Cherchez l'homme
Eshref Reybrouck, de aanstaande van Cath Luyten: ‘Ik word onnozel van al die complimenten over mijn looks’
Cath Luyten gaat trouwen, zo maakte de presentatrice bekend op Instagram. De gelukkige is Antwerpenaar Eshref Reybrouck. Hij verwierf naamsbekendheid als coregisseur van het onvolprezen ‘Marsman’ en als regisseur van ‘Undercover’ en ‘Cheyenne et Lola’. Drie jaar geleden sprak Humo hem uitgebreid. ‘Toen Cath verkozen werd tot de meest begeerlijke vrouwelijke BV, snapte ik dat wel. Ik vind haar namelijk óók aantrekkelijk.’
(Dit artikel verscheen oorspronkelijk november 2019 in Humo.)
HUMO Aan een reeks als ‘Undercover’ heb je ongetwijfeld lang en hard gewerkt. Ben je dan trots als het resultaat eindelijk op televisie komt?
Eshref Reybrouck «Ja. Ook al gaat dat tegen mijn karakter in: ik probeer dat soort dingen altijd te relativeren. Wat moeilijker wordt wanneer je genomineerd wordt voor het televisiefestival van Cannes, en daar meemaakt hoe 2.000 dolenthousiaste vakmensen je op een staande ovatie trakteren. Die mensen lachten trouwens met élke grap die we in de reeks hadden gestoken. Zelfs op momenten dat wij dachten: ‘Zó grappig was dat nu ook weer niet.’ (lacht) Ja, dan begin je vanzelf bijna te geloven dat de reeks er mag wezen.
»Van nature trek ik me weinig aan van wat anderen van mijn werk vinden. Ik probeer zelf kritisch in te schatten hoe ik het heb gedaan. Zo heb ik ook het tweede seizoen van de VTM-serie ‘Cordon’ geregisseerd: qua kijkcijfers is dat redelijk geflopt, maar zelf was ik er tevreden over. VTM trouwens ook.»
HUMO ‘Cordon’ kreeg een Amerikaanse versie, ‘Containment’, die al na één reeks weer afgevoerd werd. Heb jij ze gezien?
Reybrouck (wegwerpgebaar) «Ze hebben er een enorm gestileerde reeks van gemaakt, waarin om de één of andere reden alleen bloedmooie fotomodellen meespeelden. Een Ken & Barbie-versie, eigenlijk. Terwijl dat nu net een verhaal is waarin je heel rauw en vuil kunt gaan.»
HUMO ‘Undercover’ balanceert op een dunne lijn tussen rauw realisme en karikaturale humor.
Reybrouck (knikt) «Tom Waes en Frank Lammers spelen vrij ingetogen. En dan heb je inderdaad Michael Pas en Kevin Janssens, met personages die larger than life zijn. Het is niet eenvoudig om dat evenwicht te bewaren, maar ik denk dat het ons goed gelukt is.
»We hebben trouwens lang gezocht naar de juiste look voor het personage van Kevin. We wilden echt af van zijn pretty boy looks: volgens zijn back story was hij vroeger een kickbokser. De valse tanden waren Kevins idee, voor het mutsje heb ik mij laten inspireren door Eminem. We hebben Kevin ook bloemkooloren gegeven, maar dat is niet bijster goed gelukt, vind ik. Hij ging iets te veel op een personage uit ‘The Lord of the Rings’ lijken (lacht). Daarom hebben we zijn oren nooit te close in beeld genomen.»
HUMO Is het toeval dat de meest campy personages het in de reeks het hardst te verduren krijgen?
Reybrouck (denkt na) «Nu je het zegt: dat is zo. Ik stond er tijdens het draaien niet bij stil, maar de flamboyantste personages krijgen het vaakst kletsen. Je zou eens aan Nico (Moolenaar, scenarist en showrunner, red.) moeten vragen of dat zo bedoeld is.»
HUMO In de filmsector wordt de regisseur gezien als de belangrijkste schakel, het creatieve genie. In vergelijking daarmee krijgt de regisseur van televisiefictie amper aandacht, en veel minder respect. Vanwaar dat verschil, denk je?
