85 JAARwilfried martens
De memoires van Wilfried Martens (3): de kroon ontbloot
Oud-premier Wilfried Martens, die overleed in 2013, zou vandaag 85 geworden zijn. Humo-journalist Mark Schaevers schreef ‘De memoires van Wilfried Martens’, een vierdelige serie die destijds de Dexia-persprijs won.
3 april 1989 was het kasteel van Hertoginnendal te klein, zoveel prominente Belgen wilden er klinken op het tienjarige premierschap van Wilfried Martens. De kelners, zo observeerde de jonge reporter Yves Desmet, moesten de drankjes en hapjes via de ramen naar binnen loodsen. ‘Ik ben nog jong,’ verklaarde de premier ter plekke, ‘ik wil tot het einde van deze regeerperiode gaan, en dan zullen we wel zien. Vandaag wil ik in elk geval níét zeggen: ik ben niet meer beschikbaar.’
Desmet typeerde Martens bij deze gelegenheid in De Morgen als de Walter Capiau van de Belgische politiek: een vakman die de volksaard aanvoelt, rust uitstraalt. ‘In deze tijd van perceptie en populariteit zouden veel politici een soort Walter Capiau willen zijn,’ reageert Martens vandaag. ‘Maar ik heb toch een betere herinnering aan wat Manu Ruys destijds schreef: verandering in de continuïteit, zo vatte hij mijn politieke werk toen terecht samen. Al ben ik geen revolutionair, ik heb wel veel hervormingen doorgevoerd.’
Van de viering op Hertoginnendal herinnert de ex-premier zich vooral zijn eigen twijfels vooraf: ‘Mijn kabinet wou absoluut zo'n feest organiseren, zelf had ik er de grootste vragen bij. Je loopt altijd een risico: het kan op een begrafenis uitdraaien. Iets later is er ook zo'n feest geweest voor Guy Spitaels: hij stond daar op een verhoog, als een roi soleil. Kort daarna stond hij nergens meer...’
De begrafenis van premier Martens werd nog even uitgesteld, maar het werd er uiteindelijk één in stijl: Zwarte Zondag, de verkiezingen van 24 november 1991, legde met een dreun Belgiës langst regerende premier plat. Relaas van een regering te ver.
WILFRIED MARTENS «Over mijn laatste regering heb ik achteraf véél nagedacht. Ik ben ze met andere ogen gaan bekijken – kritisch voor mezelf en voor koning Boudewijn. Om te beginnen is het de vraag of de vervroegde verkiezingen die eraan waren voorafgegaan wel zo nodig waren: hebben we de regering met Gol en Verhofstadt niet te snel begraven?
»In oktober 1987 waren we weer eens vastgelopen in een crisis over de Voerstreek (de rooms-blauwe regering Martens VI, red.). Op een prachtige nazomerdag ontving de koning me in het park van Laken. Gespreksonderwerp: moesten er verkiezingen komen of niet? Jean-Luc Dehaene werkte nog aan een oplossing voor de Voer,ook de PSC’ers hebben nadien gezegd dat de toestand niet helemaal geblokkeerd zat. Maar Boudewijn, zo bleek toen in het park, wou absoluut verkiezingen. De vraag is of dat een correcte beslissing was.
»Boudewijn had toen van sommige Franstalige politici de onwaarschijnlijkste dingen te horen gekregen. Hij was bevangen door een walging – hij was ge-écoeureerd, ja, dat is het juiste woord. Een PSC-minister, is me verteld, is toen na een gesprek met Boudewijn lijkbleek op zijn kabinet teruggekeerd. Want Boudewijn kon scherp zijn, hé? En bij de PSC was toen elke redelijkheid zoek. Je moet toch zot zijn om je lot te verbinden aan die onnozelaar Happart?
»Boudewijn heeft decennialang crisis na crisis beleefd, en heeft van de Belgische politici de meest extravagante dingen moeten horen daar in zijn Paleis - ‘Ik ben op,’ zou hij mij enkele jaren later zeggen - maar die keer was het hem te ver gegaan. Ik zag dat hij woedend was. En - dat is dan mijn verantwoordelijkheid - ik deelde zijn impulsieve walging, ik was die Voer-discussies ook kotsbeu, en ben vrij vlug in zijn redenering getreden, zeggende: ‘Laten we hier een streep onder trekken. Met Wathelet, Maystadt, Deprez en consorten kan je niks meer ondernemen.’»
HUMO Fruitboer Happart heeft een groot stuk van uw carrière roet in het eten gegooid.
MARTENS «Verschillende keren heb ik hem kunnen weerstaan, maar uiteindelijk niet. José Happart kreeg de volle steun van de PS van Spitaels, hé? Je moet eens zien waar ze nu staan, met hun Happart. En waar Spitaels staat, maar da’s nog een ander probleem.
»Maar Happart was in die crisis, zoals andere keren, natuurlijk maar een alibi. Er zat veel meer achter de onverzettelijkheid van de PSC: sommigen wilden begrotingsminister Guy Verhofstadt absoluut kwijt. Nu denk ik: we hebben toen een zware vergissing gemaakt. Ik had weerstand moeten bieden aan Boudewijn, ik had moeten zeggen: ‘Nee, we gaan door met de liberalen!’»
HUMO U ging niet door, er kwamen verkiezingen. De liberalen werden gedumpt en Dehaene ging onderhandelen met de socialisten en met de VU. Het was een legendarisch moeilijke regeringsvorming: ‘Sire, geef mij honderd dagen!’
MARTENS «Daar is het weer de vraag of het correct was Jean-Luc met die formatie te belasten. De koning had even goed mij als formateur kunnen aanduiden. Want Dehaene was natuurlijk formateur op verzoek van de socialisten: hij verdedigde hetzelfde programma als ik, maar met een wisseling van de personages wilden de socialisten doeleinden bereiken die ze met mij niet konden bereiken. Ik was voor hen de bezuiniger, l'homme de la rigueur, terwijl zij net campagne gevoerd hadden voor le retour du coeur – met alle gevolgen van dien voor het regeringsprogramma.»
