Dossier Moord en Doodslag in België. Deel 3: Bijna perfecte moorden
De man ligt levenloos op de stenen vloer van de woonkamer, tussen de zetel en de salontafel. Zijn gezicht is asgrauw, alleen zijn neustop kleurt rozig. Er zit braaksel onder zijn kin, het gevolg van de pogingen tot reanimatie die de huisdokter nu al minutenlang vergeefs onderneemt.
Nochtans spartelt Rudi (51) flink tegen wanneer Marie-Josée (toen 43) die dinsdagmiddag 6 oktober 2009 om 13.50 uur een plastic zak over het hoofd van haar slapende echtgenoot trekt. Na een seconde of dertig wordt hij wakker en slaagt hij erin de zak van zijn hoofd te trekken. Hij roept: ‘Wat zijt ge aan het doen? Wilt ge me kapot hebben?’ Door het spartelen valt hij uit de zetel op de grond. Marie-Josée gaat met haar volle gewicht op zijn bekken zitten en drukt zijn armen tegen de grond, zodat Rudi geen kant meer op kan. Ze is sterker dan hij. ’s Middags heeft ze hem, bij de tomatensoep met balletjes en de boterham, een cocktail van twintig slaappillen in een glas water toegediend, zodat hij nu flink suf is. Ze trekt de zak opnieuw over zijn hoofd, tot aan zijn keel, en blijft met haar hand op zijn neus en zijn mond drukken. Eerst maakt hij nog geluid. Na een paar minuten ligt hij volledig stil. Een minuut lang legt Marie-Josée haar oor op zijn hart om te horen of het nog klopt. Ze houdt haar gezicht voor Rudi’s mond en neus en voelt geen adem meer. Ze haalt een washandje uit de badkamer en wast het speeksel van zijn gezicht. Het plastic zakje frommelt ze in het vuilnisbakje onder het aanrecht in de keuken.
'Elk jaar blijven 150 moorden onopgemerkt'
‘Ik krijg hem niet meer bij bewustzijn,’ zegt de huisdokter tegen de MUG-arts, die samen met twee politieagenten arriveert. De MUG-arts neemt de reanimatie over. ‘’t Heeft geen zin meer, hij is toch dood,’ jammert Marie-Josée. Ze vertelt dat haar man twee weken geleden al eens in het ziekenhuis is beland na een zware epilepsieaanval. ‘Waarschijnlijk heeft hij er weer een gehad,’ snikt ze. De huisarts stelt een overlijdensattest op en concludeert dat de dood vermoedelijk te wijten is aan een epileptische aanval. Hij ziet de kneuzing in de plooi van de elleboog van Rudi’s arm niet, opgelopen tijdens het gevecht met zijn echtgenote. Noch de wond aan zijn achterhoofd, een gevolg van zijn val uit de zetel. Hij schenkt ook geen aandacht aan de verkleurde neustop van het slachtoffer, veroorzaakt door de drukkende hand van Marie-Josée. ‘Geen uitwendige symptomen van geweld,’ schrijft de dokter in een verklaring die wordt toegevoegd aan het proces-verbaal van de twee agenten.
Zij noteren: ‘De woning is zeer ordelijk. Wij vragen aan de nabestaanden of we mogen rondkijken. Wij bekijken iedere kamer op de benedenverdieping. Hier is geen enkel spoor van geweld zichtbaar. We begeven ons naar de buitenzijde van de woning, ook hier kunnen we geen sporen van geweld aantreffen.’ Conclusie van de agenten, in een pv vol dt-fouten en de consequente omschrijving ‘epeleptie’ als doodsoorzaak: natuurlijk overlijden.
150 onontdekte moorden
Het moordonderzoek in België is een lachertje. Die uitspraak komt niet van één of andere politicus die graag wil scoren, maar van mensen die dag in, dag uit met moordonderzoeken bezig zijn: wetsdokters, speurders en magistraten. ‘Voor elke moord die in België wordt ontdekt, is er een andere die onder de radar blijft,’ zegt de Leuvense wetsdokter Wim Van de Voorde. ‘Vele tientallen doden worden elk jaar gecremeerd of begraven zonder dat iemand merkt dat ze vermoord zijn. Dat komt meestal niet omdat de moordenaars zo ingenieus te werk zijn gegaan, maar omdat overlijdens niet of nauwelijks onderzocht worden.’
