85 jaarwilfried martens
De memoires van Wilfried Martens (1): een inkijk in de donkere kamer
Oud-premier Wilfried Martens zou, als hij nog leefde, vandaag 85 geworden zijn. Humo-journalist Mark Schaevers schreef in 2004 ‘De memoires van Wilfried Martens’, een vierdelige serie over de CVP-politicus die destijds de Dexia-persprijs won. Het eerste deel kunt u hieronder lezen.
Verschenen in Humo 3336 (2004)
Hoe wonderwel past Wilfried Martens (68) in het metrostation Maalbeek, vanwaar hij elke dag omhoog klimt naar de Europese wijk. Kunstenaar Benoît heeft er op de stationsmuren het soort intrigerend burgermannetje rondgestrooid dat zijn tekenwerk domineert – de gebakken versie, op Portugese tegel. Het Benoît-mannetje zit gewoonlijk keurig in het pak, het kijkt verwonderd op van zijn eigen stijfheid, en weemoed en mysterie torsend loopt het soms een beetje gebogen. Het aanvaardt zijn gesloten aard. Het heeft weinig lichaam, veel hoofd – op het Maalbeekse perron zijn zelfs alleen hoofden afgebeeld.
Bovengekomen in de Wetstraat draait Wilfried Martens de hoek om, loopt – een beetje gebogen – de Aarlenstraat in. Op nummer 67 is het bescheiden hoofdkwartier van de Europese Volkspartij, op de eerste verdieping de kamer van de voorzitter. Ze is ruim en sober: bureau met fraaie computer, vergadertafel, zithoek, kapstok, koelkast, een kleine bibliotheek. Foto’s van enkele Europese helden, en een foto van de helden aan de haard: Ilse en de kinderen, Sara en Sophie, met nog een foto van de jongste, Simon, ervoor geschoven. Hoeveel invloed heeft Martens van hieruit écht op de Europese politiek, het is de vraag waard. Maar vandaag, de eerste interviewdag uit een reeks van vele, beschouw ik ze als beantwoord door het soort volk dat hem op zijn gsm weet te vinden voor een dringende babbel: kort na elkaar melden zich de Franse premier Raffarin en de Italiaanse premier Berlusconi. Martens tutoyeert hen beiden: ‘Sylvio, c’est toi qui fait le travail, hein!’
Dit voorjaar was het een kwarteeuw geleden dat Wilfried Martens premier geworden is. Hij is dat langer gebleven – Martens I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, remember? – dan al zijn voorgangers en opvolgers. Ik check het nog even bij hem, en het blijkt te kloppen: geen haan heeft naar die verjaardag gekraaid. Het zegt iets over de radicaliteit waarmee hij, sinds 1992, verjaagd is uit de Belgische politiek. Behalve met Ilse is hij hertrouwd met Europa. ‘Een sfinks’, ‘een donkere kamer’ is hij genoemd in een biografie verschenen aan het eind van zijn loopbaan als eerste minister. Hij is hard veranderd sindsdien, denk ik. Ik heb hem gevraagd of ik een blik in de kamer mag werpen – een demo vooruitlopend op zijn memoires, gepland op zijn zeventigste. Natuurlijk, heeft hij geantwoord. En hij schuift bij aan tafel, met als enig werkinstrument het grote hoofd.
HUMO Toen u, 3 april 1979, premier werd van dit land, was dat niet met uw volle goesting, hebt u altijd beweerd. U zou zich zelfs, aan de vooravond van uw 43ste, nog te jong hebben gevoeld. Maar dat moet een grap geweest zijn.
WILFRIED MARTENS «Ik was toen wel degelijk de jongste premier van Europa. Eerste ministers waren toen nog zestigers, eerste minister werd je ter bekroning van je politieke loopbaan. Terwijl ik zelfs nooit minister was geweest. Ik ben voorzitter van de CVP geworden toen ik 35 was, premier toen ik 42 was, en toen gold dat als bitter jong.»
HUMO Ik blijf u van een heimelijke vreugde verdenken op het moment dat u op het Paleis de eed aflegde.
MARTENS «Toch niet. Ik ben met lood in de schoenen naar Laken getrokken. Toen ik ’s avonds thuiskwam in Gent, waren er vrienden bij ons om het te vieren, maar ik had helemaal niet het gevoel dat er iets te vieren viel. Ik was me te zeer bewust van de moeilijkheden die zich de volgende morgen al konden voordoen. Er waren allerlei complicaties. Eén voorbeeld maar: toen ik dan eindelijk een regering had, ben ik er zelfs niet in geslaagd meteen een regeringsverklaring af te leggen, want er was geen overeenstemming over wie Kamervoorzitter moest worden.
»Mijn CVP-kompanen waren ook niet bijster optimistisch gestemd. Een paar weken na mijn aantreden organiseerde het stadsbestuur van Gent een diner in de Bijloke, vanwege het grote feit dat voor het eerst sinds Theo Lefèvre een Gentenaar eerste minister was (lachje). Een schitterend diner. En ik hoorde daar de vrouw van een CVP-schepen tegen haar buur zeggen: ‘Het is toch wel wreed- dat allemaal voor enkele weken!' Ik heb haar nooit kunnen zeggen dat het nog meegevallen is: ik ben twaalf jaar premier geweest. Maar ik ben dus wel begonnen in politiek ellendige omstandigheden.»
HUMO Aan uw eerste termijn als premier was dan ook een verscheurend stukje Belgische geschiedenis voorafgegaan: de mislukking van het Egmontpact. U had als CVP-voorzitter een akkoord voor een staatshervorming bereikt met de andere voorzitters van de regeringspartijen, maar toenmalig premier Leo Tindemans weigerde uiteindelijk het uit te voeren, omdat er onder meer bezwaren waren van de Raad van State. ‘Ik ga naar de koning!’ zei hij in volle Kamerzitting – zijn beroemdste scène.