HUMO Dehaene onderhandelde dan wel, premier werd... Wilfried Martens. Tot grote verrassing van uw medestander in de vorige regering Guy Verhofstadt: 'Martens heeft zijn kazakke gekeerd!' was naar verluidt zijn spontane reactie, toen hij, in bed nog, het nieuws vernam. U had hem voorgespiegeld een coalitie met hém te zullen vormen.
MARTENS «Nee. Het klopt wél dat ik altijd had laten doorschemeren dat ik een regering met socialisten níét zou leiden. Maar ik begrijp de wrok niet die hij sindsdien jegens mij koestert. Niet ík heb die regering gevormd, maar Jean-Luc Dehaene. Waarom stelt hij mij dan voor als de baarlijke duivel? Terwijl hij Dehaene later als premier, tijdens zijn eerste paarse regering, voortdurend in de watten heeft gelegd!»
HUMO Kostte het u destijds moeite afscheid te nemen van uw comrade in arms Verhofstadt?
MARTENS «Ja. Voor mij was hij niet ‘da joenk’ dat hij voor (ACW-voorzitter) Jef Houthuys was. Hij had een wat nonchalante manier van optreden als minister van Begroting, was zéér radicaal toen. Vandaag kennen we een andere Verhofstadt, centrum-links, zelfs op economisch terrein: zijn politieke denken, en in ieder geval zijn politieke dóén, is geweldig geëvolueerd. Maar toen was hij erg Thatcheriaans. En ik steunde hem daar toen volledig in – tot grote ergernis van vele van mijn politieke vrienden. Hij dééd iets, hij stelde noodzakelijke hervormingen voor. Van zo iemand afscheid nemen om een regering met socialisten te gaan leiden, dat was een heel zware handicap.»
HUMO Waarom bent u er dan toch aan begonnen?
MARTENS «Partijvoorzitter Swaelen vreesde dat ik oppositie zou beginnen te voeren binnen mijn eigen partij, zoals Tindemans eerder had gedaan. Dat was een onterechte vrees: ik zou me heel loyaal hebben opgesteld. Maar Swaelen drong er dus wel op aan dat ik premier zou worden, net als Jef Houthuys. Maar de gesprekken met Boudewijn zijn beslissend geweest. Toen ik toestemde, was dat een grote verrassing voor mijn partij.»
HUMO Waarom wou Boudewijn u absoluut aan het roer?
MARTENS «Hij was zeer bevreesd voor de nieuwe staatshervorming die Dehaene onderhandeld had, en die in zijn geest zeer ver ging. Nadien, toen we de uitvoering van het akkoord bespraken, is hij daarom ook nog tussenbeide gekomen met brieven. In mijn aanwezigheid als premier zag hij een waarborg dat het niet uit de hand zou lopen.»
Kussen voor Verhofstadt
HUMO Op uw eerste persconferentie hebt u toen meteen gezegd: ik doe het alleen voor Boudewijn. De kroon ontbloten heet dat, en u bent altijd de eerste geweest om te zeggen dat zoiets niet mag.
MARTENS «Ja, dat mag niet. Laten we dit een uitzondering noemen, omdat... de aandrang van de koning ook zo uitzonderlijk was.»
HUMO Verhofstadt heeft de koning niet nodig om te begrijpen waarom u ja zei. Gewoon omwille van de post van premier, zegt hij. ‘Je mag door iedereen gevraagd worden, je hebt toch altijd de kans om neen te zeggen. Ik dacht dat Martens een groot staatsman was, maar hij blijkt slechts een gewoon politieker te zijn die ook zijn bocht kan nemen.’
MARTENS «Als je weet dat die keuze grote risico’s inhoudt ten aanzien van je gezin, als je weet dat het voor je eigen politieke leven een fatale onderneming kan worden, ben je dan een politicus die bochten neemt of toch een staatsman? In ieder geval – we zouden het bijna vergeten: doordat ik premier ben geworden, heb ik de monarchie kunnen redden: die is in 1990 niet ten onder gegaan aan de abortuskwestie. Alleen al daarom was het de moeite waard.»
HUMO Als EVP-voorzitter had u er recent veel mee te maken dat de Portugese premier Barroso voorzitter van de Europese Commissie werd, en níét Guy Verhofstadt. Martens lapt het Verhofstadt een tweede keer, werd meteen geopperd.
MARTENS «Nee nee, ik heb geen enkele rancune. Ik heb Verhofstadt als premier eens acht op tien gegeven toen een krant om een rapport vroeg - tot grote woede van mijn politieke vrienden. Zijn rapport is er, tussen haakjes, de laatste twee jaar wel niet op vooruitgegaan. Ik koester dus geen enkele wrok, alleen: als EVP-voorzitter is het mijn plícht namens die beweging een eigen kandidaat te zoeken: volgens de nieuwe Europese grondwet levert de grootste fractie de commissievoorzitter. Ik heb dus vanuit mijn functie gehandeld, maar voor dat argument vind ik in dit land geen enkel begrip. Ook de CD&V steunde officieel, voor binnenlands gebruik, Verhofstadt. In mijn partij zou men nu ook de les kunnen trekken dat er toch iemand is die een beetje karakter heeft.»
HUMO U hebt zelf al gesuggereerd dat de zaken voor Verhofstadt anders hadden kunnen lopen als hij met u on speaking terms was gebleven.
MARTENS «Verhofstadt heeft met iedereen gesproken, behalve met mij. Pas de maandag na de verkiezingen heeft hij me gebeld, dat was véél te laat. Alleen met een ruim overleg tussen de grote Europese partijen, veel vroeger, en over verschillende functies tegelijk, was er iets mogelijk geweest.»