Als in België een lijk wordt ontdekt, zijn het meestal de lokale politie en de huisarts of een spoedarts die eerst ter plaatse komen. De moordbrigade van de politie, het lab en de wetsdokter worden er alleen bijgeroepen als het parket denkt dat er een misdrijf in het spel is. Maar als de dokter of de lokale politieagenten niets verdachts opmerken aan het lijk, gebeurt dat meestal niet. En dat is precies het probleem, want die eerste vaststellers hebben er vaak geen benul van hoe ze een verdacht overlijden moeten herkennen. Huisartsen zijn niet opgeleid om doodsoorzaken op te sporen, maar om mensen te genezen. Lokale agenten kijken vaak niet verder dan een huiskamer die er netjes bijligt of een buur die mompelt dat het een ochtend was zoals alle andere. Parketmagistraten willen liever geen autopsie omdat ze al boven hun budget zitten…
Jean-Pol Beauthier (wetsdokter) «Het aantal gerechtelijke autopsieën in België ligt bedroevend laag. Na amper 1 procent van alle overlijdens volgt in ons land een lijkschouwing. In Engeland is dat 15 procent, en in Finland 25 procent. Het aantal – ontdekte – dodingen ligt er dan ook veel hoger dan bij ons. Komt daarbij nog eens dat de crematoria in ons land dag en nacht draaien: meer dan de helft van de Belgische lijken wordt gecremeerd. Zo gaan alle bewijzen in rook op.»
HUMO Professor Van de Voorde, u hebt ons vorige week uitgelegd hoe moeilijk het is om iemand dood te maken en het lijk daarna te laten verdwijnen zonder sporen na te laten. Maar toch komen nog altijd heel wat daders in België weg met moord.
Wim Van de Voorde «Niet omdat ze de perfecte moord hebben gepleegd, maar door puur geluk. Of een moord wordt ontdekt of niet, hangt vandaag nog veel te vaak af van het toeval: de plaats, de omstandigheden, de mensen die erbij betrokken zijn. De ene politieman is de andere niet. Er bestaat geen enkele richtlijn over wat moet gebeuren bij een onduidelijk overlijden, dus iedereen doet maar wat.
»Artsen, onderzoeksrechters, magistraten… Ze hebben allemaal hun eigen idee over het leven en de dood. Er zijn magistraten voor wie het ondenkbaar is dat een moeder haar kind doodt. Artsen die bij een afscheidsbrief meteen concluderen dat het om een zelfmoord gaat. Politiemensen die denken dat junkies nooit vermoord worden. Al die persoonlijke ideeën spelen een rol in de beslissingen die ze nemen in een onderzoek naar een overlijden. Het is pure willekeur. De ene keer wordt er alarm geslagen, de andere keer niet. De ene keer wordt een overlijden deskundig onderzocht, de andere keer niet. Ik vermoed dat daardoor een aantal mensen – tot hun eigen grote verbazing – nog altijd vrij rondlopen.»
De Antwerpse topmagistraat Yves Liégeois noemt de toestand dramatisch. ‘Je kunt op een kaart van België de plekken aanduiden waar je het best een moord pleegt,’ zegt de eerste advocaat-generaal bij het hof van beroep in Antwerpen. ‘Op vele plaatsen kom je daar makkelijker mee weg.’
Liégeois, die meer dan dertig jaar geleden in de magistratuur ging uit interesse voor het moordonderzoek, heeft pas, samen met een groep deskundigen en wetsdokters, een draaiboek afgewerkt voor moordonderzoeken. Daarin staat precies beschreven wat er moet gebeuren bij een onduidelijk overlijden, en wie dat moet doen. De telefonist die het bericht over het overlijden krijgt, de politieagent die als eerste ter plaatse is, de mannen in witte pakken die de tent over het lijk zetten, de speurder die zich over de bewijsstukken ontfermt, de parketmagistraat die moet beslissen of er een wetsdokter moet komen of niet. Het draaiboek wordt binnenkort bij wijze van proef toegepast in de arrondissementen Antwerpen en Limburg en moet later uitgebreid worden naar de rest van het land.