MARTENS «De toestand was vreselijk ingewikkeld. In oktober 1978 had Tindemans het Egmontpact gedood. Daarna wou hij dat de hele partij zich achter hem opstelde. Maar van de andere partijen wou niemand met hem een regering vormen. We waren als sterkste partij uit de verkiezingen gekomen, de formateur moest uit ons kamp komen. De vraag voor de CVP was dus: steunen we Tindemans tot in de dood, of is er een alternatief?»
HUMO Tindemans had niet verwacht dat het alternatief Martens zou heten. Tot vandaag blijft hij zeggen: die heeft toen mijn vertrouwen geschonden.
MARTENS «Voor mij was het toen even onwaarschijnlijk als voor Tindemans dat ik premier zou worden. Alleen: er was geen andere kandidaat om hem op te volgen! Ik herinner me lange gesprekken met Jos Chabert in Oostduinkerke, waar we bijna buren waren. ‘Ge moet het nu doen!’ zei hij, ‘er is gewoon niemand anders.’ En dat was zo, vreemd genoeg, in een partij waar het altijd wemelt van de kandidaat-premiers…»
HUMO Tindemans was als winnaar uit de verkiezingen van 17 december 1978 gekomen. Wie hém van de troon stootte, moest wel een usurpator lijken.
MARTENS «Dat gevoel heb ik sterk gehad, ja. Tindemans genoot ook na de mislukking van het Egmontpact nog veel steun, in de partij en bij de bevolking. Voor mij waren die verkiezingen trouwens ook een groot succes, nooit heb ik in mijn arrondissement meer stemmen gehaald.
»Maar dan is er ook nog dat dramatische CVP-congres geweest in de Brusselse Magdalenazaal, 1 april 1979. Tindemans had met zijn kompanen beraamd dat hij zich daar als partijvoorzitter zou lanceren, en dat is hen gelukt. Daarna was de meerderheid van de CVP-militanten er zeker tegen dat ik hem als premier opvolgde. Tegen het gevoel van de militanten in, steunde het establishment van de partij mij wel, want voor de gevestigde sociale organisaties was het een schrikbeeld dat wij de regering niet zouden leiden. Dat was me duidelijk geworden toen ik als formateur, op aanraden van Chabert, contact had opgenomen met de leiders van onze standen. En zo ben ik als eerste minister in een uiterst dubbelzinnige situatie van start gegaan. Theoretisch had ik een ruime meerderheid, in de praktijk moest ik echt een calvarieberg op. Zonder de steun van het ACW had ik geen twee maanden overleefd als eerste minister.»
HUMO In twee jaar tijd leidde u vier regeringen, altijd met socialisten, even met het FDF en even met de liberalen erbij. Het malgoverno, noemt Herman van Rompuy die eerste regeringen Martens graag.
MARTENS «Ja, maar er is nog een ander malgoverno gekomen, hè, met Mark Eyskens. Dat was nog wat anders! Ik heb tenminste geprobeerd het malgoverno te beëindigen. Na twee jaar heb ik – geconfronteerd met grote budgettaire problemen – ontslag genomen. Ik had een urgentieplan, maar men wou me niet volgen. Mark Eyskens werd premier – hij had contacten met Georges Debunne – maar zijn regering heeft maar zeven of acht maanden geduurd, en is uitgelopen op een catastrofale nederlaag voor onze partij eind ’81.
»En toen is alles omgeslagen. Ik ben eerste minister geworden in een regering met liberalen, eerst in starren gemoede, maar in een minimum van tijd heb ik dan de steun gekregen van onze militanten voor een herstelpolitiek. Twee jaar heeft het geduurd eer ze mij als premier aanvaard hebben. Toen pas begrepen ze wat er aan de hand was, en was de mythe Tindemans gedaan.»
Slechte mens
HUMO Het conflict Martens-Tindemans was niet gedaan. Het heeft de Belgische politiek van het laatste kwart van de twintigste eeuw bepaald, heb ik zelfs eens in Knack gelezen. Tindemans blijft dat conflict nochtans als een mediaverzinsel afdoen.
MARTENS «We hadden andere ideeën, een andere aanpak, maar er is nooit een openlijke ruzie geweest. Ik heb wel altijd het gevoel gehad dat Tindemans nooit verwerkt heeft dat hij in 1979 niet teruggekomen is als premier.»
HUMO Dat Frans Verleyen eens geschreven heeft dat u Tindemans de slechtste mens ter wereld vindt, zal uw relatie met hem niet verbeterd hebben.
MARTENS «Ik heb dat nooit gezegd! Wat ik privé zeg, wat ik tegen mijn vrouw zeg, dat bestaat niet!»
HUMO Euh… Ik dacht dat verklaringen off the record wel bestonden – vraag is alleen of je ze afdrukt.
MARTENS «Ik betwist ook dat ik het off the record gezegd heb. En zelfs al had ik het gezegd, wat is dat dan voor een deontologie zoiets af te drukken! Die zaak is perfect vergelijkbaar met wat Theo Lefèvre overkomen is. Hij zou over de IJzertoren gezegd hebben: ‘Hij ligt er, en hij ligt er goed!’ Dertig jaar lang heeft men hem daar in de Vlaamse milieus mee achtervolgd. Maar waar heeft Theo dat verklaard? Het is niet uitgesloten dat hij het ooit gezegd heeft tegen zijn goede vriend de superior van het college van Geraardsbergen. Maar dat is toch geen reden om hem daarmee te achtervolgen?»
HUMO Dit jaar hebt u in ‘Villa Politica’ samen met Leo Tindemans op die Egmont-periode teruggeblikt. Hing er nog spanning in de lucht?