HUMO Klopt het dat u sinds die pijnlijke scheiding in 1988 nooit nog een entre deux met Verhofstadt beleefd hebt?
MARTENS «Ik heb nog weleens met hem gedineerd, op initiatief van Johan Van Hecke - het was bij Johan thuis in Oostende, en dat verliep heel vriendschappelijk. De vrouwen waren er ook bij, Ilse heel graag zelfs, want zij is een bewonderaarster van Verhofstadt (lacht). Heb je die beelden niet gezien waarop ze hem uitbundig kust bij zijn verkiezingsoverwinning vorig jaar? VTM heeft die wel vier keer uitgezonden.
»Het was in het jaar 2000, bij de VLD was men toen voortdurend uit op nieuwe aanwinsten, in hun streven naar een volkspartij. Van Hecke heeft kort daarna de stap naar de VLD gezet, en had waarschijnlijk toen al beslist. Misschien was er de hoop dat ik ook zou overstappen. Maar ik zal mijn partij nooit verlaten, ook al heeft ze me tien jaar lang schabouwelijk behandeld. Het was maar een vluchtig gesprek, maar Verhofstadt heeft goed begrepen, denk ik, dat de CD&V voor mij altijd de kern moet uitmaken van een volkspartij, en niet de VLD. En die kern kan zich dan uitbreiden.»
Brief van de koning
HUMO Terug naar uw laatste regering en de abortuskwestie in 1990. Koning Boudewijn weigerde de abortuswet te ondertekenen. Uw oplossing – hem 36 uur in de onmogelijkheid stellen te regeren - noemde u zelf eerder in Humo ‘een meesterstuk’. Anderen hebben het, misschien met meer reden, over een surrealistische Belgenmop gehad.
MARTENS «Die oplossing was gebaseerd op een vrij crue regel in de grondwet die zegt: als de koning gek wordt, kan hij in de onmogelijkheid worden gesteld te regeren. Ik had tien jaar eerder een boek van Jean Stengers over Leopold III gelezen, en herinnerde me dat men die regel al eens breder geïnterpreteerd had: ook in geval van bezetting is de koning 'onbekwaam om te regeren'. Dat kan ook gelden, bedacht ik, in geval van gewetensnood. Nadien heb ik in een commissieverslag van destijds gelezen dat ook in 1945 die mogelijkheid al besproken is; zo kunstmatig is die toepassing dus niet.
»Ik heb mijn vice-premiers dan ingelicht. De eerste die mij bijtrad, en dat heeft de zaak gered, was (PS’er) Philippe Moureaux: ‘Dat is de oplossing,’ zei hij. In een mum van tijd waren we het eens en dan ben ik naar Laken getrokken. Want daar hadden ze ook geen oplossing, hé? Ja, (grondwetspecialist) Alen en (kabinetschef van de koning) Van Ypersele hadden een tekst voorbereid met een voorstel tot grondwetswijziging om tot een Scandinavisch model van de monarchie te komen. Ik heb hun gezegd: ‘Zijt ge compleet gek geworden? Als ik dat doe, kunt ge de monarchie afschrijven. Want de regering moet dan aftreden om zo'n initiatief te nemen, en dan opent ge een constitutionele crisis zonder voorgaande. Dit kan alleen worden opgelost als iedereen zwijgt.’»
HUMO Boudewijn was bereid af te treden. Zelfs de paus had hem niet op andere gedachten kunnen brengen, schreef kardinaal Suenens in ‘Koning Boudewijn, het getuigenis van een Leven’. Dat merkwaardige boekje geeft overigens, via dagboekfragmenten van Boudewijn, heel wat bevreemdende inkijkjes in 's mans geloofsbelevenis: ‘A.u.b. Heer, maak van mij een heilige, en een heilige wil U gelijken in uw passie', of 'O Heer, vergeef aan het insect dat ik ben een mooi paard te willen zijn.’
MARTENS «Dat soort dingen heeft hij míj nooit gezegd. Ik was ten zeerste verwonderd over de publicatie van dat boek van Suenens. Op basis waarvan heeft hij dat kunnen schrijven? Heeft hij die dagboeken gelezen? De Boudewijn uit dat boek klopt helemaal niet met het beeld dat ik van hem had.»
HUMO De koning heeft u niet op voorhand ingelicht van zijn uiteindelijke beslissing niet te zullen tekenen. Hij overviel u met een brief gericht aan de regering. Waarom, denkt u?
MARTENS «Ik heb daar een heel simpele verklaring voor: had de koning mij zijn weigering meegedeeld tijdens een onderhoud, dan was er maar één reactie mogelijk geweest. Ik zou hem gezegd hebben: ‘Sire, ik bied u mijn ontslag aan.’ Zoals het nu gelopen is, was er nog een uitweg. Toen ik de brief kreeg waarin Boudewijn zijn weigering motiveerde, heb ik gezegd: ‘Ofwel neem ik ontslag, ofwel probeer ik een oplossing te vinden, maar dan moet die brief gewijzigd worden.’ Op het Paleis hoort men dat niet graag, maar het is de waarheid: de brief ís gewijzigd, er is een alinea aan toegevoegd waarin de koning mij verzocht een oplossing te zoeken. En zo heb ik een constitutionele crisis vermeden. Als de Heilige Geest niet gewerkt heeft toen in het park van Laken in oktober 1987, toen ik aan de koning toegaf om naar vervroegde verkiezingen te gaan, dan heeft hij dat tijdens de abortuscrisis wel gedaan: om op zo'n brief onmiddellijk het enige goede antwoord te geven, moet je beschikken over de gaven van de Heilige Geest, hé?»
HUMO Zonder Heilige Geest zou het anders een happy end geworden zijn: de koning in het reine met zijn geweten en wij verlost van dat feodale relict van de monarchie.