Yves Liégeois «We schatten dat momenteel elk jaar tot honderdvijftig moorden door de mazen van het net glippen. Kan een maatschappij aanvaarden dat er honderdvijftig moordenaars vrij rondlopen? Op dit ogenblik kunnen een Ronald Janssen of een Marc Dutroux ergens bezig zijn zonder dat we het ontdekken.»
De gifmengster van Borgloon
Er gaat een schokgolf door Zuid-Limburg wanneer bekend raakt dat Marie-Josée Vandenbosch een maand na de dood van haar man wordt opgepakt voor moord. Want ‘Joske’ van de Boerinnenbond is een BV in de Haspengouwse regio. Wie van de moeders in de streek heeft nooit brei- of knutselles gevolgd bij de KVLV-voorzitster van Gors-Opleeuw? Wie heeft haar nooit het eten zien opdienen op een trouw- of communiefeest? De dynamische en immer vrolijke poetsvrouw staat bekend als een harde werkster met een groot hart. Maar zodra de eerste details over de zaak uitlekken, ziet iedereen haar alleen nog als een doortrapte gifmengster met een zwarte ziel. Zo doortrapt, dat ze bijna de perfecte moord pleegde.
‘Terwijl Marie-Josée het helemaal niet zo vernuftig had aangepakt,’ zegt haar advocaat Gino Houbrechts.
Gino Houbrechts «Integendeel, ze had zelfs al twee mislukte pogingen achter de rug. Een paar weken voordien had ze slaapmiddelen onder Rudi’s spaghettisaus gemengd, maar hij was er alleen maar suf van geworden, verder niets. De tweede keer had ze de dosis verhoogd en de slaappillen in een glas Schweppes Agrum geplet. Dat had meer effect. Maar toen Marie-Josée haar man probeerde te verstikken met een plastic zak, kwam haar 18-jarige dochter net binnen. ‘Mama, wat ben je aan het doen?’ – ‘Een soort reanimatie,’ antwoordde die. ‘Je vader heeft een epilepsieaanval gekregen.’ En de dochter – niet van de slimste – geloofde dat. Ze hebben Rudi samen naar het ziekenhuis gebracht, waar hij nog dagen in coma gelegen heeft. De dokters vonden geen enkele oorzaak, maar niemand in het ziekenhuis stelde vragen. Pas de derde keer, op 6 oktober 2009, is Marie-Josée in haar opzet geslaagd. Het was dus niet bepaald een meesterplan dat ze had uitgedokterd.»
Wetsdokter Wim Van de Voorde, die achteraf bij de zaak werd betrokken, stelt zich vragen bij het oppervlakkige onderzoek van de huisarts.
Van de Voorde «Het slachtoffer was 51 jaar oud. Op die leeftijd doodgaan zonder medische voorgeschiedenis kán, maar is niet vanzelfsprekend. Statistisch gezien is de kans heel klein, en toch besluit die arts dat het om een natuurlijk overlijden gaat. Marie-Josée Vandenbosch kon het misschien wel overtuigend brengen, maar artsen moeten afstappen van hun buikgevoel alleen. Ze moeten logisch nadenken. Er was ook de kneuzing aan de arm en de verkleurde neustop. Als wij erbij waren geroepen, hadden we direct een autopsie gevraagd.»
Beauthier «Verstikking is natuurlijk heel moeilijk te diagnosticeren, omdat je weinig of geen uitwendige sporen ziet. Het gebeurt vaker dan men denkt. Zeker bij baby’s is het moeilijk op te sporen. Uit studies blijkt dat veel gevallen die als wiegendood worden geklasseerd eigenlijk babymoorden zijn. In België zou het om tien tot vijftien foute diagnoses per jaar gaan.»