Reybrouck «Goede vraag. In wezen is het toch echt dezelfde job, en het kwaliteitsverschil tussen film en tv-fictie wordt steeds kleiner. Dat verschil in respect geldt dan ook vooral voor de buitenwereld. Onder collega’s voel ik het niet. Pakweg Robin Pront, die films regisseert, heeft net zo veel respect voor mij als ik voor hem.
»In Vlaanderen valt het trouwens nog mee. In het buitenland ben je, zeker als regisseur zonder grote naam, vaker een nummer. Dan staan de producenten elke dag in je nek te hijgen en hebben de acteurs vaak meer te zeggen dan jij.»
HUMO Heb je daar ervaringen mee?
Reybrouck «Een paar jaar geleden regisseerde ik twee afleveringen van ‘Hassel’, een internationale productie die zich grotendeels in Zweden afspeelde. De hoofdrol was voor Ola Rapace, zo’n beetje de Matthias Schoenaerts van Scandinavië. Men had mij vooraf gewaarschuwd: het is niet de gemakkelijkste mens. Hij is een beer van een vent en zou al een paar keer iemand hebben neergeslagen op de set.
»Uiteindelijk viel het wel mee, hoor. We hebben één keer in conflict gelegen. Omdat hij vond dat ik te veel aandacht besteedde aan een scène die hij niet interessant vond. De producer is erbij moeten komen – van die Amerikaanse toestanden. Maar toen we daarna aan een scène toekwamen die hij wél graag deed, was hij plots weer zo blij als een kind. Acteurs zijn vaak speciale mensen (lachje).»
HUMO Je bent het wereldje binnengerold als chauffeur van Jan Verheyen.
Reybrouck (lachje) «Als manusje-van-alles, zeg maar.
»Dat was begonnen met een bericht aan de valven van het RITCS, waar ik de opleiding tot regisseur volgde: ‘We zoeken in de grote vakantie stagiair-opnameleiders voor die en die film...’ Ik was in die periode zeer hongerig naar ervaringen: ik vond mijn opleiding soms wat te theoretisch en wilde vooral weten hoe het er op de set aan toeging. Ik ben zelfs een jaar moeten blijven zitten omdat ik op den duur meer op filmsets stond dan ik in de les zat.
»Ik merkte dat veel medestudenten aan het RITCS er hun neus voor ophaalden om onder aan de ladder te beginnen. Ze dachten: ‘Ik studeer hier voor regisseur, en dus zal ik straks mijn loopbaan ook beginnen als regisseur!’ Maar slechts weinigen kúnnen dat, hè. En dat is vermoedelijk ook de reden waarom veel van mijn jaargenoten nu in een compleet andere branche werken.
»(denkt na) Wat ik goed vond aan mijn opleiding aan het RITCS is dat ik er heb leren doorbijten. In het eerste jaar sloven de docenten zich uit om je het gevoel te geven dat je totaal ongeschikt bent om regisseur te worden. ‘Stop ermee, jongen. Je hebt het talent niet.’ De kortfilmpjes die we moesten maken, werden bekeken en beoordeeld waar iedereen bij zat, docenten én leerlingen. ‘Noem je dit cinema? Sukkel!’ Ik heb daar mensen blètend zien weglopen om nooit terug te komen. Pas in het derde jaar, toen de groep al sterk was uitgedund, kregen we al eens te horen dat we iets goed hadden gedaan en misschien toch talent hadden.»
HUMO Je hebt de carrièreladder traag beklommen. Vóór je je eerste eigen reeks ging regisseren – ‘Marsman’ – was je ruim tien jaar assistent-regisseur, bij feuilletons en telenovelles als ‘Sara’, ‘Ella’, ‘LouisLouise’ en ‘De Rodenburgs’. Wat heb je in die tijd opgestoken?
Reybrouck «Te veel om op te noemen. Ik heb geleerd wat je als regisseur vooral níét moet doen. Sommige regisseurs weten niet goed hoe ze met de acteurs moeten babbelen en hun visie moeten overbrengen. Waardoor de acteurs zich maar gewoon letterlijk aan het script houden, en het voor iedereen retesaai wordt. Vaak verlangen acteurs namelijk iets méér: een back story, iets wat niet letterlijk in het scenario staat, maar wel kan helpen om bepaalde emoties op te wekken.»