MARTENS «België kán geen president verkiezen! Ik heb me altijd aangesloten bij Achilles Van Acker, die tijdens de koningskwestie zei: ‘België heeft behoefte aan de koning zoals aan brood.’ Tot verbijstering van sommige collega's heb ik op VTM weleens gezegd: ‘Mijn ideaal is de republiek, maar niet voor België.’ Een Vlaming president, of een Waal: dat kan gewoon niet.»
HUMO Een christen-democraat uit de Oostkantons?
MARTENS (lacht) «Dat is een mogelijkheid. Ik heb er onlangs op een meeting gezegd dat zij de enige echte Belgen zijn, ze spreken de drie talen.»
HUMO Geregeld is u verweten dat u een te intieme relatie had met Boudewijn, dat u zich als voormalige volksjongen op het Paleis hebt laten lijmen. ‘Eén van de belangrijkste schaakpionnen van het Hof’ wordt u genoemd in de Boudewijn-biografie van José-Alain Fralon.
MARTENS «Je moet dat boek niet altijd geloven. Verderop zegt hij dat Boudewijn me heeft laten vallen vanwege mijn scheiding.»
HUMO ‘Comme une vieille chaussette,’ zo staat er, ‘zoals hij dat zo dikwijls deed met mensen die hem niet meer van dienst waren.’
MARTENS «Dat heeft Fralon ongetwijfeld van Albert Frère te horen gekregen, maar het klopt dus niet: hoe kan de koning me laten vallen voor een scheiding vijf jaar ná zijn dood?
»Ik had als premier een hele goede relatie met Boudewijn, en hij was de eerste om te beseffen dat zo’n relatie delicaat is. Ik hield serieus rekening met wat hij zei tijdens de audiënties. Hij zei me eens over andere politici: ‘Hier zeggen ze ja, en in hun partij zeggen ze nee.’ Dat was bij mij niet het geval. Maar ik heb evenmin staan dansen van vreugde omdat ik op het Paleis het compliment gekregen had dat ik een goed premier was - iets wat ik een collega wél heb zien doen.»
Zwarte Zondag
HUMO Laten we voortsnellen naar het begin van uw einde als premier: de gok om bij de verkiezingen van 1991 op te komen in Brussel in plaats van Gent.
MARTENS «Dat was een idee van Leo Delcroix, toen algemeen secretaris van de partij. ‘Je moet absoluut opkomen in Brussel!’ kwam hij me op een dag zeggen. Maar hij had het wel over een grote operatie, een reeks transfers van verscheidene kopstukken van de partij, ook voorzitter Herman Van Rompuy. Uiteindelijk ben ik de enige die verhuisd is.»
HUMO U bent gerold?
MARTENS «Dat is me achteraf verteld, maar ik geloof het niet: Delcroix was te goeder trouw. Ik heb wel moeten vaststellen dat hij alléén opereerde. Ik had oren naar zijn idee, omdat Brussel me erg interesseerde. En dan niet om in Gent een verkiezingsduel met Verhofstadt te ontlopen, zoals zo dikwijls geschreven is, maar omdat ik toen volop bezig was met mijn poging de zetel van het Europees Parlement naar Brussel te halen, wat ook gedeeltelijk gelukt is. Het multiculturele Brussel als model voor Europa, dat spreekt me nog altijd aan.
»Uiteindelijk heeft mijn overstap enorme gevolgen gehad. Een paar weken na de aankondiging van dat plan publiceerde Le Soir een enquête waaruit bleek dat het een groot succes kon worden. Moureaux liep met Le Soir rond op de vergadering van het kernkabinet en ik hoor Willy Claes nog zeggen: ‘Je l'ai toujours attendu’ - ik heb het altijd verwacht. Er ontstond een vorm van paniek bij de Franstaligen, en ze zijn me systematisch beginnen tegen te werken. Dat Moureaux vervolgens de crisis over de levering van FN-wapens heeft uitgelokt die geleid heeft tot de val van de regering, dat had te maken met mijn kandidatuur in Brussel - daar is niet de minste twijfel over.»
HUMO Uw politieke intuïtie had voor één keer gefaald?
MARTENS «Mijn intuïtie had me moeten zeggen: blijf in Gent! Ik ben hier in een communautair moeras beland, de campagne speelde zich tien verdiepingen lager af dan het niveau dat ik had verhoopt. De Franstalige ministers en de Brusselaars hebben mijn overstap als een agressie beschouwd. Vanden Boeynants heeft toen gezegd: 'Wat komt díé hier zoeken, hij haalt nog geen 30.000 voorkeurstemmen.'»
HUMO Het werden er zowat 48.000: geen klap, maar ook geen klapper. De totaaluitslag was rampzalig, die 24ste november 1991, Zwarte Zondag. We hebben al een paar dingen genoemd die de ramp moeten verklaren: het antipolitieke klimaat gevoed door ‘Poupehan’, het communautaire opbod van Moureaux... Maar hoe zwaar weegt uw eigen verantwoordelijkheid als premier?
MARTENS «Er is een fundamentele kwestie die we nog niet hebben genoemd. De gemeenteraadsverkiezingen van 1988 hadden duidelijk gemaakt dat het probleem met de allochtonen groot en urgent was, en we zijn dan een beleid gaan voeren om de allochtonen te integreren, Paula D'Hondt is Koninklijk Commissaris geworden, en ze heeft uitstekende maatregelen geformuleerd, met mijn volle steun. Ze kreeg daar toen ook de Arkprijs van het Vrije Woord voor: een elite, en dat bedoel ik niet negatief, was enthousiast, maar bij veel kiezers lag het anders. Sommigen zagen ons integratiebeleid als een provocatie, en het heeft het Vlaams Blok in de kaart gespeeld. We hadden goeie maatregelen maar geen draagvlak; het Blok had in Antwerpen wél een draagvlak, maar dan één gericht tegen die maatregelen! En dat is nu nog altijd het probleem.»