Liégeois «Een huisarts is niet altijd objectief. Ze hebben soms al jaren een vertrouwelijke band met de familie. Als het erop aankomt, kiezen ze ervoor om die band te behouden. Ik zou ze de kost niet willen geven, de dokters die het lijk met de strop rond de nek in de kist laten verdwijnen. Ze laten het zo, uit schroom, of omdat ze die gerespecteerde familie niet aan de schandpaal willen nagelen. Want we gaan er de politie toch niet bijhalen, zeker?»
Levend begraven
De huisarts zag niets. De wijkagenten zagen niets. De dokters in het ziekenhuis zagen niets. En ook de begrafenisondernemer zag niets. Die avond trommelt Marie-Josée de familie op om samen de begrafenis te regelen. ‘Rudi heeft altijd gezegd dat hij gecremeerd wilde worden, en uitgestrooid in de tuin bij zijn visvijver,’ zegt Marie-Josée, en dat wil ze dan ook zo snel mogelijk geregeld hebben. De familie valt uit de lucht. Een crematie? Daar heeft Rudi het nooit over gehad. En in de tuin? Kan dat zomaar? Nee, antwoordt de begrafenisondernemer. ‘Daar hebben jullie een wilsbeschikking voor nodig.’ Marie-Josée houdt voet bij stuk. Hij móét gecremeerd worden, jammert ze. Als kind heeft ze een film gezien waarin iemand wakker werd in zijn kist. Daar heeft ze nog altijd trauma’s van. Het idee dat Rudi levend begraven zou worden! En dus schrijft een schoonbroer die avond de wilsbeschikking van Rudi Kersten neer, die door Marie-Josée vakkundig van een valse handtekening wordt voorzien. Niets staat een crematie nu nog in de weg.
Niets? Een hardnekkige roddel in het dorp zorgt op het laatste nippertje voor een onverwachte wending. De verdrietige weduwe houdt er een geheime minnaar op na. Het lopende gerucht bereikt een paar uur later ook de politie en de parketmagistraat, die besluit om de zaak toch nog eens onder de loep te nemen. Even voor elf uur ’s avonds wordt het opgebaarde lichaam van Rudi Kersten weggehaald bij de begrafenisondernemer voor een lijkschouwing. Uit het toxicologisch onderzoek blijkt dat het tjokvol slaappillen zit. Wekenlang verzamelen de speurders bewijzen tegen ‘de gifmengster van Borgloon’, die de slaappillen om haar man te verdoven jatte bij de bejaarden waar ze ging poetsen. Wanneer Marie-Josée Vandenbosch een maand later wordt aangehouden voor de moord op haar man, gaat ze vrijwel direct tot bekentenissen over.
‘Marie-Josée is tijdens haar assisenproces ten onrechte afgeschilderd als een doortrapt, sluw en doorslecht mens, ook door haar eigen familie,’ zegt haar advocaat Gino Houbrechts. ‘Dat verdiende ze niet.’ Advocaat Houbrechts was twintig jaar lang de overbuurman van Marie-Josée Vandenbosch en kende haar oppervlakkig.
Houbrechts «Er waren geruchten dat ze er buitenechtelijke affaires op na hield en dat het huwelijk tussen haar en Rudi al jaren mank liep. Die vrouw was van een veel hoger intellectueel niveau dan haar man. Hij had moeite met lezen en schrijven en had geen rijbewijs; zij was een ondernemende vrouw die het gezin stuurde en erg inzat met haar dochter. Haar man had op zijn 40ste beslist dat hij te oud was geworden voor seksuele betrekkingen. Daar was Marie-Josée niet mee gediend, en ze heeft minnaars gezocht.
»Wat ik nooit heb begrepen, is waarom ze niet gewoon van hem gescheiden is. Een gewone echtscheiding, zoals er elk jaar tienduizenden zijn. Maar dat zag ze blijkbaar niet zitten. Ze zat in een soort bewustzijnsvernauwing, waardoor ze alleen maar die ene oplossing zag.