HUMO Bij ‘Undercover’ gold dat vermoedelijk vooral voor Tom Waes, die niet alleen de hoofdrol had maar ook veruit de minste ervaring van de hele cast.
Reybrouck «Logisch. Maar dat viel enorm mee. Ik heb hem er in het begin een paar keer op moeten wijzen dat hij niet elke emotie extra in de verf moest zetten. Hij knipperde ook te vaak met zijn ogen. Je moet daar bij de allergrootsten eens op letten, Robert De Niro en Al Pacino en zo, die knipperen nauwelijks. Als mensen in het echte leven veel knipperen, is dat vaak een teken dat ze aan het liegen zijn, of nerveus. Niet aangewezen als je personage een undercoveragent is (lacht).
»Maar dat zijn minuscule details. Ik meen het als ik zeg dat ik niet had verwacht dat hij het zo goed zou doen. Want het is allesbehalve evident, hè. Zeker als je op de set naast Kevin Janssens en Frank Lammers staat, grote namen die al twintig jaar op hoog niveau acteren. Het mooie aan Tom is dat hij voor alles openstond. Dat hij geen moment heeft gedacht: ‘Ik heb genoeg ervaring voor de camera, ik zal het hier eens snel komen doen.’ Hij stelde zich net heel nederig op, mooi om te zien. Dat had ik dan weer wél verwacht: als hij ergens aan begint, zet hij zich meteen voor tweehonderd procent in.»
HUMO Tim Van Aelst, wiens productiehuis Shelter in jouw straat gevestigd is, zit samen met Tom Waes in een minivoetbalploegje. Ben jij daar ook al voor gevraagd?
Reybrouck «Nee, maar het is al langer duidelijk dat ik door mijn knieblessure niet meer in een zaal mag voetballen. Ik heb ooit nog wel meegedaan in de Media League, een voetbalcompetitie waarin alle productiehuizen en zenders van Vlaanderen het tegen elkaar opnemen. Heel leuk.»
HUMO Wie heeft de beste ploeg?
Reybrouck (denkt na) «De Mensen speelt goed. Woestijnvis ook, maar vaak spelen ze vals. Dan kwamen ze bijvoorbeeld af met Belgacom TV-commentator Johan Walem, of andere ex-Rode Duivels (lacht). Vaak worden ook freelancers ingezet. Ach, het steekt allemaal zo nauw niet, het is gewoon voor de leut.»
J’aime la vie
HUMO De tweede reeks van ‘Undercover’ is intussen aangekondigd. Is er iets wat je anders wilt aanpakken?
Reybrouck (schudt het hoofd) «Die tweede reeks ga ik niet regisseren. Niet omdat ik er geen zin in had, maar omdat ik het altijd fijn vind om veel verschillende ervaringen op te doen. Maar showrunner Nico Moolenaar volgt het tweede seizoen uiteraard wel op, en hij heeft al goede regisseurs gevonden. Kortom: het is in goede handen.»
HUMO Je zus Riema Reybrouck werkt ook in de filmwereld, ze heeft haar eigen pr-bedrijf. Zegt dat iets over hoe belangrijk het medium was in het gezin?
Reybrouck «Volgens mij is het toeval, maar het klopt wel dat we in onze jeugd veel films hebben gezien. In die tijd ging je bij Videoland een extra videorecorder huren zodat je elke film gemakkelijk kon kopiëren – we hadden dus ook een enorme collectie.
»Het grappige is: in mijn tienerjaren was ik vooral gebeten door rechtbankdrama’s. Ik vond die zelfs zo fascinerend dat ik ging denken dat ik advocaat wilde worden. Daardoor ben ik – dus nog vóór ik naar het RITCS ging – rechten gaan studeren. Het heeft twee jaar geduurd voor ik erachter kwam dat de studie en het beroep me niet interesseerden en dat ik vooral gebeten was door het drama (lacht).»