HUMO In één moeite door dan maar: hoe valt het Vlaams Blok vandaag te counteren?
MARTENS «Men heeft in 1991 gesproken van Zwarte Zondag, nu is het veel erger: rechts in Vlaanderen kiest niet meer voor democratisch rechts, maar voor extreem-rechts, da's een aberratie! En wat moeten we nu doen? Ik zou weten wat te doen als ik vandaag 28 jaar was. Een grote volkspartij maken!»
HUMO Euh... Maar dat is toch wat u een politieke carrière lang geprobeerd hebt?
MARTENS «De CD&V is vandaag geen grote volkspartij meer. Ik heb de regering moeten verlaten toen we 27 procent van de stemmen hadden; men noemde dat een historische nederlaag. Nu noemt men 26,1 procent - N-VA inbegrepen! - een historische overwinning... Duidelijker kan je het probleem toch niet verwoorden? Wat we nodig hebben is een volkspartij op basis van het christen-democratische gedachtegoed, maar zonder de taboes van vroeger, zonder klerikalisme, en een partij zo breed dat je er alles kan bespreken met alle strekkingen van de samenleving: zo vermijd je de opgang van extremisten aan de linker- en rechterzijde. In Duitsland is dat perfect gelukt.»
HUMO Het verschil met de huidige CD&V lijkt me dan vooral dat u een sterkere rechtervleugel wilt.
MARTENS «Je moet een democratische rechtervleugel aantrekken, ja, zodat je de problemen waar het Blok vandaag op teert geloofwaardig kan bespreken binnen de partij. Het is toch ongelooflijk dat we nu over migratie moeten discussiëren in termen van de platitudes die gelanceerd worden door het Blok?»
HUMO De comeback van Leo Delcroix moet wel als geroepen komen voor u, ter versterking van de rechtervleugel van uw partij?
MARTENS «Wie zegt dat er een comeback is? Het is daar heel stil rond geworden. Leo Delcroix heeft zich uitgesproken voor samenwerking met het Vlaams Blok, en een versterking van díé tendens zou de partij vernietigen. Of hij nog op een belangrijk mandaat moet rekenen weet ik niet: de partij is fel veranderd.»
HUMO Nog eens terug naar 1991 voor een slotsom over uw laatste regering; we zijn er nog niet uit geraakt wat uw persoonlijke verantwoordelijkheid was voor Zwarte Zondag.
MARTENS «Voor mezelf was het beter geweest niet aan die regering te beginnen, dat is duidelijk. Ik heb u al eerder uitgelegd dat ik ook een persoonlijk probleem had dat me tegenhield: in die periode was het duidelijk geworden dat mijn zoon Kris ernstig ziek zou blijven, en ik had voor mezelf al uitgemaakt dat ik een stap terug zou zetten. Dat was verstandiger geweest, is achteraf gebleken, want die kwestie heeft tijdens mijn laatste regering zwaar op me gewogen.»
HUMO U zat er als een zombie bij, zou Dehaene eens hebben opgemerkt. Terwijl een goede coach juist heel erg nodig was.
MARTENS «Belangrijker nog dan die zombie van Dehaene is dit: ik kon geen goede coach zijn omdat ik met handen en voeten gebonden was aan het regeerakkoord waarover niet ikzelf maar Dehaene onderhandeld had. Ik ben geen politiek avonturier: een akkoord is een akkoord, en ik heb het scrupuleus willen uitvoeren. Soms kon ik absoluut noodzakelijke maatregelen niet nemen, inzake de sociale zekerheid bijvoorbeeld, omdat het regeerakkoord er niet in voorzag. Bij de begrotingsonderhandelingen in de zomer van '90 dachten de topministers trouwens dat ik mijn ontslag zou gaan aanbieden. En bij de FN-wapenrel in 1991 had ik naar de koning moeten stappen, maar ik heb het niet gedaan omdat ik de weg wou openhouden voor een nieuwe coalitie met de socialisten na de verkiezingen.
»Ik ben aan die regering begonnen uit loyauteit tegenover de koning, maar ik zou het niet opnieuw doen. Niet omdat mijn loyauteit verminderd is, maar omdat ik intussen begrepen heb dat het voor een premier bijna onmogelijk is een regering te leiden als hij niet zelf het regeerakkoord onderhandeld heeft. Het heeft me enorme schade toegebracht, ook lang nadien nog. Dat je twáálf jaar premier bent, dat kunnen weinigen aanvaarden; dat laat sporen na in hun psychologie die je nooit meer weggewerkt krijgt.»
Afgeschreven
HUMO Na de verkiezingen van 1991 bent u snel van de Belgische politieke scène afgevoerd. Hugo De Ridder beschreef die episode enkele jaren later uitvoerig in zijn boek ‘De strijd om de 16. Van Martens naar Dehaene’. Een gruwelijk boek, noemde u het. Wat stond erin dat u niet wist?
MARTENS «Hugo De Ridder vertelde mij erover in zijn werkkamer in Spa, april 1993. Hij heeft me nadien gezegd dat hij op zijn bandje mijn hartklep heeft horen tikken, zo woedend was ik bij het aanhoren van al die verhalen. Dat is ook de enige reden waarom later dat jaar het fameuze interview in Dag Allemaal er gekomen is, waarin ik vrijuit gesproken heb over mijn partij.
»De Ridder las me daar een gesprek voor dat Dehaene en Van Rompuy gevoerd zouden hebben, haast een jaar voor de verkiezingen, in de kerstperiode 1990. Dat heeft me echt doen steigeren.»
HUMO ‘Ik krijg steeds moeilijker toegang tot Martens,’ zegt Dehaene in dat gesprek. Waarop Van Rompuy antwoordt: ‘Het is hoe dan ook zijn laatste termijn.’
