85 jaarwilfried martens
De memoires van Wilfried Martens (2): de volmachten
Tijdens de tweede sessie ter notulering van Wilfried Martens’ memoires zou er veel te lachen vallen, zo dachten wij. Voor het gespreksonderwerp van de dag, de strenge bezuinigingspolitiek van de regeringen Martens V en VI, zouden we ons immers kunnen laten leiden door het ijzersterke scenario van ‘Pest in 't Paleis’, de politieke strip van Guido Van Meir & Jan Bosschaert die in 1983 zo’n 20.000 kopers vond.
(Verschenen in Humo in 2004)
We zouden op de voet kunnen volgen hoe Wilfried Martiavelli, opvolger van Monseigneur Titelmans (‘De crisis is van morele aard!’) en Marcus Excus, samen met Gwij Verafstoot de strijd aanbond tegen de gilden, aangevoerd door Georges Dedunne en Jef Houtkruys. Maar, zo blijkt al snel in een sympathiek restaurant in de Brusselse Europa-wijk, de nostalgische terugblik kan niet doorgaan: Wilfried Martens vertoefde in de jaren tachtig op een andere planeet en blijkt de strip niet te kennen.
En de voorpublicatie ervan in Humo, probeer ik nog, ook gemist? ‘Ik heb lange tijd nauwelijks geweten wat Humo precies was. Ilse is 22 jaar jonger, en zij zegt me dat ze op dinsdag altijd liever opstaat, omdat er dan een nieuwe Humo is. Ik ben nog van een andere generatie.’
Martens in de jaren tachtig: de Thatcher-generatie die zich verplaatst met volmachtentreinen.
HUMO Voorjaar 1981 moest u na een reeks mislukte regeringen met de socialisten de sleutel van Wetstraat Zestien aan Mark Eyskens geven: u was als premier gecrasht. Hebt u in die periode weleens gedacht: het zou wel eens afgelopen kunnen zijn met mijn politieke carrière?
MARTENS «Absoluut, die kans bestond. Ik had natuurlijk wel op een goede basis ontslag genomen. Ik had een urgentieplan voorgesteld om de begrotingstoestand recht te trekken. Alle CVP- en PSC-ministers hadden gezworen ontslag te nemen als het niet werd gerealiseerd. Uiteindelijk was ik de énige die ook echt ontslag nam, wat pijnlijk was, maar voor mij persoonlijk alleen maar voordelig is uitgedraaid. De regering-Eyskens kwam niet van de grond, en mijn geloofwaardigheid steeg enorm. Had ik voorjaar 1981 géén ontslag genomen, dan was ik zeker definitief afgeschreven.
»Een saneringsbeleid kon je toen met de socialisten niet voeren, en ik was de enige die de moed had gehad daaruit lessen te trekken. In die periode heb ik alle grote bedrijven in mijn arrondissement bezocht, en ik kreeg daar de proef op de som: er liep heel veel verkeerd in het bedrijfsleven. Het was tijdens zo’n bedrijfsbezoek dat ik, op 21 september, Eyskens’ gevleugeld woord opving dat zijn regering samen met de bladeren van de bomen gevallen was. Maar dat ik daarom zelf opnieuw aan zet zou komen, stond helemaal niet vast.»
HUMO Nochtans, Hugo De Ridder heeft in één van zijn boeken opgetekend dat u kort voor de val van de regering-Eyskens, in een bruin café op de Azoren, een vakantiegezelschap toevertrouwd hebt: ‘Zeg het nog niet voort, maar voor het einde van het jaar leid ik een regering met de liberalen.’ Op basis van welke informatie zei u dat?
MARTENS «Die boeken van De Ridder, dat is in zekere zin ook literatuur, hè? (lacht) In mijn herinnering speelde het zich af in een heel mooi, groot hotel in Horta, en als ik daar iets van die aard gezegd heb, was dat alleen op basis van mijn intuïtie. Ik had daar het bericht gekregen dat de Europese Commissie een catastrofale nota over het beleid van de regering-Eyskens bekend had gemaakt; dat speelde mee. En waarom had ik het over de liberalen? Omdat ik aan de vooravond van die reis een gesprek met Willy De Clercq had gehad, tijdens een diner bij Louis Bril thuis. 'Wij moeten samen een regering vormen,' had hij me gezegd, 'het beleid van Eyskens lijkt nergens naar.'»
Godfather Péwé
HUMO Een terugkeer van Tindemans als premier was op dat moment ook best mogelijk.
MARTENS «Natuurlijk, Tindemans was toen partijvoorzitter, en al was de CVP bij de verkiezingen van 8 november danig verzwakt, we waren nog altijd de grootste partij: normaal had de koning hem als formateur moeten vragen. Tindemans had ook contacten onderhouden met de liberalen, vooral met Frans Grootjans. Vlak na de verkiezingen hebben we bij Tindemans thuis vergaderd met Grootjans en consorten: hij had een coalitie met de liberalen dus goed voorbereid. Na de val van Eyskens had hij me trouwens al laten weten dat ik van hem, als premier, om het even welk ministerschap zou kunnen krijgen.»
HUMO Het draaide erop uit dat de koning ú vroeg een regering te vormen, en niet Tindemans.
MARTENS «Ja, de avond dat ik dat vernam, heb ik Tindemans gebeld: ‘Ik wens u morgen te zien om acht uur in de Tweekerkenstraat.’ Daar heb ik hem gezegd dat ik de opdracht gekregen had een regering te vormen. Hij wist het al van Boudewijn. ‘Ik begrijp niet wat het Paleis tegen mij heeft,’ zei hij. ‘Het Paleis heeft niks tegen u,’ heb ik hem gezegd, ‘maar alle liberalen hebben de koning tijdens de consultaties gezegd dat ze aan mij de voorkeur geven. Maar ik kan u zeggen: als ik premier word, wil ik u als minister van Buitenlandse Zaken.’ ‘Niet voor enkele maanden!’ was zijn antwoord. En ik heb gezegd: ‘Nee, voor acht jaar, of voor tien jaar!’»