HUMO Dat las ik ooit in een interview, en ik vond het toen ook al een raar verhaal.
Reybrouck (lacht) «Nochtans is het echt zo gegaan. Ik vind het bovendien bullshit dat jongeren al op hun achttiende geacht worden te weten welke job ze voor de rest van hun leven willen doen. Sommige mensen weten het op hun veertigste nog altijd niet.»
HUMO Intussen heb je zelf nog altijd geen rechtbankdrama gedraaid. Je was er nog het dichtst bij als assistent-regisseur van 26 ‘Danni Lowinski’-afleveringen.
Reybrouck «Ik stond ooit op de shortlist om voor Eyeworks de rechtbankserie ‘De twaalf’ te regisseren. Maar uiteindelijk was het niet voor mij weggelegd. Ook omdat ik toen net ‘Cordon’ had gedraaid, en geen zin had om nóg een reeks te draaien met een cast van vijftig acteurs of meer. Het is ook niet vanzelfsprekend om een serie die zich voor de helft in de rechtbank afspeelt, visueel interessant te maken. Memorabele scènes zoals die in ‘A Few Good Men’ zijn niet zó dikgezaaid.
»Ik zou liegen als ik ‘Danni Lowinski’ een hoogtepunt in mijn carrière noemde, maar ik zou er ook nooit iets slechts over zeggen. Omdat het leuk was om te doen, en heel leerrijk. En omdat zo’n reeks maken een veel grotere uitdaging is dan de meeste mensen denken. Ik geloof zelfs dat Erik Van Looy ooit gezegd heeft dat hij erg veel respect heeft voor regisseurs van telenovelles als ‘LouisLouise’. Omdat zij twintig scènes per dag moeten draaien, bijna een volledige aflevering dus, een onwaarschijnlijk hoog tempo. Wie dat kan, heeft genoeg metier om vroeg of laat misschien ook een film als ‘De zaak Alzheimer’ te maken – omgekeerd is dat al veel minder vanzelfsprekend.»
HUMO Samen met Mathias Sercu, met wie je het gesmaakte ‘Marsman’ draaide, probeer je al een aantal jaren een film te maken.
Reybrouck «‘Proberen’ is het juiste woord (lachje).»
»We hebben al een lang traject afgelegd. We hebben al twee keer een njet gekregen van het Vlaams Audiovisueel Fonds. Nu mogen we deze zomer nog één keer een aanvraag indienen, wat op zich al een uitzondering is, en dat is meteen de laatste kans. Ik vind het wat vreemd: na ‘Marsman’ hadden we samen toch enige geloofwaardigheid opgebouwd – die reeks werd door zowel publiek als media goed ontvangen – maar dat blijkt niet mee te spelen. Ik heb dat al meer makers horen zeggen, zelfs Bart De Pauw destijds: ‘In deze branche moeten we altijd opnieuw van nul beginnen, je bouwt geen credibiliteit op.’ Dat is wel frustrerend, natuurlijk.»
HUMO De film zou ‘J’aime la vie’ gaan heten. In een vorig stadium was dat nog ‘Ver van hier valt de maan in de zee’, een titel die minder gemakkelijk blijft hangen.
Reybrouck «Exact. Dat was meer een titel voor een boek.
»Het gaat over een jonge alleenstaande moeder die erachter komt dat ze terminaal ziek is, en samen met haar zoontje van 9 een roadtrip onderneemt om haar gebroken familie nog één keer samen te krijgen. Een verhaal dat qua feel en stijl in de lijn ligt van ‘Marsman’ en vooral over menselijke relaties gaat.»
HUMO Uit wat voor nest kom je? Ik weet dat je moeder een Irakese was, en je vader een Belg.
Reybrouck «Ze hebben elkaar leren kennen aan de universiteit in Londen, waar mijn vader Germaanse talen studeerde, en mijn mama arabistiek. Ze raakte er zwanger van mij, en toen hebben ze amper twee weken vóór de bevalling besloten om in België te komen wonen. En dan nog in de eerste plaats omdat mijn grootmoeder daarop aandrong. Mijn moeder wilde me ook heel graag een Arabische naam geven, maar mijn grootmoeder – de moeder van mijn vader, dus – wilde dat absoluut níét. Uiteindelijk zijn ze geland op een geschift compromis: ik kreeg weliswaar een Arabische naam, maar de bedoeling was om die ‘op zijn Europees’ uit te spreken (lacht). Eshref komt van Ashraf.