MARTENS «Ik kan nog altijd niet geloven dat een dergelijk gesprek ook echt heeft plaatsgevonden, dat dat allemaal letterlijk gezegd is. Ik mocht als boegbeeld de campagne van 1991 in, maar blijkbaar was ik als premier al afgeschreven.
»Na de enorme nederlaag van 24 november 1991 bleek dat sommigen, zoals Herman Van Rompuy, met de ongelooflijke obsessie zaten dat ik zelf nog altijd de ambitie had premier te worden. Bijgevolg deden ze alles om me stokken in de wielen te steken. U weet: in Zevenborre kwam de top van de CVP en de PSC geregeld discreet samen bij Arthur Gilson. Kort na de verkiezingen van '91, heb ik toen ook vernomen, heeft men Gilson gezegd: ‘Martens moet je niet meer uitnodigen, dat is niet langer nodig.’ Dat vond ik zo benedenmaats. Ik kon daar geen kwaad doen... Gilson was er ook ten zeerste over verwonderd, zelfs ontzet.»
HUMO U moest nog meer incasseren: Jean-Luc Dehaene, die duidelijk gezegd had de politiek niet meer te zien zitten, keerde terug op de scène, en wel als premier. Tot uw grote ontgoocheling?
MARTENS «Onmiddellijk na de verkiezingen had ik, als ontslagnemend eerste minister, een fundamenteel gesprek met hem op de Lambermont. We hebben toen allebei duidelijk gezegd dat we een stap opzij zouden zetten. Toen ik later van mijn vrouw Ilse vernam - ik was in New York bij onze UNO-ambassadeur Paul Notredame - dat Jean-Luc informateur werd, heb ik onmiddellijk gezegd: ‘Dat is tegen de afspraak!’ Ik heb hem er nadien over gesproken. ‘Er was geen contract,’ zei hij. Natuurlijk was er geen contract, maar er was wel een afspraak...»
HUMO U gunde het trekpaard van menige regering van u dat premierschap niet?
MARTENS «Natuurlijk wel! Alleen was ik in eerste instantie verwonderd dat hij op een afspraak terugkwam. Maar hij is heel vlug een uitstekend premier geworden, en ik gunde hem dat. Ik was niet vergeten hoe hij tijdens de vorige regering, waarvoor hij de onderhandelingen gevoerd had, mij zonder énige rancune als premier aanvaard had. Zijn omgeving had dat niet gekund, Dehaene wel: dat was grote klasse.»
HUMO Toen Dehaene begin 1992 zijn portefeuilles uitdeelde, viel u anders wel uit de boot. U hebt nog een lange dag voor niks zitten te wachten op de 16.
MARTENS «Veel mensen dachten dat ik minister van Buitenlandse Zaken zou worden, maar dat kon toen niet voor de partij. Herman Van Rompuy heeft het me later eens heel duidelijk uitgelegd: ik zat daar al twaalf jaar aan de top, en er kwam maar geen opvolging. De generatie na ons had al te lang op haar tanden moeten bijten, en daarom kon ik niet samen met Dehaene opnieuw deel uitmaken van de regering. Dan kwam in beeld dat ik Senaatsvoorzitter zou worden; Boudewijn heeft zelf naar Frank Swaelen gebeld om hem te vragen zijn post voor mij te laten staan, maar Swaelen heeft dat geweigerd.
»Uiteindelijk bleek dat er voor mij niets voorzien was. En dan moet je weten wie ik destijds allemaal opgevist heb! In '81 had ik Mark Eyskens, aftredend premier, in de regering opgenomen, en ook Leo Tindemans: zoiets was voor mij bijna vanzelfsprekend. Veel later, in de affaire-Khaled (de woordvoerder van de terreurbeweging Abou Nidal was in Brussel opgepakt met een geldig visum op zak; twee topdiplomaten moesten aftreden, red.), heb ik, tegen alle politieke logica in, Eyskens ook gehandhaafd als minister, weer op basis van loyauteit en vriendschap. Dat is één van de zwaarste fouten die ik begaan heb. In het belang van Eyskens zelf had ik hem moeten zeggen: ‘U moet gaan.’ Want ook die kwestie heeft zonder enige twijfel meegespeeld in de rampzalige verkiezingsuitslag van 24 november 1991.»
Maître d’hôtel
HUMO U moest gaan, na die verkiezingen. Manu Ruys vat het zo samen in zijn memoires: ‘Jean-Luc Dehaene, sedert 1988 schaduwpremier, zorgde er onmiddellijk voor dat Wilfried Martens definitief uit het centrum van het Belgische politieke leven verdween.’
MARTENS «Jean-Luc is na een lange dag bij mij gekomen, hij begon alles uit te leggen: ‘Het zijn de donkerste uren die ik heb meegemaakt...’ Ik heb hem gezegd: ‘Jean-Luc, laat mij eerst uitspreken. Ik vraag u niets, ik zal wel voor mezelf zorgen. Ik vertrek van de Wetstraat 16 naar de Overwinningstraat 16, de zetel van de Europese Volkspartij.’
»En ik héb voor mezelf gezorgd. Ook latere regeringen hebben me nooit nog wat gegund. Nooit. In tegenstelling tot Jean-Luc. Toen paars in 1999 aantrad, was hij wel niet de oppositieleider geworden, maar Verhofstadt en Michel zagen gauw dat hij een heel belangrijke factor bleef in de binnenlandse politiek. Ze wilden hem dus neutraliseren door van hem in feite een soort staatssecretaris voor Europese Zaken te maken, maar ze hebben onderschat dat hij als vice-voorzitter van de Europese Conventie nog veel gevaarlijker voor hen geworden is, doordat hij op dat niveau bleef meespelen: dat heeft hij bewezen in de verkiezingen van 2003 en 2004. Verhofstadt had ongetwijfeld verwacht dat Dehaene zich nooit meer kandidaat zou stellen voor de CD&V.»
HUMO Dehaene is vandaag de populairste CD&V-politicus. Had u zo’n comeback in de polls voor mogelijk gehouden?