»Ik ga haar nog elke zondag bezoeken in de gevangenis. Daar is ze de joviale, extraverte vrouw die ze altijd was. Als er iets te organiseren valt in de gevangenis, vragen ze het aan Marie-Josée. Ik weet dat ze ontzettend veel spijt heeft van wat ze gedaan heeft. Ik keur de feiten die ze gepleegd heeft niet goed, maar ik zal haar wel blijven steunen.»
Witte tijgers
Honderdvijftig onontdekte moorden in België per jaar? ‘Het exacte aantal kennen we uiteraard niet,’ zegt wetsdokter Van de Voorde.
Van de Voorde «Een tot op vandaag heel belangrijke Duitse studie uit 1997 geeft ons wel een idee. Onderzoekers hebben daar 13.000 volgens de statistieken natuurlijke overlijdens opnieuw onderzocht. Wat bleek? Een kleine honderd waren onterecht zo bestempeld. In 11 procent daarvan ging het zelfs om pure moord. Extrapolatie naar de Belgische cijfers brengt ons bij de schatting dat er bij ons evenveel moorden onder de radar blijven als er ontdekt worden.
»Elk jaar komen we in onze eigen praktijk als wetsdokter per toeval dodingen op het spoor. Omdat er geruchten zijn, omdat de echtgenoot zich vreemd gedraagt of omdat er plots een getuige opduikt…»
In Melsele werd in 2013 een moord opgehelderd die drie jaar verborgen was gebleven. De jonge, levenslustige Brenda Rollier had zich in 2010 verhangen aan de trap met de leiband van één van haar honden. Zelfmoord, was de snelle conclusie van de spoedarts. Drie jaar later stapte een getuige naar de politie, waardoor het onderzoek heropend werd. De verhanging bleek uiteindelijk een gecamoufleerde passiemoord, gepleegd door haar lesbische vriendin.
Er was Maria Schoovaerts, de bejaarde dame in Mechelen die in 2007 onderaan de trap in een plas bloed werd gevonden, in de hal van haar appartementsblok. Zieltogend werd ze naar het ziekenhuis gevoerd, waar ze een paar uur later overleed. Iedereen ging ervan uit dat de 74-jarige vrouw van de trap was gevallen. Tot het ziekenhuis een vreemd telefoontje kreeg van een man die informeerde naar haar toestand, maar niet wilde vertellen wie hij was.
Van de Voorde «Daarna hebben ze ons er toch maar bijgehaald. Uit de autopsie bleek dat de vrouw een stuk of vijftien keer met een knuppel de schedel was ingeslagen.»
De dader bleek een jonge huisvriend te zijn die uit was op het geld van de oud-lerares. Hij werd verraden door een minuscuul bloedspatje op zijn schoen.
En zo gaat de lijst maar door. Bij de frituurmoord in Maaseik op de 42-jarige Jacky Roussard (juli 2006) concludeerde de spoedarts aanvankelijk dat de man aan een hartaanval was gestorven. Het bleek een kogel in de kop. Toen het lijk van de jonge stripteaseuse Peggy Muyshondt in Rotselaar langs de kant van de weg werd gevonden (juli 2011), zou ze de statistieken ingaan als een verkeersdode. Van de Voorde drong aan op een autopsie en toonde aan dat ze was doodgeslagen en uit een rijdende bestelauto gegooid.
Een postbode uit Averbode ontsprong de dans bijna toen zijn vrouw in het ziekenhuis op sterven lag, na een ‘zware val van de keldertrap’. Toen de dokters hem voorzichtig suggereerden om de machines stil te leggen, reageerde hij iets te gretig: ‘Anders wordt het hier nog een dure zaak.’ Die vreemde reactie was de aanleiding voor een autopsie. De val van de trap bleek een wurgmoord.
Beauthier «Een wetsdokter is een sleutelfiguur in het oplossen van een misdaad. En toch zijn er maar heel weinig in België: voor het ogenblik zijn we met 28, en sommigen van ons naderen ons pensioen.»
Liégeois «Wetsdokters zijn een uitstervend ras! Mocht het om de laatste witte tijgers gaan, dan had men allang een campagne opgezet voor het behoud van de bedreigde soort.»
HUMO Waarom zijn er zo weinig wetsdokters?
