Ernest Claes Beeld PHOTONEWS
Ernest ClaesBeeld PHOTONEWS

humo sprak met

Ernest Claes: ‘Van goeie mensen kun je zo weinig interessants vertellen’

Toen wij, struikelend over een gehaakt kleedje, de kamer binnenrenden waar Ernest Claes zijn dromen droomt, was er ook minister X. Hij stortte zich ijlings onder een klein zwart tafeltje en trachtte bovendien zijn ware identiteit uit te vlakken door het mompelen van verbazend onbenullige dingen, maar precies dit trekje verried hem ‘U is minister X’, zeiden wij boos, ‘en nu eruit, hop, kssst.’ Luid gillend spoedde de man zich naar het deurgat, donderde via de liftkoker door de alluviale laag die Elsene bedekt en produceerde een knal die het oud-Griekse vaasje op de kast aan rinkelende scherven sloeg. ‘Jammer’, aldus de heer Claes op spijtige toon, ‘een echte Euripides.’ Eveneens made in Germany was de Rijnwijn, al maakte die geen brokken; Ernest Claes sprak even zacht en maakt je even mals van binnen. Hij mist de arrogantie van de luizittende literator, die (‘tracht me nou maar eens te ontleden, knaap’) geamuseerd je poging om er diepgang in te vinden ziet mislukken.

Guy Mortier

Verschenen in Humo op 28 september 1967

HUMO Wie je Zichemse ‘memoires’ leest krijgt wel de indruk dat je een ongelooflijk bezige jeugd gehad hebt. Heb je werkelijk zoveel beleefd?

ERNEST CLAES «Ja, ik heb heel veel beleefd. Een jeugd zoals de mijne kun je niet vergelijken met die van stadskinderen: wij woonden buiten de dorpskom, wij vraten van de natuur — kun je je voorstellen wat het is: wij gingen elke avond een uurtje zwemmen in de beek, poedelnaakt; wij brandden wespennesten uit, en als wij er zin in hadden, gingen wij een boog snijden, als we ons verveelden vochten wij een uur lang voor de lol... wat de Witte deed, dat deed ik, en dat zit evengoed in Herman Coene of in Pastoor Campens — dat was MIJN leven. Een vrij leven, onconventioneel... Ook harder, maar als wij ‘s avonds een pak ransel kregen zagen wij ‘s morgens alleen maar de zon, en wij gingen opnieuw ravotten... Ik ben opgegroeid in een boerenhuis, waar hard gewerkt moest worden om te kunnen leven. Maar als kind kon je er in contact komen met zoveel brave mensen, sukkelaars, met een diep bijgeloof dat alles bestreek, wroeters en stropers en jagers, die zich gewoon bijzetten aan tafel en mee aten met ons. En als kind leer je dan de diepte van een mens kennen, je doet veel levenswijsheid op... Want een kind ziet scherp, Mortier, ziet scherp in al die dingen…»

HUMO Je hebt blijkbaar uitsluitend goeie mensen gekend, en beschreven. Heb je een speciaal oog voor wat goed is in de mens?

CLAES «Ik heb in een mens altijd eerst het goede gezien, en pas dan het kwaad... en als je vooral dat goede wil zien wordt het kwaad ook zoveel minder. Ik heb de miserie, de armoede van de stakkers van mijn dorp altijd met veel medelijden en liefde beschouwd, en ik heb armoede gezien. Als er bij ons thuis iemand zijn voeten kwam warmen was dat meteen een huisvriend, die zijn miserie kwam vertellen, die het allemaal eens moest kunnen zeggen. Ik herinner me de ouwe Woei, die moest geopereerd worden van kanker, ‘gesneden worden’ zoals wij het noemden... en mijn moeder legde haar hand op zijn schouder, en die oude man schreide, schreide van de afschuwelijke pijn die hij niet langer kon dragen, en ik zat daar en ik schreide ook... toen al en over die lui heb ik geschreven. Het is inderdaad ongebruikelijk, want van goeie mensen kun je zo weinig interessants vertellen. De grootste romanhelden zijn bijna altijd godverlaten ploerten, en zo is het in het leven ook: de kranten hebben het onveranderlijk over provo’s en nozems, maar de duizenden brave scouts en andere mensen uit de jeugdbeweging zijn blijkbaar geen vermelding waard. Misschien terecht: zij doen niks echt spectaculairs, niks waar de lezer bij kan rillen.»