HUMO Heerlijke tijden voor de CVP, dat men dingen kon beloven voor dat soort termijn!
MARTENS «Ja, en hij is effectief tot 1989 op Buitenlandse Zaken gebleven. Ik had gedacht dat we zo ons conflict uit de Egmontperiode zouden kunnen begraven, maar dat is niet gelukt.»
HUMO Vergeten we niet iemand? U had niet alleen de voorkeur van de liberalen, maar binnen uw partij ook die van ACW-godfather P.W. Segers. Die had in die jaren Tindemans laten vallen. Hij vond hem te emotioneel reageren, ‘niet als een volwassen man,’ citeerde Hugo De Ridder Segers uit een interview, maar op het bandje stond het nog iets anders: ‘Tindemans reageert gelijk een maske’.
MARTENS «Met P.W. Segers heb ik een heel belangrijk gesprek gehad, ja, in juli 1981. Ik kende hem niet goed, maar hij nodigde me uit op zijn bureautje in de Wetstraat 127, de zetel van het ACW. ‘Ge moogt u niet laten ontmoedigen,’ zei hij mij, ‘er komt een nieuwe periode. Wij willen in u investeren, we hebben u nodig om de leiding te nemen.’ Hij kwam uit Antwerpen, net zoals Tindemans, en dat was een heel klare boodschap, hè?»
HUMO P.W. Segers heeft dus, als bijna-tachtiger, uiteindelijk beslist over de machtsverhoudingen tussen de twee sterke figuren bij de CVP, Tindemans en Martens?
MARTENS «Hij heeft de machtsverhouding doen kantelen, ja, vooral na de verkiezingen van '81. Hij is toen zelf naar Laken getrokken, hij heeft een onderhoud met de koning gevraagd. Péwé was dé hoofdacteur bij de vorming van de goede regering Martens V. Zijn stelling was: de CVP-premier in een regering met liberalen moet iemand van links zijn. Boudewijn zei precies hetzelfde toen hij mij de opdracht gaf die regering te vormen - de linke vleugel noemde hij dat.»
HUMO Enig idee waarom P.W. Segers uw kaart trok?
MARTENS «Hij had me gevolgd, eerst als leider van de opstandige CVP-Jongeren, daarna als de partijvoorzitter die van de CVP een federalistische partij had gemaakt, tegen het partij-establishment in. Péwé behoorde op dat punt zeker zelf tot het establishment, maar hij had een heel scherpzinnige geest. Hij was tot het besluit gekomen dat Tindemans reageerde ‘gelijk een maske’ (lacht) en dat zich met mij en mijn omgeving een generatie aankondigde die beton in de ruggengraat had. Hij was een genie, hè? ‘Péwé is de intelligentste van allemaal,’ zei Theo Lefèvre eens, ‘al is hij niet van Gent!’ Als premier heb ik P.W. Segers nog een paar keer in de Lambermont ontvangen, maar hij werd écht oud, hij kon de trap niet meer op, en dus lunchten we beneden in één van de kleinere salons.»
HUMO U was een standeloze, waarom koos hij niet voor een ACW'er?
MARTENS «ACW’ers werden nooit partijvoorzitter of premier, dat waren altijd standelozen, met connecties binnen de beweging weliswaar. Jean-Luc Dehaene was de eerste uitzondering op die regel.»
Redder van de VRT
HUMO U was nog niet aan de slag als ‘link’ premier van een rechtse regering, of u maakte al een slachtoffer: een radiointerview van Daniël Buyle in de ultieme nacht van de regeringsvorming kostte hem een verbanning uit de Wetstraat.
MARTENS «Ik zat daar voor niks tussen. Die nacht heb ik diep in mijn reserves moeten tasten, herinner ik me wel. We waren ’s morgens om een uur of tien met de vergadering begonnen, en toen ik voor de pers verscheen – mijn woordvoerder Lou De Clerck wou dat absoluut nog – was het al een uur of vier, vijf in de ochtend van de volgende dag. Er heerste in die perszaal een ongelooflijk vijandige sfeer. Vooral bij de mensen van de RTBf; journalisten die jarenlang kompanen waren geweest legden een oorlogsverklaring af, noch min noch meer. Jean Gol had die nacht één zinnetje aan het regeerakkoord toegevoegd: de regering zou het monopolie van de openbare omroep doorbreken. En dat zinnetje heeft de gemoederen verhit. Het waren toen ook allemaal verlichte geesten, hè (lacht), ze hadden gedronken, allemaal. Geert Van Istendael heeft een interview van wel twintig minuten opgenomen dat gelukkig voor hem, maar jammer genoeg voor de geschiedenis, nooit is uitgezonden.
»Ik ben volkomen kalm gebleven. In mijn jeugd was ik zeer opvliegend, maar nadien ben ik kalmer geworden, dat was een grote verandering in mijn leven. Lou zat erbij - het is niet een van zijn beste herinneringen – hij had ze wel kunnen buitenschoppen. Ze begrepen al niet dat ik meewerkte aan een regering met liberalen, mét volmachten – toen kon ik nog niet zeggen dat ik die nodig had om een devaluatie te kunnen doordrukken – en dan was ik ook nog eens de verrader die het omroepmonopolie zou doorbreken. Terwijl we vandaag weten dat net dat hun heil is geworden.»
HUMO Leg dat toch maar uit.