Beauthier «Omdat de verloning zo slecht is, en omdat justitie de facturen niet betaalt. We leven nu wel op hoop: justitieminister Koen Geens zit met de wetsdokters aan tafel om te kijken hoe het probleem verholpen kan worden.»
HUMO Justitie zit natuurlijk al jaren op zwart zaad, in al haar geledingen.
Liégeois «Justitie moet dan wel besparen, maar toch niet op de essentie? Moord is de ergste misdaad. De belangrijkste taak van het gerecht is voor mij nog altijd om de daders te stoppen. Anders worden er mensen gedood die nog hadden moeten leven, wordt er leed veroorzaakt dat niet had hoeven te bestaan, worden families verscheurd die dat niet verdienen en lopen de daders die dat allemaal op hun kerfstok hebben ongestraft rond.»
Blauwbaard
Er zijn inderdaad moordenaars die niet gesnapt worden en het een tweede én een derde keer doen. De gepensioneerde RVA-inspecteur Jean-Pierre Decommere kan de moord op zijn eerste vrouw Annie Cloet elf jaar lang verbergen en loopt pas tegen de lamp wanneer hij in 2004 ook zijn partner Annie Devos afslacht. Zijn eerste slachtoffer wordt door hem verdoofd, ontkleed en in bad gezet. Met een breekmes snijdt hij haar polsen door. Elf jaar lang laat de weduwnaar iedereen geloven dat zijn vrouw zelfmoord heeft gepleegd. In 2004 hakt hij het hoofd van zijn slapende vriendin af en blijft nog een maand naast het onthoofde lichaam leven. Een vriendin tegen wie hij vertelt dat ze door de maffia is vermoord, alarmeert de politie. Tijdens het onderzoek gaat Decommere ongewild – door zich te verspreken – ook over tot bekentenissen over zijn eerste moord.
De Antwerpse seriedoder Michel Wens (foto links) doet nog straffer. De man die voor geld tot alles bereid is, laat zich in 1991 door zijn vriend Antoine De Caluwé betalen om diens echtgenote uit de weg te ruimen. Wens verstikt de vrouw onder een kussen en camoufleert het als zelfmoord. Het dode lichaam van de 55-jarige Maria Bogaert wordt op 12 september 1991 in het trappenhuis van haar woning op Linkeroever gevonden, bengelend aan de koord van haar kamerjas. De knoop van de strop is verdacht – het is een mastworp, een ingewikkelde knoop die een gewone huisvrouw nergens voor nodig heeft. Toch doet de huisarts het geval zonder poespas af als zelfdoding.
In 1994 moet Wens’ eigen schoonvader Jean Meert eraan geloven wegens de erfenis. De moordenaar vermomt zich met een masker van een oud ventje, een bolhoed en een regenjas, en dringt Meerts appartement binnen. Hij verdooft de bejaarde man met de chloroform die hij in een dierenwinkel heeft gekocht om thuis de muizen te bedwelmen die hij aan zijn slangen voedert. Vervolgens versmacht hij zijn versufte slachtoffer met een kussen. De huisdokter houdt het op een natuurlijke dood door hartfalen.
Bij zijn derde moord maakt Wens de cirkel rond: het slachtoffer is zijn eerste opdrachtgever, vriend Antoine De Caluwé. De opdracht komt van diens nieuwe echtgenote, Helena Crijnen, die doodsbang is voor Antoine. Ze weet dat hij zijn eerste vrouw door Michel Wens heeft laten vermoorden, want ze heeft hen er samen grapjes over horen maken. Nu is het haar beurt, weet ze. Op de verjaardag van Antoine komt Michel Wens bij hen thuis langs, zogezegd om zijn vriend te feliciteren. Wens treft Helena Crijnen alleen thuis, zoals voorzien. De vrouw voelt dat haar laatste uur geslagen is, en doet een tegenaanbod. Of Wens misschien haar man kan vermoorden in plaats van haarzelf? Michel Wens doet alles voor geld. En dus gaat Antoine eraan, op 19 april 1996. Opnieuw is een kussen het moordwapen, opnieuw denkt de dokter aan een natuurlijke dood: hartstilstand.