HUMO Bijna je hele oeuvre is doordrenkt van een humor, die (ik citeer) ‘weemoed op zijn kop’ is. Waar ging je weemoed dan naar uit?

CLAES «Naar mijn jeugd en mijn thuis, naar het aartsvaderlijk geluk van toen... Ik ben nu 82, ik zie een reeks doden achter me, en dat maakt je soms zwaarmoedig. Maar humor heeft wat mij betreft altijd een keerzijde — humor is geen mop, geen ‘goeie’ humor komt uit de mens zelf, en wie het niet in zich heeft mag kronkelen wat hij wil, hij leert het nooit. Humor produceer je niet zoals een kip haar eieren. Soms weet je pas vijftig jaar later van iets dat het humor was: als drie zestigers samen herinneringen ophalen uit hun schooltijd en ze hebben het over de massa ransel die ze toen incasseerden, dan lachen ze zich bijna te barsten — maar toen zagen ze het leuke van de situatie helemaal niet in. Een knaap die een steen naar een aalscholver gooit en hij treft zijn onderwijzer, wordt meteen goed opgewarmd en krijgt van vader ook nog eens zijn portie — en twee minuten later vertelt diezelfde vader het hele verhaal aan zijn buurman en ze vinden het verdraaid knap gegooid van zoonlief... Dat is humor, zie je, de keerzijde van wat tragisch lijkt. Evengoed zijn de dolle streken van de Witte tragisch omdat zijn kinderziel niet wordt begrepen door zijn omgeving, die te diep in de aarde moet wroeten om te kunnen leven.»

HUMO ‘De Witte’ is een standaardwerk geworden. Ben je niet bang dat de jeugd afgeschrikt wordt door het feit dat je één van onze ‘klassieke’ Vlaamse schrijvers geworden bent?

CLAES «Ja, ik ben er bang voor —maar ik kan het niet vermijden. Je kan bezwaarlijk weigeren als iemand je vraagt of hij je producten in een bloemlezing mag onderbrengen... En verder wordt de humaniora-jeugd evengoed afgeschrikt van mijn werk doordat ze ‘Kiki’ kunstmatig ontrafelen en als levertraan in lepels slikken — de bedoeling is dat ze op die manier Nederlands leren en bovendien onze eigen schrijvers hartstochtelijk lief beginnen te hebben... Maar ik troost me met de gedachte dat ze dan toch al iets te lezen krijgen. Want de literaire kennis van onze jeugd is zonder meer bedroevend: ze kennen weinig of niks van literatuur — en hoe kan het ook anders: de katholieke scholen verwaarlozen bewust de werken van ongelovige schrijvers, uit angst voor het zondige; en de officiële instellingen vertikken het evengoed hun leerlingen te vervelen met de literaire producten van ‘pastoors’»

HUMO Je bent een zogeheten ‘heimatliterator’ — een woord dat weleens zwanger is van diep misprijzen.

CLAES «Ik begrijp niet waarom heimatliteratuur minder ernstig zou moeten genomen worden dan andere. Ergens sluit bijna Iedereen erbij aan: kijk maar eens naar Filip de Pillecijn, naar Lode Baekelmans. Wat belang heeft is dat je van je personages mensen maakt die algemeen zijn: de Witte is niet zo maar een bepaalde rakker, in de Witte ligt ook de lijn van mezelf. Hij doorspartelt een wilde snakenjeugd, die tenslotte uitmondt in een soort geestelijk leven: hij begint te lezen: ‘De Leeuw van Vlaanderen’ — vanuit het poetsenbakken naar iets hogers. En af de hele geschiedenis zich nu afspeelt in Zichem doet niks ter zake — mijn figuren zijn niet noodzakelijk aan Zichem gebonden, ze hadden evengoed in Wechelderzande kunnen leven, dat had er niks aan veranderd.»

HUMO Denk je dat er in Vlaanderen, met de gevorderde ‘beschaving’ en techniek, nog echte heimatliteratuur mogelijk is?

CLAES «Ik geloof het wel... al breken de moderne media ook in de kleinste dorpsgemeenschap door, al gaan de mensen zich steeds meer steedser gedragen — minder sociaal en minder verbonden. En dat is wel een noodzaak voor echte heimatliteratuur geloof ik: een gemeenchap waar ’ons kent ons’, die leeft en leven zuigt uit één en dezelfde grond.