»Je moet je inbeelden: een vrouw van 24 uit het Midden-Oosten die helemaal alleen in Londen mag gaan studeren, dat was behoorlijk uitzonderlijk in de jaren 70. Haar ouders, die ik nooit heb gekend, moeten erg ruimdenkend zijn geweest. De deal met de Irakese regering, die de beurs mee financierde, was trouwens: ‘Je mag in het Westen gaan studeren, maar dan moet je daarna wel terug naar hier komen.’ Waardoor mijn moeder, nadat ze van mij was bevallen, tien jaar niet meer naar Irak is durven teruggaan. Bang dat ze er zou moeten blijven.»
HUMO Hoe bepalend is die achtergrond voor je eigen identiteit geweest?
Reybrouck «Ik heb niet meteen zo’n grote band met Irak, als je dat bedoelt. Maar ik weet wel dat het een verrijking is: het heeft er uiteraard voor gezorgd dat ik meer opensta voor andere culturen.
»Als kind had ik vooral het gevoel dat ik tot geen van beide culturen écht behoor. In België werd ik beschouwd als ‘den Arabier’. Ten tijde van de Golfoorlog – die begon toen ik 9 was – werd ik weleens Saddam Hoessein genoemd. En omgekeerd werd ik in Irak bekeken als ‘die blanke’. Ik zat dus altijd ergens tussenin. Niet dat ik me dat ooit hard heb aangetrokken, het is wat het is.»
HUMO Spreek je Arabisch?
Reybrouck «Nee. Mijn moeder wilde het mij en mijn zus wel leren, maar m’n vader vond dat geen goed idee. Als kind spraken we al Engels – de taal waarin mijn ouders met elkaar communiceerden – én Nederlands, en dat vond mijn vader ruim voldoende. Arabisch vond hij er te veel aan. ‘Straks kunnen ze alles maar half zijn gat...’ Onzin, natuurlijk. En vreemd dat hij zo dacht, aangezien mijn ouders elk minstens vier of vijf talen spreken en ze samen een vertaalbureau hebben opgericht.»
HUMO Wat zijn de belangrijkste waarden die je ouders je hebben willen meegeven, denk je?
Reybrouck «Eigenlijk waren ze gewoon halve hippies. Hun opvoedkundige filosofie viel samen te vatten als: ‘Doe maar.’ Ze zouden mijn zus en mij wel op tijd tegenhouden als we zwaar over de schreef dreigden te gaan. Niet dat het ooit zover kwam: alle vrijheid die we kregen ten spijt, waren we vooral heel braaf. Ik ben de wereld pas op mijn twintigste ten volle beginnen te ontdekken.»
HUMO Was je een zondagskind, geboren voor het geluk?
Reybrouck «Daar geloof ik niet in. Elk huisje heeft zijn kruisje, toch? Ik heb als kind ook een paar dingen moeten verwerken, maar dat behoort tot de privésfeer – dus laat me het daarop houden. En toen ik 20 was, zijn mijn ouders gescheiden. Ze hadden dat eigenlijk al veel eerder moeten doen, maar ze wilden wachten tot mijn zus 18 was en op eigen benen kon staan.
»Ondertussen is mijn moeder al jaren een soort consultant voor ambassadeurs. Op dit moment werkt ze voor de ambassadeur van Qatar in Washington D.C. Ze heeft al zo’n beetje overal gewoond: in Brussel, Parijs, New York... Washington is de laatste stuiptrekking vóór haar pensioen, denk ik.
»Mijn vader is een speciaal geval. Superintelligent. Hij heeft een stuk of vier diploma’s, en een paar jaar geleden heeft hij online ook nog eens aan een MIT-examen meegedaan. Voor de leut, maar wel geslaagd. Een man die eigenlijk alles had kunnen bereiken waar hij zin in had, maar daartoe nooit de behoefte heeft gevoeld. Om die doelloosheid te vermijden, gingen mijn zus en ik extra ons best doen.»
