachim er niet. Ik heb toen allerlei instanties opgebeld om te vragen waar hij was, en ben toen voorbij zijn huis geweest. Het huis zag er desolater uit dan ooit, met de rolluiken helemaal naar beneden. Ik had een akelig voorgevoel. Ik was een heel gezin kwijt. ‘Waar zitten ze dan, met hun twee kleine kinderen?’, dacht ik.»
Gedichtjes op het graf
‘Bolleken we moeten dan ook eens, hoe moeilijk het ook is, over de zerkjes en enkele spreukjes of gedichtjes praten, ik heb er vandaag al een gesprek over gehad met de sociale dienst en ze zullen ons boeken geven en brochures waar we zullen kunnen uit kiezen. Een spreuk of gedicht dat moeten wij dan zelf doen. Bolleken ik hoop dat ik je snel zie want ik word hier ver zot, en wat gaat de tijd zo traag vooruit.’
(Brief van Luc De Winne aan Maggy Strobbe, 3 februari 1999)
***
MAGGY STROBBE «Toen we in het hotel aankwamen, hadden we al een dag en een nacht rondgereden. Luc dacht dat we achtervolgd werden door onze buren. Ik geloofde dat niet, maar ik speelde het spelletje mee. Al sinds wij elkaar kenden, had Luc soms periodes dat hij dacht dat hij achtervolgd werd, dat ze hem kapot gingen maken, en dat ik te doen had met andere mannen. Dan sloeg hij mij, en brandde hij sigaretten in mijn lijf. Ik ben een paar keer bij Luc weggegaan, naar een vluchthuis, maar hij is mij altijd komen halen. Hij beloofde dan dat hij mij geen pijn meer zou doen. Maar na een paar uur was hij dat alweer vergeten. Ik werd daar nerveus van. Soms sloeg ik Joachim dan eens, om mezelf af te reageren.»
RAYMONDE COOREMANS (schoonzus van Luc) «Dat ventje liep altijd vol blauwe plekken op armen en benen, soms met een blauw oog. Maggy sloeg hem voor het minste recht in zijn gezicht, ze duwde hem van de trap of plakte hem vol tape. Als hij moeilijk deed over het eten, verplichtte ze hem met een pollepel te eten. Speelgoed? Hij kreeg een oud tv-blad waarop hij mocht tekenen. In mijn ogen heeft Joachim nooit een leven gehad.»
DE POLITIEMAN «In de gevangenis heeft Maggy een tijdlang gebroken met Luc, en heeft ze veel brieven naar haar vader geschreven. Daarin schildert ze Luc af als ‘een monster’. In het begin heb ik Maggy eens gevraagd hoe hun seksuele relatie was. ‘Heel goed,’ zei ze toen. Achteraf bleek dat Luc haar geregeld vastbond en dan anaal verkrachtte. ‘Je moet dat toch gewend zijn, je hebt vroeger nog een relatie met een homofiel gehad,’ zei Luc dan. Het is zoals de vader van Maggy Strobbe mij zei: ‘Deze relatie heeft veel geheimen die het daglicht niet mogen zien.’»
***
‘Hij is een beest, die zaken deed die te smerig waren om te vertellen. Wat haat ik hem. Ik ben mishandeld, vernederd.’
(Brief van Maggy Strobbe aan haar vader, 10 mei 1999)
***
VOORZITTER «En toch, Maggy Strobbe, zijt ge zes maanden geleden in de gevangenis met Luc De Winne getrouwd. Waarom eigenlijk?»
MAGGY «Wij zien elkaar graag.»
VOORZITTER «Sinds het begin van het proces ben ik bestookt met vragen of ge opnieuw zwanger zijt. Wel?»
MAGGY (lachje) «Nee, dat buikje is van de medicatie.»
VOORZITTER «Luc heeft onlangs gezegd: ik wil met Maggy weer een gezin opbouwen.»
MAGGY «Ja, maar zonder kinderen.»
***
M’n Engelke,
‘Ik hoop dat ik een tweede kans krijg van leven. Een leven met jou, een mooi leven. Daar wil ik zeker voor vechten al duurt het twintig jaar, maar wil wel echt geholpen worden en dat ze echt achter me staan. (...) We moeten elkaar helpen en steunen en begrijpen en liefhebben en geen haat tussen ons laten komen. Spijtig genoeg zijn we het dierbaarste kwijt en blijven wij over, en hoe moeilijk het ook zal zijn in de toekomst, we zullen moeten doorvechten als we elkaar willen houden. Lieve lieve kusjes. Je bolleken.’
(Brief van Luc De Winne aan Maggy Strobbe, 1 februari 1999)
***
Maggy Strobbe en Luc De Winne werden door de volksjury veroordeeld tot levenslange opsluiting. In België komt dat neer op ongeveer tien jaar gevangenisstraf; daarna kunnen ze voorwaardelijk vrijkomen. De psychiaters bestempelden Luc De Winne als een gevaar voor de maatschappij, ‘omdat hij altijd opnieuw vervalt in misbruik van middelen en personen.’ Hij is paranoïde, wantrouwig en onberekenbaar, maar wél toerekeningsvatbaar. Maggy Strobbe is volgens de deskundigen ‘op zichzelf geen gevaar voor de maatschappij, maar overdreven afhankelijk.’ ‘Ze zou Luc overal volgen, wat hij ook zou doen, uit angst hem te verliezen,’ aldus de psychiater.
Spijt? Dat hadden ze allebei betuigd aan de psychiater. ‘Maar zeker bij Luc kwam dat niet zeer gemeend over.’ Dat bleek onder meer uit een psychologisch testje, waarbij de patiënt het zinnetje ‘Ik hou van...’ moet aanvullen. Bij Luc De Winne luidde het spontaan: ‘Ik hou van het leven.’
‘Bieken,
Ik hou ontzettend veel van jou men bolleken maar wil je in de toekomst geen pijn meer doen omdat ik weet dat ik me heel sterk zal moeten houden en dat ik levenslang zal kunnen krijgen. Zal u zo lang op me wachten?’
(Brief van Luc De Winne aan Maggy Strobbe, 25 januari 1999)