MARTENS «In het begin van die ontmoeting vond ik Tindemans heel agressief, maar dat is goed geëvolueerd. Ik weet wel niet wat ‘Villa Politica’ ervan gemaakt heeft, ik heb het zelf niet gezien. Het was natuurlijk een samenvatting naar hun smaak. Voor de uitzending heeft Tindemans aan Luc Van der Kelen van Het Laatste Nieuws verklaard dat hij zich voor de camera met mij verzoend had. Twee dagen na de uitzending kwam hij me op een nieuwjaarsreceptie in het Paleis zeggen: ‘Ik heb er de hele nacht niet van geslapen, het is een schande wat ze ervan gemaakt hebben. We zouden een recht van antwoord moeten sturen.’ Een gemeenschappelijke vriendin heeft me gezegd: ‘Wilfried, ge moogt zoiets nooit meer doen. Gij waart open, vriendelijk, maar het gezicht van Leo was afschuwelijk om te zien!’»
Schuldgevoel
HUMO Even terug naar uw zorgelijke startdagen als premier: het jaar voordien had uw zoon Kris een zwaar ongeval gehad. Hield dat u ook bezig in die dagen?
MARTENS «4 augustus 1978 is dat gebeurd, een dag om nooit te vergeten – ook omdat het politiek een dag vol hoogspanning was. Ik was voorzitter van de Kamercommissie die het Egmontpact in wetgeving zou omzetten, en dat liep heel moeizaam. Die middag waren we in de ambtswoning van premier Tindemans bijeengeweest, met André Cools, Antoinette Spaak, Charles-Ferdinand Nothomb en Willy Claes. Cools zette daar de aanval tegen Tindemans in, hij verdacht hem ervan niet bereid te zijn het pact uit te voeren. Ook Nothomb toonde zich bijzonder virulent. Hij verweet de omgeving van Tindemans zwaar te roddelen over zijn privéleven. Men heeft elkaar daar bijna tot bloedens toe uitgescholden; alleen Tindemans bleef kalm, die reageerde bijna niet. Nadien liep ik met Antoinette Spaak door het park terug naar het parlement, en ze zei me: ‘Ik zou zo'n aanval nooit aanvaard hebben.’
»Om een uur of zeven was er een nieuw gesprek op de Lambermont gepland. Nog voor die vergadering is Paul De Keersmaeker (CVP-volksvertegenwoordiger) mij komen zeggen: ‘Kris heeft een ongeluk gehad. Hij ligt in de kliniek in Malaga. En hij is in kritieke toestand.’ Mijn vrouw was met Kris, toen dertien, en Anne, toen negen, al enkele dagen op vakantie in de Seghers-Club in Estepona. Daar is het gebeurd. Links had je de zee en het hotel, rechts de bungalows, en daartussen lag een drukke weg. Kris had die weg overgestoken op een plek waar geen verkeerslichten waren. Een eerste wagen had kunnen stoppen, een tweede had hem gevat, en aan zijn dij geraakt.»
HUMO Maar die vergadering op de Lambermont is wel gewoon doorgegaan. Met een nieuwe scheldpartij van Cools, die Tindemans, volgens zijn memoires, deed besluiten: 'Nu versta ik waarom de Duitse generaals bibberden voor Hitlers woede-uitbarstingen!'
MARTENS «Vanden Boeynants was er toen ook. Ik zal nooit vergeten dat hij die avond zei: ‘We moeten absoluut een akkoord bereiken, si non, c’est le fédéralisme!' In zijn geest stond federalisme voor het uiteenspatten van het land (lachje). Aan het eind van die bespreking heb ik hun gezegd: ‘Mijn zoon heeft een heel zwaar ongeluk gehad.’ En toen ben ik ingestort.»
HUMO Toch vreemd dat u er zo lang kon over zwijgen?
MARTENS «Ik heb geaarzeld of ik het hun meteen zou vertellen. Ik toon mijn gevoelens niet gauw, en ik heb mijn publieke leven en mijn privéleven altijd streng gescheiden gehouden. Maar in zo'n geval wordt die scheiding wel waanzinnig. Na enkele uren hield ik het niet meer vol. Ik heb daar toen gehuild, iets wat me en public nog nooit was overkomen.
»Ik ben met Paul De Keersmaeker in een regeringsvliegtuig naar Malaga gevlogen. Kris lag daar al in het gips. Hij had enorm veel gebloed, pas op het nippertje had men hem met een bloedtransfusie kunnen redden. Nu was het probleem dat zijn nieren geblokkeerd waren. Men wist gewoon niet wat te doen.
»De volgende dag is Tindemans gekomen, samen met Georges Stalpaert, specialist in hart- en bloedvaten. Hij heeft beslist Kris naar Leuven te laten overbrengen. Chabert, toen minister van Verkeerswezen, was ook naar Malaga gekomen, en hij heeft ervoor gezorgd dat er een vliegtuig was om Kris over te brengen. Mijn vrouw en ik vlogen ook mee. Een afschuwelijke tocht: ik dacht dat Kris onderweg zou overlijden. Hij is nog wekenlang in doodsgevaar geweest. Uiteindelijk heeft men zijn nieren kunnen redden, maar dan waren er nog de problemen met zijn been.
»Toen we in Leuven aankwamen, heeft de chirurg het gips weggehaald en het been geopend: ik heb zelf gezien welke ravages daar waren aangericht. Men had in Malaga dat gips nooit mogen aanbrengen: nu was er onvoldoende doorstroming van het bloed geweest, met rampzalige gevolgen. Stalpaert gaf zich niet meteen gewonnen: ‘De essentiële ader klopt nog!’ zei hij. Maar goed, het been was kapot, verbrijzeld. Op 4 september, een maand na het ongeval, heeft men het moeten amputeren.»
HUMO Toen was u alweer aan het werk?