MARTENS «De VRT is iets geworden dankzij de concurrentie! Nog als CVP-voorzitter heb ik in Engeland eens een studiecentrum van Ted Heath (ex-premier, ex-voorzitter van de Conservatieven, red.) bezocht, en de directeur daar zei me: ‘Als je iets wil begrijpen van dit land moet je niet alleen naar de BBC kijken, maar ook naar de privé-zender ITV; die is zo mogelijk nog objectiever.’ Dat is mijn credo geworden: mededinging ligt aan de basis van alles. De discussie over de omroep heeft nog vier jaar geduurd, tot 1985. Paula D’Hondt was toen verantwoordelijk voor dat dossier, maar ik heb ook aan de debatten moeten deelnemen, anders was het er niet doorgeraakt. En zo is de VRT gered, hè? In feite ben ik de redder van de VRT, dat is de historische waarheid (lacht).»
HUMO Het doorbreken van het monopolie was al in 1976 een idee van Leo Tindemans.
MARTENS «Je moet je ideeën niet te vroeg hebben! (lacht)»
HUMO Een evenbeeld van ITV is VTM niet geworden.
MARTENS «Daar was ik heel benieuwd naar: wat gaan ze ervan maken? Veel mensen geloofden er niet in. Eén van de grootste critici was André Leysen van de VUM, maar hij had al een akkoord met de openbare omroep.
»De eerste chef van VTM, Jan Merckx, heb ik eens op de Lambermont ontvangen. Dat was voor mij een dubbelzinnige figuur, hij schreef editorialen voor 't Pallieterke. Ik was er dus niet gerust op: zou dit soort mensen voor een serieuze mededinging kunnen zorgen? Een commerciële zender die alleen banale programma's zou maken en in het duister zou wegzakken; dan had je nog geen concurrentie hè. Maar het is dus wél gelukt.»
Latijns-Amerikaans dictator
HUMO Bij herlezing van het beroemde interview met Daniël Buyle die nacht van 14 december 1981, viel me op - behalve dat het niet kritischer was dan een gemiddeld goed interview van vandaag - dat u toen absoluut niet herinnerd wou worden aan uw verleden als voorzitter van het CVP-Jongerenbureau, het zogenaamde Wonderbureau, dat in de meidagen van '68 voor een progressieve frontvorming gepleit had.
MARTENS «Waarom zou ik daar moeite mee hebben? Laat ik om te beginnen zeggen dat het echt om een mirakelbureau ging. De kwaliteit van die mensen, was al een mirakel op zich. En dan heb ik het niet over mezelf, maar over Jean-Luc Dehaene, Miet Smet, Georges Monard, Jan Huyghebaert, Rita Mulier, Ward Bosmans, Paul Pataer, enzovoort: il faut le faire om al die mensen in de leiding samen te brengen. En we hebben met dat bureau héél belangrijke hervormingen gerealiseerd binnen de CVP, dat is mijn grondstelling.
»Drie belangrijke manifesten hebben we gelanceerd, en wat hebben we daarvan gerealiseerd? Eén: ons manifest over de federale autonomie. Op basis van die ideeën heb ik in 1972 in negen maanden tijd van de CVP een federale partij gemaakt, en het is de basis geworden van het federale België. Dat is dus een absoluut succesverhaal. Twee: ons pleidooi voor de gemeenschapsschool. De gemeenschapsschool bestaat vandaag, hé? Niet alleen officieel maar ook feitelijk.»
HUMO Euh... Bedoelt u dan het katholiek onderwijs, dat de nieuwe baas Mieke Van Hecke weer christelijk gaat profileren?
MARTENS «Mieke Van Hecke, dat is voor mij à côté de la plaque, hé? En wie is de báás van die scholen? Er is geen baas meer in Brussel. De mensen die verantwoordelijkheid dragen in de scholen, dat zijn de bazen, en dat zal de komende maanden en jaren blijken. Veel katholieke scholen zijn gemeenschapsscholen geworden: laten we dus zeggen dat we voor zestig procent ons doel bereikt hebben.»
HUMO Zo schieten we op.
MARTENS «Maar dan is er dat derde manifest, over de progressieve frontvorming. Ik wou de CVP hervormen tot een progressieve volkspartij, en op termijn samen met de socialisten één partij vormen. Dat is volkomen mislukt. Omdat er aan socialistische kant geen serieuze bereidheid bestond: daar wou men de christelijke arbeidersbeweging alleen maar accapareren. En omdat die optie fundamenteel betwist werd binnen mijn eigen partij. Maar ik ben wel met de voorzitter van de socialisten Leo Collard gaan spreken, hé, twee, drie keer. Op een bepaald moment wilde de CVP-partijleiding ons zelfs uitsluiten. Gelukkig hebben ze dat niet gedaan, integendeel, een paar jaar later zagen ze mij zitten als voorzitter van de partij.
»En zo hebben we met de kern van dat Wonderbureau een elan kunnen ontwikkelen waardoor de CD&V van Leterme van vandaag een open partij is, waarin taboes niet meer bestaan, waarin mensen niet meer worden uitgesloten wegens privézaken. Stel je voor: Georges Monard heeft destijds zijn parlementair mandaat verloren omdat hij gescheiden en hertrouwd was! Zoiets kan vandaag niet meer.»
HUMO Het doel van de progressieve frontvorming was dat we met z’n allen veel eerder in een minder verzuild, opener, toleranter Vlaanderen hadden kunnen wonen. Uw toenmalige partner aan socialistische kant, Lode Hancké, zei achteraf: ‘De keuze van Martens was een ramp voor het geestelijk en politiek klimaat in Vlaanderen. Met die schuldvraag zal hij moeten leven.’