»Ik woon nu al 10 jaar hier in Elsene, in dit flatgebouw met zijn 14 appartementen, en ik ken alleen een paar namen van medebewoners omdat ze op bordjes in de lift staan... In Ukkel heb ik 30 jaar gewoond, en ik kende nauwelijks mijn naaste buren... Dat is wel erg, als je, zoals ik, tussen veel mensen op-gegroeid bent.»

HUMO Je wordt zo dikwijls gevierd. Vind je dat prettig?

CLAES «Ik voel me vooral het gewillige slachtoffer van de Vlaamse vierlust. Maar hoe vermoeiend en vervelend die vieringen voor mij ook zijn, soms kan ik er echt niet onderuit; vooral niet als mijn eigen dorpsgenoten me ten allen prijze in de bloemen willen zetten: ze hebben toch al zoveel voor me gedaan, ze hebben een monument voor de Witte opgericht in Zichem, ze hebben een Claes-museum gemaakt van mijn geboortehuis, ze zetten elk jaar feestelijk-heden op touw, in dat zo stille dorp. Maar voor mij is het een karwei. Nu laat ik ze lustig mekaar vieren, omdat ik zo ziek ben; maar God, de wierook heeft me dikwijls misselijk gemaakt.»

HUMO Wat is het ergste aan ouder worden?

CLAES «Het is verschrikkelijk als je niets meer kan doen, als je niets meer te doen hebt... als je moet gaan denken dat je te oud en te zwak bent, dan wordt het leven zwaar... Daarom ben ik ook zo gelukkig dat ik mijn werk nog heb: ik moet drukproeven herlezen, nieuwe uitgaven nazien — niet zo’n leuk karwei, want ik ken al mijn werken vanbuiten, de komma’s inclusief... Maar je moet iets kunnen doen, of je sterft —eerst geestelijk en dan fysiek. Je moet eens nagaan hoeveel ambtenaars er ster-ven, een jaar of vier nadat ze op pensioen gegaan zijn... zo’n man wordt 65, en van de ene dag op de andere mag hij gaan “ genieten “ van zijn levensavond.- Maar een oude gewoonte houdt hij in stand : nog altijd zal hij om 5 uur, als het werk afgelopen is, met de vroegere werkmakkers een bier gaan drinken in het Café de Louvain — dat is de enige draad die hem aan zijn bezige verleden bindt... Maar dan komt er een nieuwe bediende mee naar dat café, eentje die hij niet kent, en stilaan kan hij ook niet meer meepraten over de zaak, omdat alles zo vlug verandert... En hij begint zich te verwaarlozen, hij scheert zich niet meer en je herkent hem van ver aan zijn slobberkleren... En op een dag vindt men hem dood achter de Soir. De vervelingsdood. Veel pijnlijker dan heel wat andere.»

HUMO Schrijf je nog?

CLAES «Nee. Er komt een ogenblik dat je inziet dat je moet stoppen. Ik heb nog tientallen plannen voor boeken in mijn hoofd, maar ik heb de frisheid niet meer om ze goed uit te werken. Ik kan je verzekeren dat de verleiding soms groot is, maar ik weersta ze. Het moet ook, als je geen vals orgelpunt achter je schrijversloopbaan wil zetten, maar niet iedereen ziet dat in.»

null Beeld DOCUMENTATION
Beeld DOCUMENTATION

HUMO Heb je altijd disciplinair een aantal regels per dag geschreven, of bleef je wachten tot de inspiratie er was ?

CLAES «Ik geloof niet in inspiratie — je hebt ‘het’ of je hebt het niet —noem het aanleg of wat dan ook. Als je dat ondefinieerbare ‘het’ hebt, gaat schrijven vanzelf, en anders gaat het eenvoudig niet — je mag dan nog jaren liggen peuteren aan je stijl, je mag je woordenschat oppoetsen, talent kun je niet maken. Wat mij betreft komt de inspiratie terwijl je schrijft, en dan bepaalt ze de lijn die je zal volgen, dan neemt het boek dat je schrijft je op en mee, het leidt je pen, en jij moet volgen, je bent niet langer de baas... Maar afgezien daarvan was schrijven voor mij een pijn... soms liep ik jaren rond met een compleet verhaal voor ik ertoe kwam het neer te schrijven, en dan begin je tenslotte toch, je schrijft twee bladzijden, en dan moet je de volgende dag weer verder doen — en dat steekt je dan zo ontzaglijk tegen, Mortier, maar je moet doorbijten. Want schrijven is ook: het doen. Zelf schreef ik nooit meer dan twee-drie bladzijden per dag, maar dan ook met uiterst veel zorg... Ik schreef en ik schrapte nog meer dan ik schreef. Ik heb altijd alle zinnen haarfijn uitgemeten, de volzinnen netjes uitgebalanceerd, en ze dan altijd hardop voorgelezen om zelf te horen hoe het klonk, of de mooie val er was... Het was arbeid voor mij, om een volledig verhaal te schrijven tussen de eerste zin en de laatste, die ik vooraf altijd kende... Want het steekt je tegen... bijna fysiek.»