MARTENS «De Kamercommissie inzake Egmont was opnieuw aan de slag gegaan. Ik zie me daar nog aankomen, de dag van de operatie. Jos Van Elewyck toonde zich erg ontroerd. Ik had de commissie die zomer in volle discussie verlaten, de moeilijkheden stapelden zich nu weer op, ook binnen de CVP waren er grote interne meningsverschillen. En intussen lag Kris nog in de kliniek. Hij had ook na de operatie nog hevige koortsaanvallen, soms 41, 42 graden. De zwaarste antibiotica is nodig geweest om hem te redden.
»Een afschuwelijke periode was dat. Nadien hebben veel mensen zich afgevraagd: waarom moest ik die zomer in dat parlement zitten? Ik heb het mezelf ook afgevraagd. Waarom had ik mijn vrouw en kinderen alleen op vakantie laten vertrekken? Ik was er niet bij toen: dat schuldgevoel ben ik nooit kwijtgeraakt. Onvermijdelijk blijf je denken: misschien was het niet gebeurd als ik erbij geweest was. Kris was een zeer impulsief kind. Misschien had ik hem kunnen tegenhouden, misschien had ik hem bij de hand genomen. Ik weet het niet. Ook Kris zegt nu soms nog: ‘Ge waart er niet!’»
HUMO Dat ongeval houdt hem nog altijd bezig?
MARTENS «Ja. Op momenten dat hij opstandig wordt, begint hij er nog altijd over. Dat heb je dikwijls met kinderen van politici, dat ze zeggen: je was er niet, toen je er moest zijn. Ook mijn dochter Anne heeft me dikwijls gevraagd waarom ik zonodig politicus moest worden.»
Ik ben bang
HUMO Kon u door terug aan het werk te gaan in de Wetstraat het probleem enigszins thuis laten?
MARTENS «Nee, ik heb dat probleem nooit kunnen ontvluchten. Maar toen was er nog het perspectief dat Kris een vrij normaal leven zou kunnen leiden. Die handicap was heel erg, maar nog niet zo dramatisch als wat nadien gebeurd is. Kris werd intern in het Sint-Jan-Berchmanscollege in Brussel. Hij kwam geregeld met de trein naar Gent, had een vrij normaal leven – alleen was er af en toe een leraar die hem zei: ‘Uw vader spreekt slecht Frans,’ of Engels (lacht).
»Pas rond zijn twintigste is er iets veel ergers gebeurd. In 1985, hij studeerde toen al rechten in Leuven, belde hij me op een dag op het kabinet op. ‘Ik ben bang!’ zei hij. En dat was het begin van wat later als schizofrenie herkend werd. Het begin van een lijdensweg. In de kerstvakantie van 1985 vlogen we naar Lanzarote. We hebben moeten landen op een Spaans vliegveld: Kris was in een ongelooflijke toestand. Het heeft nog enkele jaren geduurd eer hij in een instelling belandde, maar in feite wordt hij nu al twintig jaar psychiatrisch behandeld. Je denkt dat je met een amputatie het ergste hebt meegemaakt, maar dat was niet zo.»
HUMO Is er een verband met het ongeval?
MARTENS «Dat weet ik niet, waarschijnlijk niet. Hij is één van die honderdduizend Belgen die lijden aan schizofrenie, één op honderd! Wat zijn de vooruitzichten, dat houdt me bezig. Ik heb de afgelopen jaren veel over schizofrenie gelezen, het is een heel complexe zaak. Sommigen kunnen zich aanpassen en opnieuw een rol spelen in de samenleving, maar bij Kris is dat een heel groot probleem. De behandeling is wel veel efficiënter geworden, maar het blijft in grote mate een symptomatische behandeling. In feite moet men in de hersenen iets herstellen. Onlangs zag ik op televisie een reportage waarbij zo'n ingreep in de hersenen lukte. De research gaat heel ver. Ik blijf hopen voor hem, niet alleen voor hem.
»Indien hij het zou kunnen aanvaarden, zou hij misschien tot rust kunnen komen. Maar hij heeft het soort temperament dat hem altijd weer dezelfde vragen doet stellen. Waarom ben ik niet geslaagd? Waarom heb ik niet de kans gehad advocaat of politicus te worden? Toen ik nog premier was, heeft hij me honderden keren met dat soort vragen gebeld, dezelfde vragen die hij me vandaag nog stelt. Hij is zich heel erg bewust van zijn toestand. Hij volgt de politiek goed, ook wat ik doe. Hij heeft nog voor de Volksunie gewerkt, is vandaag een aanhanger van de N-VA. Die staan nu op dezelfde lijst als de CD&V, heb ik hem gezegd: dat punt van akkoord hebben we nu toch al bereikt...
»Lieve, mijn eerste vrouw, heeft de zwaarste last. Ik heb intussen een nieuw gezin gesticht, ik heb drie schitterende jonge kinderen; zij draagt een enorme last, veel meer dan ik. De meeste weekends is Kris bij haar, ik probeer hem ook meer en meer op te vangen in ons appartement aan de kust. Daardoor kan ik aanvoelen wat het betekent zo iemand te verplegen, ik bewonder de mensen die dat doen enorm. En dat duurt nu dus al twintig jaar.»
HUMO Heeft zijn ziekte ook gewogen op uw politiek functioneren?
MARTENS «Heel erg. Mijn laatste regering met de liberalen, '85-'87, dat was nog een vrij behoorlijke regering voor mij, want toen was het nog niet zo duidelijk wat er met Kris aan de hand was. Was het definitief of niet? Na twee, drie jaar stond het vast dat het om een onomkeerbaar proces ging, en tijdens mijn laatste regering heeft die kwestie erg zwaar gewogen.
»Er zijn toen allerlei speculaties geweest. Velen hebben beweerd dat ik in mijn laatste regering, van '88 tot '91, minder betrokken was bij het regeringswerk. Het probleem van Kris heeft toen heel zwaar gewogen op mijn psychologie. Het weegt nog altijd.»
HUMO Sprak u erover met uw collega’s in die laatste regering?