MARTENS «Wij waren toen ook modern in de zin dat we heel diepgaand onderzoek lieten uitvoeren. Bob Gijs had de Vlaamse jongeren de vraag voorgelegd: wil je één grote progressieve partij tegenover een conservatieve, of wil je de bestaande situatie, met verzuilde partijen? En tot onze verbijstering koos negentig procent van de jongeren, toen, in 1968, voor de bestaande situatie. De cijfers ten gronde waren fataal voor ons: bij de Vlaamse jeugd was er geen gehoor voor de progressieve frontvorming. Je moet niet altijd volgen wat de enquêtes zeggen, en ik heb de frontvorming nog verdedigd, maar dat heeft toen toch meegespeeld. Je kan niet blijven kamperen op onhaalbare ideeën.»
HUMO Het federalisme leek ook niet meteen een haalbaar idee. Luc Huyse heeft zich in De Nieuwe Maand eens afgevraagd waarom u zich daar zo eenzijdig op richtte.
MARTENS «Omdat de basis volkomen rijp was voor het federalisme! Een reactie als die op het CVP-congres in Antwerpen, 1972, heb ik nooit meer meegemaakt: negentig procent van de militanten steunden die revolutie. Er konden honderd Tindemansen opgestaan zijn, de basis stond aan onze kant. En dat was niet het geval voor de progressieve frontvorming. Ik ben geen man van rechts, ik ben een man van centrum-links, maar ook zo iemand moet de realiteit onder ogen zien.»
HUMO En dus werd u de voorman van de volmachtenregering Martens V, ‘een conservatief jacobijnse herenclub die geen tegenspraak duldt,’ dixit Hugo Camps.
MARTENS «Ik ben nooit zo dikwijls in het parlement geweest als in die periode. Ook mét volmachten stond ik onder voortdurende controle van het parlement. Ik was geen Latijns-Amerikaanse dictator, integendeel.
»Ik heb jaren geprobeerd te regeren in overleg met de sociale partners, ik ben er politiek bijna aan ten onder gegaan. In feite bepaalden zij het sociaal-economisch beleid, terwijl de regering zich bezig hield met de staatshervorming. En dat liep verkeerd toen de vakbonden na de olieschokken maar niet wilden inzien dat er een ingreep nodig was. Of misschien zagen ze het wel in, maar hadden ze de moed niet in te grijpen. Op verzoek van Jean Gol was in de regeringsverklaring systematisch de uitdrukking ‘partenaires sociaux’ vervangen door ‘interlocuteurs sociaux’: van partners waren ze gespreksdeelnemers geworden. We zouden nog wel overleggen, maar zij zouden het beleid niet meer bepalen. Gingen ze niet akkoord, dan zouden we toch doorzetten, met bijzondere machten. En ook al was dat voor sommigen heiligschennis, we konden het niet meer doen in de oude stijl. De geschiedenis geeft ons daar gelijk.»
Van Caligula tot kwal
HUMO Stoorde het u door te gaan voor de Thatcher of Reagan van onze contreien?
MARTENS «We hebben de sanering in ons land op een sociaal verantwoorde manier uitgevoerd. De sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen, dat was ons principe. Dat was mijn overtuiging, en daar speelde ook de invloed van mijn omgeving: mijn kabinetschef Fons Verplaetse, en ACV-leider Jef Houthuys. Men heeft me trouwens dikwijls verweten dat ik niet streng genoeg ben geweest.»
HUMO Dat is het hele debat over de vraag wie de verantwoordelijkheid heeft voor de staatsschuld. Leo Tindemans maakt er in zijn memoires geen woord meer aan vuil, hij laat een reeks cijfers het werk doen en drukt een tabel af waaruit blijkt hoe de staatsschuld tijdens de Martens-jaren explodeert: van 2.316 miljard frank in 1979 tot 8.738 miljard in 1991.
MARTENS «Ach, dat is toch niet ernstig. Wat zo’n tabel niet vertelt, is wat wij in die jaren allemaal moesten opslorpen: de effecten van de werkloosheid - die mede het gevolg was van het beleid van mijn voorgangers - de schulden van steden en gemeenten, van de nationale sectoren - we hebben honderd miljard uitgegeven voor het staal, honderd miljard voor de kolenmijnen, dan heb ik het nog niet over de textielsector, de schulden van alle huisvestingsmaatschappijen... We waren bovendien afhankelijk van de internationale context: de interestvoet was enorm hoog, vandaag is die gekelderd, en is het veel makkelijker de staatsschuld af te lossen. Dat kan je toch allemaal niet zo maar onder tafel vegen?
»Fons Verplaetse was voor mij een heel belangrijke raadgever: de aangroei van de staatsschuld is niet het belangrijkste probleem, zei hij, de opdracht was te slagen in een saneringsbeleid in sociaal aanvaardbare omstandigheden. Het herstel is er, het is nog te vroeg om te oordelen over hoe het gebeurd is.»
HUMO Oppositieleider Louis Tobback putte zich in die dagen uit om koosnaampjes voor u te vinden, van Caligula tot kwal. Deed het u wat?
MARTENS «Nee, het deed me niks. Oppositie is de essentie van de parlementaire democratie, en Tobback deed dat heel efficiënt. De Waalse socialisten waren toen haast onbestaande. Tobback was goede reclame voor mij, maar de beste reclame was het satirische tv-programma 'TV-Touché', dat heeft mij enorm geholpen!»
HUMO U maakt er geen geheim van dat die harde regering Martens V naar uw smaak uw mooiste is.
MARTENS «Politiek gezien waren het mijn mooiste dagen. Voor het eerst had ik niet alleen het gevoel, maar ook de zekerheid dat ik echt iets kon doen. Wat niet evident is. Je kan ook in de Wetstraat 16 zitten met het gevoel: wat zit ik hier te doen? In mijn eerste regeringen, en in de acht maanden dat Mark Eyskens premier was, lag de politieke overheid knock-out. Vanaf februari 1982 kreeg de regering opnieuw vat op de evolutie. En de bevolking waardeerde dat. Vergeet niet, einde maart 1985 liepen er 300.000 mensen op straat om te protesteren tegen de plaatsing van de raketten, en toch wonnen we in oktober 1985 met glans de verkiezingen.»