MARTENS «Nee. Maar op dat punt heeft Stevaert gelijk: als Tobback nog altijd de populairste politicus van de SP.A zou zijn, zou dat heel erg zijn voor de SP.A. Er is binnen de CD&V blijkbaar geen alternatief.»
HUMO En dat terwijl Dehaene in zijn boek ‘Er is nog leven na de 16’ zichzelf al had afgeschreven als een politicus van de voorbije generatie. Zit u ook weleens met dat gevoel?
MARTENS «In die zin wel dat ik vandaag niet meer als premier zou kunnen werken. Als men mij nu zou zeggen: vorm een regering, zou ik niet weten hoe ik het zou moeten aanpakken. Het netwerk van mensen die je kent is doorslaggevend. Met iemand als Frank Vandenbroucke heb ik nooit gewerkt. Een paar maanden geleden had ik voor Humo een gesprek met Willy Claes en Herman De Croo: dat ging vanzelf, dat vlóéide, omdat we over dezelfde dingen spraken, vanuit dezelfde interesses, en met hetzelfde doel. Wij hebben een opvatting van dit land die totaal verschilt van die van de huidige generatie.»
HUMO Dehaene is nooit uit the picture verdwenen. Voor u zag het er even anders uit: u had een erg eenzame periode onmiddellijk na uw aftreden als premier in de jaren '93-'94. Omdat, zo vertelde Dehaene aan Kris Hoflack in ‘De achterkant van de premier’, u buiten uw job geen bestaansreden had, en dat is om problemen vragen.
MARTENS «Da’s de fameuze problematiek van het zwarte gat. Ik heb buitenlandse collega’s gekend die na hun aftreden jarenlang depressief zijn geweest. Ik ben níét in een zwart gat gedonderd, omdat ik het voorrecht had Europees te kunnen gaan werken; ik heb onmiddellijk inhoud kunnen geven aan het voorzitterschap van de EVP.»
HUMO U bleef Dehaene, bijvoorbeeld in Humo, 1992, ‘mijn beste politieke en persoonlijke vriend’ noemen. Van Dehaene zijn opmerkingen bekend die meer distantie suggereren. ‘Ik durf niet te zeggen dat Martens mijn vriend is,’ zei hij in ‘De achterkant van de premier’. Een verschil van golflengte?
MARTENS «Absoluut niet. Wij hebben zeer eng en vriendschappelijk samengewerkt, dat is de waarheid. In dat boek geeft hij als voorbeeld dat we niet samen op vakantie gingen, maar zelfs dat moet je nuanceren: in 1988 heeft hij me eens in Sardinië uitgenodigd.»
HUMO Ik was de man van de ideeën, Martens verkocht ze, zo legt Dehaene graag uw hechte politieke relatie uit. Dat heeft het beeld bevestigd dat u als premier veeleer een maître d’hôtel was, die zelf niet in de keuken stond.
MARTENS «Van wie komen de ideeën voor de staatshervorming? Niet van Jean-Luc, maar van mij, hé? In de uitwerking ervan heeft hij wel een belangrijke rol gespeeld. En, nog belangrijker voor mijn part: mijn ideeën over Europa komen zeker niet van Jean-Luc. Hij zei dikwijls: ‘De premier is altijd met Europa bezig!’ Europa heeft hem lange tijd niet geïnteresseerd. Ik voel me dus geen maître d’hôtel, integendeel.»
Bye Bye België
HUMO Laten we even inzoomen op die ‘formidabele staatshervorming’ zoals u ze in 1985 genoemd hebt. Zal de geschiedenis er wel mild over oordelen? Ze geraakt maar niet afgerond; een kwarteeuw nadat u bent beginnen te sleutelen aan een ‘definitieve’ oplossing voor ons staatsbestel, dreigt alweer een hete communautaire herfst.
MARTENS «Ik ben het niet eens met wie zegt dat een staatshervorming een evolutionair proces is, dat er steeds nieuwe rondes kunnen komen: op dat punt verschil ik ook zwaar van mening met Jean-Luc Dehaene. Na de hervorming van 1988 heb ik al gezegd: ‘Het moet nu gedaan zijn, we moeten dit afronden.’ Je kan niet met bevoegdheden blijven schuiven, je moet zo’n hervorming bekrónen.
»Een tweede probleem is dat je niet weet wat men ervan maakt, want Belgen zijn tot alles in staat. Zo'n staatshervorming kan alleen lukken als je mensen hebt die ze correct belichamen. Als ik deze generatie politici zie zappen: ze zijn kandidaat voor mandaten die ze niet willen opnemen, ministers staan voortdurend op het schap en kunnen zo worden vervangen - de formule-Stevaert, hé, want hij is ermee begonnen... Dat is dodelijk!»
HUMO Er is een doos van Pandora geopend die men niet dicht krijgt. Men hoort wel eens: we hadden er nooit aan mogen beginnen. Tindemans citeert in zijn memoires de oude Eyskens: ‘Had Wilfried Martens zijn maidenspeech beter overdacht, dan zou hij het land niet in een communautaire chaos hebben gestort.’
MARTENS «Nee nee! Het unitaire België was onhoudbaar, dát zou pas ontploft zijn, zonder staatshervorming! De hervormingen die ik heb doorgevoerd in 1980 en 1988 - bekroond onder Jean-Luc Dehaene door de grondwettelijke erkenning dat we een federale staat zijn - zijn perfect beheersbaar, als men ze tenminste niet misbruikt om partijpolitieke redenen. Heb je geen loyale partners, dan komt er een andere dynamiek op gang: sommigen hebben er altijd op gegokt dat die voortdurende hervormingen een reeks stappen zouden zijn in de richting van een scheiding.»