MARTENS «Nee, in onze politiek werd zoiets niet besproken.»
HUMO Waarom eigenlijk niet? Omdat zoiets je positie verzwakt?
MARTENS «Nee, dat niet. De politici met wie ik te maken had, de ministers van alle partijen, die wisten het allemaal. Maar ik denk dat niemand ten volle besefte wat het echt voor me betekende in die omstandigheden mijn werk te moeten doen. Er werd wel over gespeculeerd. Dat ik er niet over sprak lag in de eerste plaats aan mezelf. Met een paar intieme vrienden heb ik het erover gehad, maar dat was voor mij helemaal geen bevrijding. Ik kón me daar niet van bevrijden.
»Mijn ontslag in 1991 heeft geholpen. In de Belgische politiek, met alle detailkwesties die daar opduiken, sta je ieder moment onder druk, en dat is nu voorbij. Als EVP-voorzitter kan ik de dingen meer spreiden, en mijn werk perfect doen zonder erdoor gehinderd te worden. Ik heb het langzaam aanvaard, je leert ermee te leven. Maar het probleem gaat nooit weg.
»Er is een vluchtige ontmoeting waar ik nog veel aan denk. Na het ongeval van Kris in 1979, ik geloof dat zijn been al geamputeerd was, sprak een oudere man, een dokter, mij aan toen ik over de parking van het Leuvense Sint-Rafaël-ziekenhuis liep. ‘Wat betekent dat ongeluk nu voor uw politiek leven?’ vroeg hij. ‘Dat is nu dus gedaan? Uw leven is toch helemaal veranderd.’ Ik heb daar toen niet onmiddellijk op gereageerd, maar die vraag is me altijd bijgebleven. Wat doe je daarmee? Want toen moest het voor mij allemaal nog beginnen, niet? De verkiezingen van december 1978, formateur, premier…
»Die man stelde een fundamentele vraag. Ik had toen kunnen zeggen: ik keer terug naar de balie, en ik hou me meer bezig met die existentiële kwestie op het thuisfront. Je weet welke keuze ik gemaakt heb. Door toch een publieke functie aan te nemen – en welke dan nog – heb ik een innerlijke verscheurdheid gecreëerd, en die ben ik sterker beginnen te voelen over de jaren heen. Die verscheurdheid heeft enorme gevolgen: je wordt minder trefzeker, trager, kwetsbaarder.
»Als ik terugkijk, denk ik wel eens: ‘Wat ik allemaal durfde toen ik jong was!’ Nu aarzel ik meer, denk nog eens na, en nog eens; het gebeurt dat ik een nacht niet kan slapen. Twintig, dertig jaar geleden aarzelde ik geen ogenblik. Louis Tobback, lange tijd mijn belangrijkste opposant, heeft het eens toegegeven: ik durfde alles. Nu niet meer. Dertig jaar geleden deed ik de dingen spontaan, en ik had nog meer reserves natuurlijk. Als je van de buiten komt heb je enorme reserves!»
Sacrament van de levenden
HUMO Nochtans had u aan uw jeugd ook een fysiek probleem overgehouden: een zwak hart.
MARTENS «In 1950 had ik aan een streptokokkeninfectie een hartprobleem overgehouden. Aorta-insufficiëntie heet het: de toegangsklep is defect, ze stuwt het bloed wel in het lichaam, maar een gedeelte valt telkens terug. Die klep moet dus meer bloed dan normaal stuwen, en ooit komt de dag dat je linkerhartspier dat niet meer aankan. Dan moet je in een zetel gaan zitten, en dat is het begin van het einde. Destijds zeiden de dokters me wel dat ik er negentig jaar kon mee worden, maar dat is natuurlijk niet waar, zeker niet als je een heel actief leven leidt.»
HUMO Al in 1971, toen u afscheid nam van de CVP-Jongeren, zei u dat u allicht nooit tot de politieke top zou doorstoten vanwege dat zwakke hart.
MARTENS «Ja, en als partijvoorzitter, in 1976, 1977, voelde ik dat ik niet meer kon wandelen of fietsen als voordien. Mijn hartslag was onregelmatig. Ik ben toen bètablokkers beginnen te nemen om mijn hart rustiger te maken. Ook dat heeft me doen aarzelen toen ik in 1979 premier kon worden: ik wist dat zich op tamelijk korte termijn een hartoperatie aandiende.
»Het eerste debat, voorafgaand aan de vertrouwensstemming, was fysiek voor mij een waanzinnig moment. We begonnen om tien uur 's morgens in de Kamer, en het duurde achttien uur aan een stuk! Alleen dank zij die bètablokkers verliep dat voor mij nog vrij behoorlijk. Dat woog op mij, en ik kon het niemand zeggen.
»In november 1982 heb ik een serieuze waarschuwing gekregen toen ik naar de begrafenis van Breznjev moest: ik kreeg er aanvallen, hartritmestoornissen. Ik heb toen met de dokters afgesproken dat ik zou worden geopereerd. De eerste met wie ik daarover gesproken heb, was koning Boudewijn, enkele maanden voor mijn operatie. Die was gepland in augustus, na de begrotingsbesprekingen. Vanwege vakantieregelingen hebben de chirurgen de operatie nog willen uitstellen, Boudewijn is nog tussenbeide moeten komen bij het Academisch Ziekenhuis van Leuven om dat uitstel te verijdelen.
»De koning was zeer bezorgd over mijn toestand. Enkele dagen voor de operatie heeft hij mijn vrouw en mijzelf uitgenodigd op het Paleis in Laken. We zijn samen naar de mis geweest, en ik heb er het sacrament van de lévenden ontvangen, niet dat van de stervenden! Dat is het allereerste wat ik daarover zeg. Je kan van zo’n gebaar nu afstand nemen, maar ik doe dat niet. Je kan zeggen: dat is klerikaal, maar ik ben het daar niet mee eens: ook voor niet-gelovigen kan zoiets een betekenis hebben, dat men een ongelooflijke hindernis overwint.