Laat ze vliegen!
HUMO De kruisraketten waren hét politieke agendapunt van de vroege jaren tachtig. In '79 had uw eerste regering beslist raketten te plaatsen, tenzij ze wegonderhandeld konden worden. In '85 was de plaatsing zelf aan de orde. Laten we beginnen met een vrolijk moment: uw bezoek met minister van Buitenlandse Zaken Tindemans en uw kabinetschef Verplaetse aan het Witte Huis in januari 1985. Verplaetse...
MARTENS «... glipte vlak achter mij het Oval Office binnen, en Tindemans mocht niet meer binnen, hij kreeg zo ongeveer de deur tegen zijn neus! (lacht) Fons, die zeer handig is, wou naast mij plaatsnemen bij president Reagan! Fantastisch! Maar ik heb het ook maar gelezen in de memoires van Tindemans hoor, destijds heb ik van dat incident niets gemerkt. Uiteindelijk is Tindemans toch binnengeraakt en zat hij naast mij, en niet Fons Verplaetse, maar ik kan niet zeggen dat hij mij fel gesteund heeft. Hij heeft geen woord gezegd – heel typisch.
»We moesten daar het regeringsstandpunt uitleggen en dus voor uitstel van plaatsing pleiten, want dat was wat het ACW wou. Ik heb onze visie heel uitvoerig uiteengezet, maar het heeft geen indruk gemaakt. Aan het eind van het gesprek haalde Reagan een spiekbriefje van achter zijn trouwring, waarop geschreven stond: ‘In any case, the United States will vote No!’
»Tuur van Wallendael heeft dan nog voor een enorme rel gezorgd door via een interview met mij de indruk te wekken dat België zich tegen plaatsing zou verzetten, en dat is de hele wereld rondgegaan. De dag nadien was ik in Harvard en ik werd daar door al die intellectuelen enthousiast ontvangen op basis van die berichten.»
HUMO Held voor één dag, op basis van een misverstand...
MARTENS «Ik ben ’s anderendaags ’s morgens heel vroeg in België aangekomen, en wie belde mij al eerste op - ik lag nog te slapen in de Lambermont? Louis Michel, toen voorzitter van de liberale partij: hij was ongerust over al die diffuse informatie, en bezwoer me de plaatsing te steunen. De Louis Michel van vandaag is iets anders, hé?»
HUMO In Washington was u erachter gekomen dat men van Belgische reserves inzake plaatsing geen weet had. Vervolgens werd ook nog eens bekend dat een Belgisch minister ten aanzien van de Amerikanen akkoord was gegaan met de plaatsing van alvast zestien raketten.
MARTENS «Die belofte is de basis van de beslissing die wij in maart 1985 hebben genomen. De Amerikanen hebben ons geïnterpelleerd: ‘Uw regering is akkoord gegaan met gedeeltelijke plaatsing, wilt u dat nu ook doen?’ Dáárom hebben wij raketten geplaatst, in tegenstelling tot de Nederlanders, die altijd wel grote woorden gebruiken, maar geen raketten hebben geplaatst. Wij dus wel!»
HUMO Welke minister heeft dat akkoord gegeven? Een minister van Defensie, zei Tindemans destijds, waardoor Frank Swaelen in the picture kwam.
MARTENS «Dat is een ongelooflijk incident geweest. Ik kan alleen zeggen dat ik met mijn eigen ogen een document gezien heb waarin Buitenlandse Zaken, onder verantwoordelijkheid van Tindemans dus, akkoord ging met de plaatsing van zestien raketten. En die nota is op een zonderlinge manier verdwenen uit mijn archief. Ik ben er nog altijd naar op zoek, want die zestien raketten liggen zwaar op mijn maag. Tindemans heeft het bestaan van dat akkoord daarna op alle mogelijke manieren trachten te verklaren, vandaar het incident met Frank Swaelen.»
HUMO U bent dat hele rakettendossier te laat beginnen te bestuderen, staat overal geschreven.
MARTENS «Larie en apekool. Het probleem lag elders: Buitenlandse Zaken had ons tot plaatsing geëngageerd, maar had die beslissing verborgen gehouden voor de eerste minister. Dat zegt niets over mijn dossierkennis, maar over de manier waarop bepaalde ministeries in dit land werken. Ik had toen één adviseur op dat terrein: een diplomaat van Buitenlandse Zaken, die als voornaamste taak had solidair te zijn met Buitenlandse Zaken, en niet met de eerste minister. Het is dus de vraag of ik correct werd ingelicht.»
HUMO Paula D’Hondt schrijft in haar memoires dat ze Jean-Luc Dehaene toen in gewetensnood gezien heeft. Over uw geweten is in deze kwestie weinig bekend.
MARTENS «Jean-Luc stond in een onmogelijke positie, ik heb nooit iemand zo in verwarring gezien als hij toen. Het ACW was tegen, mijn goede vriend Jos De Saeger, éminence grise, oefende zware druk uit op fractieleider Luc Van den Brande, die ook absoluut tegen was. Dat was hallucinant voor Jean-Luc: de hele beweging waarvan hij de leider was, was tegen. Maar hij heeft uiteindelijk onze beslissing aanvaard.
»Dat waren hele moeilijke gesprekken binnen de partij. Ik herinner me een belangrijke bijeenkomst op mijn appartement in Oostduinkerke, met Swaelen en Tindemans. Mijn dochter Anne hoorde ons bezig en zei, met haar heftig temperament: ‘Ge spreekt nooit klare taal onder elkaar!’»