HUMO Die strekking bestond al toen u de staat begon te hervormen. Zijn er in die hervorming geen fouten ingebakken: alle politici zijn bijvoorbeeld slechts verantwoording verschuldigd aan kiezers in hun regio, machtsvorming op federaal niveau is onmogelijk.
MARTENS «De enige instelling die echt federaal is gebleven is de regering, ja. In een federaal bestel is het logisch dat er ook federale partijen blijven bestaan. Maar dan moet ik wel opmerken dat de partijen de eersten waren om te splitsen, nog voor de staatshervorming was doorgevoerd. Men hoopte dat, als de communautaire crisis eenmaal was opgelost, er opnieuw federale partijen zouden komen, maar dat is niet gebeurd. Dat is een heel grote handicap.»
HUMO België is gedoemd geheel te vervluchtigen, zo eindigt ‘Een geschiedenis van België’ van Marc Reynebeau. ‘Het zal zo ver zijn eer men er erg in heeft.’ Halen we de viering van tweehonderd jaar België?
MARTENS «Ik ben niet zo pessimistisch. Er is zonder de minste twijfel een grote meerderheid die het land bij elkaar wil houden en de structuren aanvaardt, hoe complex ze ook zijn. Maar dat kan natuurlijk veranderen. Politici kunnen verwoestend werk verrichten, en daar zijn ze hard mee bezig.
»Over één zaak ben ik volkomen gerust: Vlaanderen bestaat vandaag. Ik zal niet verbergen dat de Vlamingen me soms ontgoochelen, maar ze maken ervan wat ze willen, ze kunnen niet meer zoals vroeger beweren dat ze door de ‘vuile Walen’ gehinderd worden. Nu kunnen ze misschien ten onder gaan door hun eigen toedoen, maar dan ligt de fout bij hen, niet bij mij.»
HUMO U hebt lang geleden eens gezegd dat u liever premier van Nederland zou zijn. Omdat het zo’n heerlijk ‘eenvoudig’ land is?
MARTENS «Dat interview heeft grote beroering verwekt; koning Boudewijn heeft me er zelfs over aangesproken. Ik hou van het zakelijke klimaat in de Nederlandse politiek, dat is me veel liever dan die virulente discussies bij ons - in het Nederlandse parlement wordt nooit geapplaudisseerd. Bovendien, en dat heb ik Boudewijn ook letterlijk gezegd: ik beschouw Nederland als mijn cultureel vaderland, al belet dat niet dat ik doe wat ik kan om van België mijn vaderland te maken. Dat gaat terug tot mijn jeugd. Als jongen van negen of tien fietste ik al door Zeeuws-Vlaanderen. Dat was vlakbij: Sleidinge, Lembeke, Kaprijke, en dan ben je al bijna in Breskens. En in de humaniora trokken de pastoors, met hun lange rokken op de fiets, met ons over de grens. Als ze me weleens vragen of ik een spreuk heb, geef ik die van Zeeland: luctor et emergo, ik worstel en kom boven.»
Whisky en kaviaar
HUMO Op 19 april 1994, op uw 58ste verjaardag, was u hard aan het worstelen om boven te blijven. In het parlement werd een marmeren beeld van u onthuld, en er was opmerkelijk weinig volk. ‘De politieke klasse is lomp en onbeschoft,’ tekende Luc Neuckermans op uit de mond van een prominent aanwezige: ‘Iemand die meer dan tien jaar premier was, verdient beter.’
MARTENS «Ik vond het ook opvallend hoeveel mensen zich toen verontschuldigd hadden.»
HUMO Uit het verslag in De Standaard: ‘Gewezen kabinetschef Jean-Luc Dehaene bleek geen tijd te hebben om even van de ‘16’ naar het parlement over te wippen. Waar was Euro-lijsttrekker en running mate Leo Tindemans? Waar zaten de vice-premiers uit betere dagen? Waar bleven de vrienden van vroeger?'
MARTENS (lacht) «Waarschijnlijk dachten ze dat ik afgeschreven was. Men wist toen al wel dat ik kandidaat was voor de Europese verkiezingen, geloof ik. Toenmalig partijvoorzitter Johan Van Hecke had me dat gevraagd - nadat koning Boudewijn er heel sterk op had aangedrongen. 'Hoe is het mogelijk dat je zo iemand verloren zou laten gaan?' had hij Van Hecke gezegd. Ik stond, als EVP-voorzitter, wel maar op de tweede plaats, want de vorige partijvoorzitter Herman Van Rompuy had al ruime tijd op voorhand - kwestie van zeker te zijn - verklaard dat Tindemans lijsttrekker moest worden.
»Maar wat belangrijk was, en wat de afwezigen toen die 19de april 1994 niet wisten, was dat ik voorbestemd was om fractieleider van de Europese Volkspartij te worden. Helmut Kohl had me gezegd: als je opkomt voor het Europees Parlement, moet je ook fractieleider worden. Tindemans was op dat moment nog fractieleider, tegen de zin van Kohl. Hij had het vertrouwen van Kohl verloren, ik heb nooit geweten waarom.»
HUMO U alleen had weet van de promotie. Is er daarom een klein lachje te zien op die marmeren Martens-kop van José Vermeersch?
MARTENS «Ik sta er veel te dik op, maar ik heb er toch goede herinneringen aan. José Vermeersch was een hele goede bekende van Stefaan De Clerck: zo had ik hem een paar keer ontmoet op een fietstocht. Het poseren zelf lag me niet, maar hij ontving me wel schitterend. Dat was met kaviaar en whisky – ongelooflijk, die man had stijl!
» Sarah en Sophie, mijn tweelingdochters, zijn eens in het parlement op bezoek geweest en hebben dat beeld daar gezien. Ze weten dat ik eerste minister ben geweest, en hebben het er weleens over. ‘Wat deed papa toen hij premier was?’ ‘De premier is de baas van het land,’ zegt Ilse dan altijd. Ik heb ze nog niet horen vragen waarom hij het niet meer is (lacht).»