»Toen ik in Leuven op intensive care belandde, heeft mijn vrouw me eraan herinnerd dat onze zoon Kris vijf jaar eerder daar haast in hetzelfde bed lag.»
HUMO Paula D'Hondt schreef in haar memoires dat u de dood in de ogen gekeken hebt. Was dat ook zo?
MARTENS «Nee, in die tijd was het al een gecodeerde operatie: men weet van a tot z wat er gebeurt. In principe zijn er geen risico’s, tenzij na de operatie: een klonter, of een infectie. Maar het was allemaal goed voorbereid. Bij die operatie moet men het borstbeen doorzagen, en om te beletten dat me dat nadien enorme pijn zou bezorgen bij het ademen ben ik wekenlang vroeg in de ochtend, nog voor de onderhandelingen over Cockerill-Sambre begonnen, naar een specialist in Gent gegaan om te leren ademen met de buik, en de borst stil te houden – normaal bereidde die man zwangere vrouwen voor op de bevalling. Die oefeningen waren zo ontspannend, dat ik daarna op weg naar Hertoginnendal in de auto altijd in slaap viel.»
HUMO Een auto met chauffeur, neem ik aan.
MARTENS «Wees gerust! (lacht) Ik was heel sereen de dagen dat het moest gebeuren. De operatie heeft geduurd van acht uur tot één, twee uur. Om een uur of vijf ben ik wakker geworden. Ik zag mijn vrouw staan, haar ouders, maar ik kon niet spreken, want ik werd beademd. En dan hoorde ik, voor het eerst, maar niet voor het laatst, het getik van de hartklep.
»De meeste ministers zijn enkele dagen nadien op bezoek gekomen. Ik heb toen Mark Eyskens gevraagd: ‘Luister eens naar mijn klep.’ Hij heeft zijn oor op mijn borst gelegd, en hij heeft het geklik gehoord.
»Ik hoor het nu niet meer, tenzij in uiterste spanning, als ik ga slapen of aan mijn bureau zit, níét als ik grote inspanningen doe. Maandenlang heb ik het wél gehoord. Ik probeerde het te vergeten door te tellen van één tot honderd, op het ritme van de klep, en dan niét te herbeginnen. Maar ik begon telkens opnieuw, van één tot honderd, tot ik na een paar uur in slaap viel. Pas na enkele maanden ben ik van die obsessie afgeraakt.»
HUMO En zo’n metalen klep gaat gegarandeerd een leven mee?
MARTENS «Het is nagenoeg zeker dat er nooit wat fout loopt. Ik zeg nagenoeg, omdat van het soort klep dat ik heb er wel een reeks gemaakt is die defecten vertoonde - problemen aan de laspunten. In de VS is er een enorm proces geweest tegen de man die daar verantwoordelijk voor was, hij heeft er een gevangenisstraf van 37 jaar voor gekregen. Men heeft iedereen met zo'n klep een compromis voorgesteld; ik heb zo'n 100.000 frank morele schadevergoeding gekregen, omdat er theoretisch een risico is. Maar als ik zie welke geweldige inspanningen die klep al heeft aangekund – een hartslag tot 130, 140 bij het fietsen – ben ik er nogal gerust in.»
HUMO Over het moment van de operatie zei u in uw interviewboek ‘Het gegeven woord’ nogal plechtstatig: ‘De bevolking was op de hoogte gebracht, de staatszaken waren niet onderbroken.’ Het speelde zich af in de tijd dat men u wel eens presidentiële allures toedichtte.
MARTENS «Ik had geen idee hoe de bevolking zou reageren, daarom kon ik er ook met niemand over spreken – alleen mijn drie nauwste medewerkers had ik kort voor de operatie ingelicht. Uiteindelijk reageerde men bijzonder positief: de mensen apprecieerden het dat ik na zo'n ingreep toch premier bleef.»
HUMO In enquêtes haalde u destijds Tindemans in als populairste politicus, stelde onderzoeker Fons Van Dyck vast in een stuk dat ‘De verkoop van Wilfried Martens’ heette: de teneur was dat u uw hartoperatie politiek exploiteerde.
MARTENS «Het klopt waarschijnlijk dat ik toen de sprong over Tindemans gemaakt heb, en een stuk van mijn populariteit in de jaren nadien is daar inderdaad aan te danken. Maar dat wil niet zeggen dat het allemaal geënsceneerd was! Ik ging door voor een koude vis, en toen ben ik anders overgekomen. Men zei het wel eens brutaal in die dagen: ‘Met die operatie is het bewijs geleverd dat hij toch een hart heeft.’»
HUMO Jean Gol had intussen de leiding van de regering overgenomen, maar lang hebt u hem niet laten leiden.
MARTENS «Nee, ik wou begin oktober opnieuw in het parlement verschijnen, en zo is het ook gebeurd. Spitaels zei me toen: ‘Ik had eens een chauffeur die zijn been gebroken had, en die is langer weggebleven dan gij na uw hartoperatie.’»
Geluk in de wetstraat
HUMO Frans Verleyen schreef in 1991 over u: ‘Wat die man zondermeer heeft geleden als kind, student, vader en patiënt, komt in zijn milieu niet vaak voor.’ De bevolking is mededogen gaan voelen, ging hij verder, en zijn gok was dat u daarom zo weinig aangevallen bent als premier, ook al was er aanleiding toe.
MARTENS «Er zijn tragische dingen voorgevallen in mijn leven, die me menselijker hebben gemaakt dan ik aanvankelijk was: ik was een nogal fanatieke militant, op taalgebied en op andere gebieden. Ik ben opener geworden. Wat Sus Verleyen schrijft, is juist, maar ik heb met die tragiek niet te koop gelopen. Niets was gespeeld, het was een harde werkelijkheid voor mij.»