Ook dit zou een perfecte moord gebleven zijn, als de 16-jarige dochter van Helena Crijnen er niet over had gepraat met een lerares op school. De dochter had de moord op haar stiefvader horen plegen vanuit haar slaapkamer. Ze had Antoine om hulp horen roepen en bleef daar nachtmerries over hebben.
Het was speurder François Kind die vervolgens het parcours van de drievoudige moordenaar volledig uitvlooide.
François Kind «De zaak-Wens was een wake-upcall voor de moordbrigade in Antwerpen en zorgde voor een koerswijziging. Voortaan kwamen we bij alle onduidelijke overlijdens ter plaatse en werd er bij twijfel meteen een wetsdokter bijgehaald. Tegenwoordig onderzoekt de Antwerpse moordbrigade driehonderd overlijdens per jaar.»
Wetsdokter Wim Van de Voorde, die meewerkte aan het draaiboek voor moordonderzoeken, stelde een lijst op van het soort overlijdens waar altijd een wetsdokter bij te pas moet komen: waterlijken, brandlijken, boslijken, zelfdodingen, vallen van de trap. En doden die je in bad vindt – altijd verdacht.
De zusjes Bollens
Op 28 februari 1997 werd de 60-jarige Joseph Bollens dood in zijn badkuip aangetroffen in zijn appartement in Morkhoven. Niemand wist dat hij vermoord was door twee van zijn dochters, de zusjes Rita en Natacha Bollens. En dat was zo gebleven als de zusjes achteraf niet zelf hadden rondgebazuind wat ze hun vader hadden geflikt. Toen wetsdokter Van de Voorde anderhalf jaar later bij de zaak betrokken werd, was het lijk van Joseph al lang gecremeerd.
‘Het verhaal van de zusjes Bollens was een Griekse tragedie,’ vertelt advocate Liliane Verjauw. ‘Zeker met de onverkwikkelijke familiegeschiedenis die eraan voorafging.’ Verjauw verdedigde, toen de zaak eenmaal was uitgekomen, samen met advocate Ilse Buyst de belangen van het jongste zusje Natacha. Die was nog maar 16 jaar oud op het ogenblik van de feiten.
Liliane Verjauw «Vader Bollens had acht kinderen bij verschillende vrouwen, en alle acht haatten ze hem. Ze groeiden op in de goorste marginaliteit. Toen een broer van Natacha op het proces kwam vertellen over hun deprimerende, liefdeloze kindertijd, kon je een speld horen vallen in de assisenzaal. Moeder was prostituee, vader een tiran die zijn kinderen niet kon uitstaan en lijfstraffen gaf. Van de dochters werd verwacht dat ze zich prostitueerden, en vader Bollens kon zélf zijn handen niet van zijn dochters afhouden. Ook Natacha is seksueel misbruikt. Ze ontwikkelde zich tot een labiele tiener met gedragsproblemen en een drugsverslaving. Op het ogenblik van de feiten zette ze zes tot acht shots per dag.
»Het moordplan kwam van de oudste zus Rita, 39 jaar, een door geld geobsedeerde drugsdealster die op de kasbons van vader Bollens aasde. Ze heeft eerst in haar louche vriendenkring naar een huurmoordenaar gezocht. Toen ze die niet vond, betrok ze er Natacha bij, omdat ze het lijk niet alleen kon verslepen.»
Die winterse dinsdagmiddag in februari 1997 zet Natacha een masker met een in chloroform gedrenkte doek op het gezicht van haar vader. De man is al erg versuft door de valium en Temesta die Rita al weken lang in zijn koffie mengt en bezwijkt snel. Buren verklaarden achteraf dat ze de man op een maand tijd van een flukse vijftiger zagen verschrompelen tot een krachteloos mannetje van 80. Nadien leggen de zussen het dode lichaam samen in bad om een ongeluk te ensceneren. Hun vader was een week eerder al eens in het ziekenhuis beland ‘na een val in de badkamer’, dus een dergelijk ongeval is niet zo vergezocht.