HUMO Van klare taal gesproken: Dehaene heeft lange tijd gedacht dat u ook tegen plaatsing van de raketten was.
MARTENS «Instinctief was ik tegen plaatsing – in die zin heeft Jean-Luc zich niet vergist. Daartegenover stond dat Buitenlandse Zaken ons al geëngageerd had, en ik heb me ook laten overtuigen door mensen als Helmut Schmidt. Net als de vredesbeweging vond ik dat alle raketten moesten verdwijnen, de vraag was alleen hóé: door zelf geen raketten te plaatsen, of door juist wel een antwoord te bieden voor de Russische SS-20. Dat laatste was de juiste weg, dat heeft de geschiedenis bewezen: Reagan en Gorbatsjov hebben die raketten weggehaald. Vergeet ook niet dat België een kernland van de NAVO is, letterlijk en figuurlijk. We hadden ons neutraal kunnen profileren, zoals Ierland, maar België zou dan wel heel anders geworden zijn: de NAVO, en de hele Europese wijk hier, heel die santenboetiek zou hier vandaag niet zijn. Was het dat wat de Belgen wilden?»
Afgeluisterd door de Russen
HUMO Tindemans is toen, kwestie van het rakettenstandpunt aan de ACW-achterban te kunnen verkopen, ook nog in Moskou geweest voor een diplomatiek initiatief.
MARTENS «Ja, hij was daar op officieel bezoek, en trachtte een afspraak te maken met Gromyko, maar dat lukte maar niet. Helemaal aan het eind van dat bezoek belde hij mij op en vroeg, in het Nederlands uiteraard: ‘Hoe zit het nu met de raketten?’ ‘We zullen beslissen over een dag of twee, drie, na uw terugkeer,’ antwoordde ik. En weet je wat er gebeurde? Een halfuur later werd hij uitgenodigd bij Gromyko. De Russen hadden dat gesprek afgeluisterd! Zo ging dat daar.»
HUMO De avond van 14 maart beslist de kabinetsraad tot plaatsing, geen dag later dan de Amerikanen het altijd gewild hadden.
MARTENS «Eén beeld vat voor mij de spanning van die dag samen. Toen we binnen de CVP de knoop hadden doorgehakt en eindelijk op de Zestien arriveerden, waar het kernkabinet al lang aan het wachten was, zag ik dat Jean Gol bloed op zijn tanden had van nervositeit.»
HUMO De Amerikanen zijn dan meteen ingelicht.
MARTENS «Ja, via een nota van Buitenlandse Zaken, maar wel door mij ondertekend. Dié nota heb ik nog, ergens tussen mijn 360 meter papieren op het Rijksarchief. Tindemans is met zijn signataire bij mij gekomen, nadat de beslissing gevallen was, en zei: ‘Het is beter dat de eerste minister dit ondertekent, dan heeft dat meer gezag.’ Om één of twee uur ’s nachts heb ik die brief persoonlijk naar de Amerikaanse ambassade gebracht, vlak bij de Lambermont. En toen ben ik gaan slapen.
»Om zeven uur ’s morgens belde minister van Defensie Freddy Vreven me wakker: ‘Premier, premier, ze zijn al aan het vliegen!’ Ik zei: 'Freddy, laat ze vliegen! En laat mij slapen.' Wat was er gebeurd? De ambassadeur had ons akkoord onmiddellijk doorgeseind. In de VS stonden twee vliegtuigen al weken klaar, één op de Atlantische kust, met de geledingen, en één in Californië, met de kernkoppen, en die vliegtuigen zijn meteen opgestegen. Ze hingen al in de lucht toen ik om drie uur 's middags in de Kamer over de raketten sprak. Ik ben naar het Frans overgeschakeld toen ik over de raketten begon, heel bewust, want ik wist dat de televisiecamera's meekeken. Daar was men razend over. 'Smeerlap!' riep de socialist Louis Vanvelthoven.»
HUMO U hebt uw naam in de strip ‘Pest in het paleis’, Martiavelli, niet gestolen.
MARTENS «Je moet ook niet onnozel zijn, hé, en je dommer gedragen dan je bent.»
HUMO Niet de Amerikanen waren gehaast, zei u later, maar uzelf. U wou absoluut de raketten laten overkomen nog voor het parlement besliste, want alleen als ze er al stonden had u de kans een meerderheid te halen, wist u. Had het parlement toch neen gestemd, zouden die raketten dan ook weer teruggevlogen zijn?
MARTENS «Nee, niet meteen. Want ze stonden er dus al, met kernkoppen en al, die vliegtuigen hadden vlug gevlogen (lacht). Een volgende meerderheid, eventueel na verkiezingen, had dan wel kunnen beslissen ze terug te sturen. Zoals nu in Spanje de socialisten, na verkiezingen, de troepen uit Irak kunnen weghalen.»
HUMO Uit democratisch oogpunt is het geen fraai hoofdstuk in uw memoires.
MARTENS «Toch wel, de grondwet zegt duidelijk dat dit soort beslissing een privilege is van de uitvoerende macht. Anders kan je geen buitenlands beleid voeren.»
HUMO Waarmee u zich aan de kant van Tindemans opstelt. Die vond - volgens een citaat van Hugo De Ridder - ‘dat het niet aan de wijkmeesters van de KWB, de bodes van de mutualiteit of de getrouwde onderpastoors is om de wereldpolitiek te bepalen.’
MARTENS «De wijkmeesters van de KWB mogen nadien beoordelen of de regering goed gehandeld heeft of niet, maar zo'n initiatief laat je niet aan hen over, en dat is geen kwestie van misprijzen. De kiezers kunnen de regering wegsturen. En dat hebben ze dus niet gedaan.»