HUMO Heeft dat alles ook gespeeld in uw relatie met Boudewijn, de oppertragicus uit dat politieke tijdsgewricht?
MARTENS «Ha ja, er was de tragiek in zijn eigen leven. De verbondenheid tussen ons was ook daarop gebaseerd. Hij heeft me soms urenlang ondervraagd over de ziekte van Kris. Normaal duurt een audiëntie van elf tot twaalf, ik zat daar dikwijls nog na enen. Hij had een heel diep besef van wat dat allemaal voor mij betekende. Hij heeft me eens gezegd: ‘De koningin van Nederland bewondert u. Omdat u ondanks alles voortdoet, u engageert.’ Of ze me nu nog altijd bewondert, weet ik niet (lacht).»
HUMO Verleyen voegde eraan toe dat u voor uw tekort aan geluk op de loop ging door u in Brussel te handhaven.
MARTENS «Dat is niet alleen de thesis van Verleyen, maar ook van Hugo Camps, die dikwijls heeft geschreven dat de politici hun geluk zoeken in de Wetstraat. Maar daar is weinig geluk te vinden, hé? Dat klopt dus niet.
»Ik heb nooit een machtsgevoel gehad in de Wetstraat, wel het gevoel dat de obstakels enorm groot waren. Ik vond altijd dat ik ten dienste stond van wat ik wou verwezenlijken. Ik heb me nooit vermeid in de aanwezigheid van een entourage, ook niet van een vrouwelijke entourage. In zekere zin heb ik dat betreurd. Ik bedoel: ik was er niet in principe afkerig van, maar het rijmde niet met de verantwoordelijkheid die ik droeg. Geld, luxe, vrouwen, dat bestond voor mij niet. Ik heb nooit risico's willen nemen. Clinton met Lewinsky in de Oval Office… dat kan je je in die positie niet permitteren, hé. Kennedy ging tenminste nog naar een hotel met Marilyn.
»Er is maar één periode geweest waarin ik me echt goed gevoeld heb: de eerste regering met de liberalen, van eind '81 tot '85. Toen had ik de gewoonte te lunchen in de Lambermont, mijn ambtswoning, en daar had ik - en dat was zeker belangrijk na mijn operatie in '83 - 's middags de tijd om even te rusten, een uurtje te slapen, of de internationale pers door te nemen. Toen had het politieke leven een normaal ritme. De regering heeft enkele stormen meegemaakt, maar men was niet voortdurend opgejaagd. Nadien, met de Voer-crisis, is het gejaag opnieuw herbegonnen.
»Na mijn ontslag in 1991 heeft het me maanden gekost om af kicken. Deed er zich iets voor, dan was mijn reactie nog altijd: ‘wat moet ik doen?’ Die spanning, die druk, dat blijft bij. Ik wou slagen, ik wou het regeerakkoord tot stand brengen. De Wetstraat was voor mij een oord van plicht, niet van geluk.»
HUMO Dat moet te maken hebben met uw psychologie, er lopen vast ook hedonisten rond.
MARTENS «Allicht, maar ik kan mij er niks bij voorstellen. André Cools zei eens na een cruciale politieke bespreking die goed afgelopen was: ‘On va à l'Avenue Louise!’ Ik passeer daar nu iedere dag, nooit zie ik er iets waarvan ik denk: daar moet ik naartoe! Misschien ben ik een KSA’er voor het leven... Tijdens de zaak-Dutroux waren er journalisten die zegden dat er eerste ministers betrokken waren in... Hoe noemen ze dat weer...»
HUMO Partouzes?
MARTENS «Ja, ik heb het woord moeten opzoeken. Uw collega Marie-Jeanne Van Heeswijck vroeg me hier in deze zetel eens: ‘Hebt u ooit deelgenomen aan partouzes?’ Zij dacht aan feestjes van Nihoul. ‘Nee, nooit!’ En ze was daar zeer verwonderd over. ‘Nooit?’ vroeg ze. ‘Jamais!’»
Kom eens naar mijn kamer
HUMO U hebt zelf weleens gezegd dat u de politiek opvat als een priesterlijke roeping. Was er ooit ook een roeping als priester?
MARTENS «Nee, maar het was wel de bedoeling dat ik priester zou worden, want ik kon studeren in het Sint-Vincentiuscollege in Eeklo dankzij het Fonds van de Meestbegaafden, en dat was een fonds van het bisdom voor toekomstige priesters. Mijn retoricaleraar Albert De Schepper heeft maandenlang geprobeerd – het was nog de tijd van ‘kom eens naar mijn kamer’ – mij te overtuigen naar het seminarie te gaan. Ik ben trots dat ik daar weerstand tegen heb geboden. Vier of vijf jongens van mijn klas zijn nog wél seminarist geworden. Ik schreef toen veel gedichten, hij dacht dat ik daarom weigerde, omwille van de literatuur. Maar dat had er niks mee te maken.»
HUMO Waarmee dan wel?
MARTENS «Ik was helemaal niet van zins een leven te laten passeren zonder vrouw, om het heel concreet uit te drukken. Ik was een heel deftige student, ik heb voor mijn 24, 25 jaar nóóit een meisje gekust, maar intuïtief wist ik dat het niets voor mij was nooit een vrouw te ‘kennen’, zoals men dat in de Bijbel zegt (lacht). Had het celibaat niet bestaan, dan had het er anders uitgezien. Na maanden van discussies zei De Schepper: ‘Oké, maar dan moet je in de politiek gaan.’ En hij heeft het nodige gedaan opdat ik in Leuven rechten kon studeren.»
HUMO Ik vrees dat de voorwaarden van het politiek bestaan nog strenger zijn dan het celibaat. Hard werken voor weinig geld, en nog worden uitgescholden ook.