HUMO Is er iets waarvan je spijt hebt dat je ‘t geschreven hebt?

CLAES «Nee, ik ben over geen enkel werk beschaamd en ik heb nergens spijt van. Het meest plezier heb ikzelf beleefd aan ‘Jeugd’, geloof ik, maar ook het overige heb ik met liefde en overtuiging neergeschreven — ik heb nooit een boek ‘gemaakt’. En als sommige van mijn geesteskinderen wat zwakker zijn... Mortier, als jij 12 kinderen had en één daarvan was gebrekkig, zou je daarvan zelfs niet nog meer houden dan van de gezonde?»

HUMO Ben je gelukkig?

CLAES «Ja, ik ben gelukkig... en dat heb ik bovenal te danken aan mijn vrouw, nietwaar Steetje... ik schaam me niet om dat te zeggen. Maar je moet ook WILLEN gelukkig zijn, zie je, de voluntas speelt hier in grote mate mee. Je moet niet zitten kniezen over je tegenslagen: je moet trachten in te zien wat het leven je voor goeds gegeven heeft, je moet leren ontdekken wat gelukkig zijn is. Een vader die elke avond zijn vier-vijf bengels om de oren slaat omdat ze zijn trommelvlies bezeren, zal pas later inzien hoe gelukkig hij toen was, toen hij zijn kinderen nog niet moest missen... Ik heb ook tegenslagen gekend, ik ben ook zwaar ziek geweest... en ik geloof dat je je moeilijk een jongen kan indenken die het erger gehad heeft dan ik... Ik ben een jaar blind geweest, een jaar doof... ‘onze blinde’, was ik toen, ‘onze dove’… en omdat ik altijd heel vroom geweest ben — nu nog trouwens kreeg ik bijnamen als ‘onze heilige’ en ‘onze pastoor’… Want jongens kunnen wreed zijn voor mekaar. En toen ik acht was moest ik al mee gaan hooien, op de koeien passen, want wij waren arme mensen... Maar als je de mooie dingen uit je leven kan lezen ben je een gelukkig man, en dat ben ik.»

HUMO Heb je een hobby?

CLAES «Gehad... lijnvissen... De hele dag alleen bij het water, met de zon op je hoed, je ogen gericht op de dobber die maar niet ondergaat. En dan die stilte rondom je, de pijp die je proeft, de boterhammen die je ‘zegent met een stille fles wijn. Ach, wat was dat een paradijs... Nu kan ik natuurlijk niet meer gaan vissen, en daarom verdoen mijn vrouw en ik onze tijd vooral met lezen, veel lezen... in hoofdzaak historisch geworden romans als die van Charles Dickens, omdat de moderne literatuur ons nogal erg ontgoocheld heeft.»

HUMO Hoe zou je willen dat de mensen zich jou herinneren?

CLAES «Ik zou willen dat ze aan mij denken als iemand die getracht heeft een goed mens te zijn, dat zou ik willen.

HUMO Een wens die ongetwijfeld in vervulling gaat. Iedereen beschouwt je als een in-goed mens, zodanig zelfs dat het gaat irriteren: heb je nergens een slecht trekje?

CLAES «Dat zul je aan mijn vrouw moeten vragen, vrees ik...

Steetje? ‘Waarschijnlijk’, zegt dan Steetje, ‘zul je wel ergens een slecht trekje hebben, omdat iedereen er heeft... Maar in de vijftig jaar van ons huwelijk is er mee geen enkel opgevallen…’ En Ernest Claes lacht hartelijk, terwijl zijn witte baard het late zonlicht filtert. Aartsvaderlijk geluk, waarnaar ons heimwee graag zal uitgaan.

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234