Dat is ook precies wat de huisarts ervan maakt. Hij vindt het lijk in een leeg bad – want dochter Rita heeft het water al laten weglopen. Er zijn geen uitwendige sporen van geweld. Dokter S. besluit dat het om een niet-natuurlijke dood gaat, vermoedelijk veroorzaakt door verdrinking in bad. Rita brengt een overtuigend verhaal over de evenwichtsstoornissen waar haar vader al een tijd last van heeft. Dat is blijkbaar voldoende voor het parket, die besluit om geen verder onderzoek meer te doen en het lichaam vrij te geven.
Van de Voorde «Onbegrijpelijk. Bij verdrinking is het aartsmoeilijk om uit te maken of het om een ongeluk, een zelfdoding of een moord gaat. Een waterlijk moet je onmiddellijk onderzoeken omdat de typische tekenen van verdrinking na een tijd verdwijnen. Lijken in bad zijn sowieso verdacht. Je verdrinkt niet zomaar in bad door bijvoorbeeld in slaap te vallen, want je wordt wakker door het contact met het water en een onweerstaanbare hoestreflex. Tenzij je een toeval krijgt of verdoofd bent. Of iemand je een handje helpt. Het is bekend dat een slachtoffer in bad weerloos is als je hem krachtig aan de benen trekt, zodat het hoofd op de bodem komt te liggen: dan kan hij of zij zich er bijna onmogelijk uit spartelen. Daarnaast is het ook geen zeldzaamheid dat een moord wordt verdoezeld door een verdrinking na te bootsen.»
Rita Bollens laat het lichaam van haar vader meteen cremeren. Niemand kan hun nog wat maken, denken de zusjes Bollens, die in een morsige caravan op Schildestrand gaan wonen. Rita drijft er haar speedhandeltje, terwijl Natacha helemaal wegdrijft in haar verslaving. Maar Rita maakt geregeld allusies op de moord, om de junkies aan wie ze dealt te intimideren. Soms doet ze er nog een schepje bovenop, en beweert ze dat ze de nek van vader Bollens nog gebroken hebben voor ze hem in bad gooiden.
Ilse Buyst «Zo is het uitgekomen. Het parket deed anderhalf jaar later een onderzoek naar het drugsmilieu van Schildestrand, en toen zijn verschillende junkies beginnen te praten over het vreemde moordverhaal van de zusjes Bollens. Toen is ook uitgekomen dat Rita haar zus Natacha uit de weg wilde ruimen. Ze mengde al maanden strychnine door de speed van haar zus. En ze vroeg aan verschillende van haar vrienden om Natacha kapot te maken door haar caravan in brand te steken.»
Wanneer Natacha en Rita zelf aan de tand worden gevoeld, hebben ze er het geld van hun vaders erfenis al lang doorgejaagd. Natacha gaat overstag en legt bekentenissen af. Rita blijft ontkennen en schuift de schuld in de schoenen van haar jongere zus. Rita Bollens wekt weinig sympathie met haar halsstarrige houding en krijgt 25 jaar gevangenisstraf voor oudermoord. Voor Natacha is de jury milder: ze komt ervan af met 5 jaar en moet niet meer terug naar de gevangenis.
In de jaren na haar tweede kans werkt Natacha Bollens eerst als postbode, later als buschauffeur. Ze wordt moeder van een zoontje. Maar wanneer ze daarna haar werk verliest, gaat het bergaf.
Verjauw «Ik weet niet of Natacha eigenlijk ooit een eerlijke kans op een normaal leven heeft gekregen. Haar verhaal is bijna een allegorie van wat er in een mensenleven allemaal fout kan lopen.»
Buyst «Drie maanden geleden contacteerde ze me. Het ging niet goed met haar. Ze had een zelfmoordpoging ondernomen en een tijdje in het ziekenhuis gelegen. Ze zwierf rond en zat financieel aan de grond. Ze kon zelf niet meer voor haar kind zorgen. Ooit, zei ze me, wil ik het dossier nog eens helemaal doornemen en doorpraten. Ze zat duidelijk nog met van alles. Maar toen ik haar later probeerde te contacteren op haar officiële adres, was ze daar alweer verdwenen.»