HUMO Toch heb je jezelf al omschreven als ‘absoluut niet ambitieus’.
Reybrouck «Dat is dubbel. Als ik midden in een project zit, presteer ik op tweehonderd procent van mijn kunnen. Dan gá ik ervoor, en denk ik dag en nacht aan mijn werk. Ik was ook bijna zeven jaar lang single en moest ik met niemand rekening houden. Maar als ik – zoals nu – even tussen twee projecten zit, verander ik in een onwaarschijnlijk tamme kloot. Dan denk ik niet op de lange termijn.
»Over het algemeen offer ik mijn leven niet op aan mijn werk. Dat wordt sowieso moeilijker als je internationaler wilt gaan werken. Ik weet dat bijvoorbeeld regisseur Jakob Verbruggen (van ‘House of Cards’ en ‘The Fall’, red.), die qua carrière veel verder staat dan ik, al jaren weinig contact heeft met zijn familie en vrienden, en in Amerika van hotel naar hotel leeft. Niet dat hij eenzaam is, maar het is toch een beetje een soort nomadenbestaan waarvoor je moet kiezen. Zoals topsporters er ook veel voor moeten laten, denk ik.
»Nu heb ik de liefde gevonden en daar steek ik graag veel tijd in, waardoor mijn carrière automatisch als minder belangrijk aanvoelt.»
’t spel is begonnen
HUMO Nu je het zegt, twee weken geleden stond in de krant: ‘Cath Luyten poseert op de première van ‘Trio’ voor de eerste keer met haar nieuwe vriend, Eshref Reybrouck.’ Hadden jullie vooraf nagedacht over waar en wanneer die eerste keer moest plaatsvinden?
Reybrouck «We wilden het nog niet aan de grote klok hangen, maar we wilden ons ook niet langer verstoppen. We zijn dus gewoon dingen beginnen te doen die we wilden doen – en als de pers daarbij onze relatie ontdekte, dan was dat maar zo. Hoe en wanneer het in de pers verschijnt, heb je nooit echt in de hand. Vóór die première waren we al samen naar de uitreiking van de MIA’s geweest, een veel groter evenement, en toen bleek tot onze opluchting geen enkele fotograaf aandacht voor ons te hebben. Een week later was het wel prijs.»
HUMO Volgens diezelfde krant zou je toen ook gezegd hebben: ‘Allee, ’t spel is begonnen.’
Reybrouck «Als ik dat al gezegd zou hebben, wat ik me niet herinner, dan hoogstens al fluisterend tegen Cath. Het was zeker geen officiële quote voor de pers.»
HUMO Hoe hebben jullie elkaar leren kennen? Een societyjournalist meende te weten dat het gebeurde tijdens de opnames van ‘Vandaag over een jaar’, een programma dat Cath begin 2018 op Eén presenteerde.
Reybrouck (lacht) «Nee. Ik regisseer geen non-fictie, en had met ‘Vandaag’ dus niets te maken.
»We hebben elkaar gewoon leren kennen aan de koffiemachine bij De Mensen, het productiehuis waar zij ook werkt. Ik was haar daar vroeger al eens tegengekomen, en we hebben een paar gemeenschappelijke kennissen. Ze wist dus wie ik was, en ik wist uiteraard wie zij was, maar pas afgelopen zomer is de vonk overgeslagen. Ik was daar toen om ‘Undercover’ te monteren.»
HUMO Ben je er al achter waaróm jullie zo goed bij elkaar passen?
Reybrouck «Ik heb vrij snel gemerkt dat wij onwaarschijnlijk goed met elkaar kunnen babbelen. Over álles. Nul taboes. We zijn ook allebei Tweelingen. Ik vind astrologie absolute nonsens, maar toch houdt het naar mijn gevoel steek dat wij tweeën hetzelfde sterrenbeeld hebben. Over Tweelingen is geweten dat ze altijd álles willen. Daar is iets van aan.»