MARTENS «Mijn vrouw begrijpt het ook niet: ‘Hoe kan je daar je leven aan wijden? Hoe kan je zo onnozel zijn?’ Maar ik zou herbeginnen. En als mijn kinderen ooit in de politiek willen, zal ik ze aanmoedigen. Er is maar één groot bezwaar: ik ben er dag en nacht mee bezig geweest, en stond dus niet open voor iets anders. Als ik nu Thomas Mann, Elias Canetti, Jorge Semprún of Sándor Márai lees, heb ik er spijt van dat niet eerder te hebben gedaan. Ik heb zoveel gemist. Als ik zou herbeginnen, en ik zóú herbeginnen, zou ik het geen 24 uur per dag meer doen.»
HUMO Twaalf uur per dag eerste minister zijn gaat niet, vermoed ik.
MARTENS «Mijn ambitie zou beperkter zijn, ik zou lager mikken. In leidinggevende functies is de morele druk te slagen zo groot dat je je werk nooit kan loslaten. Als je dat wil vermijden, moet je gewoon minister worden en geen premier, of gewoon lid van de Europese commissie en niet de voorzitter.
»Leiding geven is hard werken. Nu ligt het voor sommige babes zomaar voor het grijpen, ‘in onze tijd’ (lacht) niet. Wat ik allemaal heb gedaan! Ik heb Vlaanderen afgerotst, ik ben in alle parochiezalen gaan spreken. Met trein of bus helemaal naar Maaseik, 's nachts slapen in het bed van de prior, om vier uur opstaan om met de mijnwerkers terug te keren naar Leuven, waar ik om acht uur in de les moest zijn bij Vandeputte. Dat zou ik niet meer doen. En je kan het alleen maar doen als je gedetermineerd bent door je genen. Mijn moeder was ook zo, zij had ook die geestdrift, zo'n expansief temperament, maar zij heeft nooit kansen gekregen. Vanwege dat temperament stond ik in de ABN-actie en al heel jong in de Vlaamse Beweging, daarna in de politiek. En zo'n temperament schud je nooit meer van je af. Ik luister nog altijd iedere morgen eerst naar de VRT-radio, en dan nog eens naar die vervelende zender RTBf: dan weet je wel hoe zeer ik het te pakken heb.»
Stemtest
HUMO U mag dan vanuit een haast priesterlijke roeping aan de politiek begonnen zijn, Marc Reynebeau zet u in ‘Een geschiedenis van België’ bij als ‘het archetype van de pragmaticus’: daarom, zegt hij, bent u niet in de VU beland, wat te verwachten viel, maar in de CVP.
MARTENS «Sommigen hebben gezegd dat ik al in Leuven de ambitie had eerste minister te worden. Misschien was dat zo, instinctmatig. Alles wat ik na mijn studies ondernomen heb, de oprichting van het Jeugdcomité '58, mijn activiteiten binnen de Vlaamse Volksbeweging, de organisatie van de Marsen op Brussel... betekende impliciet dat ik kandidaat was voor de belangrijkste politieke functie, ik zal dat niet ontkennen. En voor dat soort ambitie was de Volksunie, die toen nog beschouwd werd als een scheurpartij, geen optie. Maar er was meer dan die ambitie. Ik was via mijn ouders diep verbonden met de christen-democratie. Mijn moeder was lid van de Boerenbond, wij lazen thuis Het Volk, ik ben opgegroeid met de lectuur van ‘Schildwacht’ Karel Van Cauwelaert. Ik was natuurlijk via de ABN-actie en de jeugdbeweging een echte flamingant geworden, maar ik heb er nooit aan gedacht lid te worden van de Volksunie. In Leuven heeft Albert Dondeyne de meest fundamentele invloed op me uitgeoefend. Universitas in de jaren '56-'57: dáár is mijn traject begonnen.»
HUMO Als het over uw partijkeuze gaat, opteert Manu Ruys in zijn memoires voor de simpelste verklaring: geld. ‘Wilfried Martens was intussen gehuwd, heeft het niet breed als advocaat en zoekt beter betaald werk. De leiding van de nog marginale Volksunie kon hem dat niet bezorgen.’
MARTENS «Geld is nooit van belang geweest voor mij. Ook als kandidaat van de Volksunie zou ik destijds verkozen zijn. Ik ben vandaag een onbemiddeld man. Ik heb deze baan als EVP-voorzitter nodig als ik mijn drie jongste kinderen wil opvoeden. En ik krijg hier, om klaar en duidelijk te zijn, de dagvergoeding van de Europarlementsleden. Zij hebben naast hun parlementaire vergoeding, naast hun hoge reisvergoedingen, nog zo’n 10.000 frank per dag dat ze werken. Ik ontvang alleen die vergoeding per werkdag. Dat is alle beloning die ik krijg.»
HUMO Ik begin al te begrijpen waarom u met de metro naar uw werk komt.
MARTENS «Sommige mensen geloven hun ogen niet. Vooral de nieuwe Belgen. Deze morgen nog kwamen weer twee Afrikanen naar me toe in de metro: ‘Zijt gij Wilfried Martens?! Hoe is het mogelijk dat gij de metro neemt? Bij ons hebben alle politici een dikke wagen met chauffeur!’ Ik heb geen wagen, ik wil geen wagen, mijn vrouw heeft er één. Als 65-plusser kan ik in Brussel gratis de metro nemen, als ik na negen uur naar mijn werk vertrek (lacht). Als erelid van de Kamer reis ik gratis met de trein, eerste klasse, en de kinderen kunnen gratis mee… Wat wil je dan nog? Ik zou geen auto kunnen betalen, maar ik ben ook principieel voor het openbaar vervoer. Als ik de stemtest doe, kom ik daarom ook altijd bij de groenen uit. Op de tweede plaats de SP.A en op drie – altijd - CD&V: da’s toch niet slecht?»