Jef d'état
HUMO Pas later wisten we dat de rakettenjaren ook de Poupehanjaren waren. In het Ardeense Poupehan vergaderde u over het saneringsbeleid met uw kabinetschef Fons Verplaetse, met ACV-man Jef Houthuys en BAC-topman Hubert Detremmerie. Hugo de Ridder schreef het op in ‘Omtrent Wilfried Martens’, een boek dat u zelf met veel luister presenteerde. U had niet door dat het als een boemerang in uw gezicht terecht zou komen?
MARTENS «Ik had het niet op voorhand gelezen. Het is geen hagiografie, en dat vind ik goed. Maar ik was verrast door de impact van het boek, en vooral dan het Poupehan-verhaal in de versie van Jef Houthuys. Na zijn overlijden waren zijn weduwe en kinderen beschaamd over wat Jef allemaal had verteld. Ze dachten dat ik me verraden voelde, dat hij dingen verteld had die hij niet mocht vertellen. Dat was dus niet zo, maar de legende die Poupehan geworden is, heeft wel een grote rol gespeeld bij de rampzalige verkiezingen van 24 november 1991 - met de doorbraak van het Vlaams Blok én van Rossem. Het beeld van de politiek als geheim gesjoemel, daar zat het publiek toen echt op te wachten! En het werd volop bediend door de liberale oppositie, Jean Gol op kop, die de legende-Poupehan flink misbruikt heeft. Vormen van overleg die al decennia lang bestonden werden niet meer aanvaard. De burgerdemocratie was het nieuwe parool: alles wat met de zuilen verbonden werd afgezworen.»
HUMO Voor de duidelijkheid: was er een afspraak dat de vergaderingen van Poupehan geheim zouden blijven?
MARTENS «Nee, waarom trokken we naar Poupehan? Omdat Fons Verplaetse er een bungalow had, en het gezellig was daar bijeen te komen. Die bijeenkomsten waren voor mij zo vanzelfsprekend dat ik me niet kon voorstellen dat ‘Poupehan’ tot een politiek incident van eerste orde zou uitgroeien. Dat was een vriendenbijeenkomst, de vrouwen werden ook uitgenodigd – er viel veel te organiseren in die bungalow als we allemaal langskwamen! We gingen veel in de bossen wandelen – we zaten daar echt geen hele dagen te vergaderen, in zo’n prachtige streek. We gingen er naar de kerk, en naar het restaurant van het dorp; het is nu gesloten, heb ik gehoord. Mijn veiligheidsagenten waren erbij. Men herkende mij. Ik herinner me een vrouw die na de mis naar me toekwam: ‘Monsieur le premier ministre, il faut nous aider, nous sommes si malheureux!’ Er werd geen groot geheim van gemaakt dat we daar waren: ik herinner me nog dat Paul Goossens me daar gebeld heeft in verband met de financiële moeilijkheden van De Morgen.»
HUMO Leo Tindemans laat in zijn memoires weten dat hij uw rechtvaardiging van al het gekonkelfoes daar uiterst zwak vindt: 'Het leek wel alsof men het vanzelfsprekend vond dat een vakbondsleider (Jef Houthuys), een privébankier (Hubert Detremmerie), een gedetacheerd ambtenaar van de Nationale Bank (Fons Verplaetse), en een eerste minister (Wilfried Martens) overleggen of geen devaluatie van de nationale munt moet worden nagestreefd, welk begrotingsbeleid de regering behoorde te voeren, en meer nog hoe de regering er zou moeten uitzien. Of daar ook over deontologie werd gesproken, weet ik niet.’
MARTENS «Hij vergist zich volledig. In Poupehan is nooit over de regeringscoalitie gesproken. Iedereen denkt dat Houthuys zich daar tegen ‘da joenk’ Verhofstadt heeft uitgesproken, maar dat klopt niet. Houthuys heeft dat elders gezegd, en ik was er helemaal niet bij. Iedereen verbindt Poupehan ook met de voorbereiding van de devaluatie, terwijl de eerste vergadering in Poupehan heeft plaatsgehad nade devaluatie. Dat is dus ook een legende, hé. Tindemans was bij de devaluatie betrokken, hij zou het kunnen weten.
»Pas na de devaluatie, toen we begeleidende maatregelen moesten nemen om ze te laten slagen, is Fons Verplaetse met dat idee op de proppen gekomen: ‘We moeten ook eens met Jef Houthuys spreken en met Hubert Detremmerie, want Jef zal het moeilijk krijgen om zijn mensen te overtuigen.’ Wij hebben hem argumenten gegeven om zijn troepen te overtuigen, en dat is gelukt. Officieel moest Jef Houthuys het regeringsbeleid bekampen, maar in feite heeft hij het mogelijk gemaakt.»
HUMO Precies. En dat blijft ontluisterend aan die episode: de vakbondsman heeft hier twee gezichten. Je zal maar actie voeren in zijn vakbond...
MARTENS «Nee, hij ontwikkelt zich hier tot een staatsman. Kan een vakbondsman ooit constructief zijn, dat is de fundamentele vraag. Kan hij aan zoiets meewerken, of kan hij alleen aan negatieve acties deelnemen? Aan socialistische kant had je toen Georges Debunne, met wie ik overigens uitstekende relaties had, en die had een totaal andere opvatting over wat de vakbond moest doen. Jef Houthuys was ervan overtuigd dat er een ander beleid moest komen dan het geklungel van voordien, en we hebben hem van de redelijkheid van ons beleid overtuigd. Je kan op basis van het typische beeld van de vakbondsman de vraag stellen of het zijn rol is bij dat soort bijeenkomsten betrokken te zijn. In het ACV noemde men hem Jef d'Etat, Jef voelde dat ook wel aan, vice-voorzitter Robert D’Hondt stond veel sceptischer tegenover het regeringsbeleid. Maar Jef heeft zijn troepen in de hand kunnen houden. Elke vakbondsactie is mislukt. En zo heeft hij voor de werknemers meer bereikt dan Debunne met zijn oppositie.