HUMO Cath staat bekend om haar vrolijke levenshouding: geluk lijkt haar gemakkelijk te vallen. Ik ken jou niet, maar op het eerste gezicht lijkt jouw karakter daar niet schril bij af te steken.
Reybrouck «Ik denk dat dat klopt. Een cameraman met wie ik graag werk, is ooit eens heel kwaad op mij geworden: hij ergerde zich eraan dat ik nooit een emotionele uitschieter heb, nooit in overdrive ga. Ik ben nooit megadepressief, maar ook nooit supergelukkig. Ik denk nogal snel: ‘Het is al goed. Doe maar normaal.’
»Als acteurs het al moeilijk hebben met mij als regisseur, dan wellicht omdat ik zelden complimenten geef. Ik doe het eigenlijk alleen als ik echt van mijn sokken word geblazen. Wanneer een prestatie gewoon goed is, denk ik: ‘Jij hebt je job gedaan. Net zoals ik die van mij doe.’ Dat geldt trouwens ook voor de privésfeer. Ik geef weinig complimenten, maar omgekeerd verwacht ik er ook geen te krijgen. Ook iets wat ik van mijn ouders heb meegekregen.»
HUMO Noem toch eens een compliment dat is bijgebleven.
Reybrouck (blaast) «Het gebeurt af en toe dat mensen me complimenten geven over mijn looks. Gênant, vind ik. En ik word er een beetje onnozel van, want aan hoe ik eruitzie heb ik zelf geen enkele verdienste. Bovendien ga ik er vaak van uit dat mensen alleen over mijn uiterlijk beginnen om te verbergen dat ze iets anders aan mij níét goed vinden (lachje).
»Dan vond ik het fijner toen Manou Kersting, die Nick speelt in ‘Undercover’, me onlangs zei dat hij zich niet beperkt had gevoeld op de set. Hij vond dat ik hem veel vrijheid had gegeven om te spelen.»
HUMO In ‘Undercover’ speelt Manou Kersting opvallend ingetogen voor zijn doen.
Reybrouck (knikt) «Meestal speelt hij de luidruchtige, platte badguy, hè. Misschien wordt hij vaak gepusht om als acteur altijd weer op diezelfde knop te drukken, en ik denk dat hij het leuk vond dat het nu eens kalmer mocht. ‘Kan het íéts meer Barry?’ was mijn voornaamste regie-aanwijzing voor hem: ik zag hem in de rol van Nick het liefst als een soort Barry White. Dat wil zeggen: rustig, bedaard, klassevol, zachte stem.»
HUMO Terug naar Cath, die vorige week door de luisteraars van Radio 2 verkozen werd tot ‘meest begeerlijke vrouwelijke BV’. Ben je dan trots, of vind je zoiets vooral raar?
Reybrouck (schouderophalend) «Zelf vind ik Cath natuurlijk ook aantrekkelijk, dus ik snap het wel. Voor de rest hecht ik aan dat soort titels niet zoveel belang. En zij ook niet.»
HUMO Rijpe peren lokken wespen: op een krantenwebsite die over die Radio 2-titel berichtte, reageerden natuurlijk vooral de mensen die het er níét mee eens waren en daar aanleiding in zagen om te zeuren.
Reybrouck «Dat soort negativiteit kun je het best zoveel mogelijk te negeren, maar de ene keer lukt dat beter dan de andere. Ik aanvaard kritiek op mijn werk, maar de mening van Jan Modaal op onze relatie probeer ik onmiddellijk te klasseren. Ik denk vooral: wat zou er naar boven komen als ik eens een vergrootglas over díé mensen en hun relaties zou zetten?
»Toen net bekend was geworden dat Cath een nieuwe relatie had – maar nog niet dat dat met mij was – kreeg ze via Facebook een bericht van iemand die het nodig vond haar een lelijk, seksistisch scheldwoord te sturen. Omdat Cath daar wat van was aangedaan, heb ik het Facebookprofiel van die gast eens bekeken. Ik vond daar meteen een hele lawine aan seksistische opmerkingen, dat zei dus genoeg. En toch: de wetenschap dat een belediging van een debiel komt, wil nog niet zeggen dat ze minder hard aankomt.»