»Jef is een typische kajotter. Hij is een gewezen kleermaker, hé, hij heeft daar in Poupehan nog een knoop aan mijn jas genaaid!»
HUMO Die bescheiden komaf bond blijkbaar de Poupehan-groep: u bent de zoon van een keuterboer, van Verplaetse is geschreven dat hij ‘de weinig gemanierde zoon van een veevoederfabrikant uit Zulte’ was.
MARTENS « Geen van ons behoorde tot het establishment, we hadden ons allemaal opgewerkt via verschillende wegen, ik via mijn studies, Houthuys via de kajotters. Les forces vives noemen de Waalse socialisten dat. Geen opportunisten, geen arrivisten, maar mensen die in een zeer idealistisch milieu zijn grootgebracht, en op basis van hun overtuiging en opvoeding iets goeds willen bereiken in de samenleving.»
Een compleet figuur
HUMO Verplaetse hebt u pas in 1981 leren kennen. Het klikte blijkbaar meteen?
MARTENS «O ja, dat was ongelooflijk. Op aandringen van Houthuys heb ik hem op mijn economisch kabinet ondergebracht, en hij kwam wel tien keer per dag in mijn bureau - ‘Ik moet eens kunnen klappen’. Hoeveel werk ik ook had, Fons ‘moest eens kunnen klappen’, zijn ideeën verkondigen, dat maakte deel uit van zijn creativiteit. En je moet hem niet onderschatten, hij had misschien niet veel boeken gelezen, maar hij durfde iets te ondernemen.»
HUMO Tindemans portretteerde hem zo: ‘Verplaetse gedroeg zich als een superminister die voortdurend wat medelijdend de les spelde aan Martens.’
MARTENS «Ach... Fons hield zich met alles bezig, hij was ervan overtuigd dat hij op alle terreinen zijn bijdrage kon leveren. Dat is zijn temperament, hij is een ‘compleet figuur’, heel toegewijd, 24 uur per dag. Maar er was één domein dat hij perfect kende: het monetaire. Waar alle anderen mislukt zijn, is hij geslaagd. Hij had zijn manier van spreken, hij was onverschrokken, maar hij heeft het wel geschopt tot gouverneur van de Nationale Bank, en hij heeft daar ongehoorde resultaten geboekt in een zeer gepolijst milieu. Hij heeft de Belgische frank gekoppeld aan de D-mark, voor de euro ontstond. Heel Brussel, de financiewereld en de rest, is uiteindelijk op zijn buik gaan liggen voor hem, hé? Nee nee, dat soort kritiek, dat is het lot van iedereen die iets doet wat niemand heeft gedaan. Ik weet ook wel dat hij niet de man was die grote speeches moest houden over Europa of de raketten, maar zijn werk op monetair vlak, de voorbereiding van de euro, dat was een titanenarbeid.»
HUMO Er is een boek over hem verschenen dat in de ondertitel gewaagde van ‘de meester van het herstel’. Terecht?
MARTENS «In technisch opzicht wel, ja. Samen met Jacques Van Yperseele heeft hij in de aanloop van de devaluatie een nota gemaakt van wel dertig bladzijden met de argumenten voor de devaluatie. Dat heb ik niet gedaan, daar heb je specialisten voor. Maar die hebben dan weer een politicus nodig die de verantwoordelijkheid durft te nemen. Met die devaluatie gingen we lijnrecht in tegen de mening van de Nationale Bank. Je weet toch wat die kerels mij wilden laten doen? Een loonsverlaging van tien procent! Maar wij hadden gelijk, zij niet!»
HUMO In het verlengde van zijn onthullingen over Poupehan heeft Hugo de Ridder ook geschreven over de geheime bijeenkomsten bij Arthur Gilson in Zevenborre, bijeenkomsten met Vlaamse en Waalse christen-democraten. Daar is géén commotie over ontstaan.
MARTENS «Ja, en dat is heel opmerkelijk. Jarenlang zijn we bijeengekomen bij Gilson, de top van de CVP en PSC plus de topministers. Ten tijde van de discussies over Cockerill werd de groep zelfs uitgebreid met Davignon en consorten. Niemand heeft het ooit in zijn hoofd gehaald daar spel van te maken, en dat was veel belangrijker dan Poupehan, hé? Daar werden de standpunten van PSC en CVP op elkaar afgestemd in het bijzijn van ministers en van de eerste minister. Alle regeringsproblemen kwamen daar op tafel. Dat is toch ook een vorm van geheim overleg? Wathelet, Nothomb, Maystadt, Herman Van Rompuy, Dehaene, ze hebben daar allemaal aan tafel gezeten. Maar daar is geen Poupehan-story rond ontstaan.
»Of neem de Guimardstraat: die ligt niet in de Ardennen, dat is waar, maar daar was wel voortdurend 'geheim' overleg tussen monseigneur Daelemans, Gust Cool als ACV-man, Frank Swaelen, ikzelf en zovele anderen.
»En ook de ‘geheime’ contacten tussen partijen en vakbonden zoals in Poupehan kan je toch niet uitzonderlijk noemen: die bestaan in alle politieke bewegingen, in alle landen. Ze bestonden zeker bij de socialisten, zonder enige twijfel. Wat Poupehan uniek maakte, was dat het over vier vrienden ging die elkaar volkomen vertrouwden. Lees het laatste interview van Houthuys erop na: ‘Ge kunt de strafste kleppers hebben, maar alleen vrienden kunnen moeilijke dingen aan,’ zegt hij daar. (Lacht) Het is bijna zoals het evangelie, hé?»