null Beeld Daniël Rosseels
Beeld Daniël Rosseels

10 jaar geledenSluiting Ford Genk

Ford Genk: leven na het doodvonnis

Henry Fordlaan. Het moest chic klinken, vijftig jaar geleden, want het zou chic zijn - die laan moest de slagader van Genk worden. Na de aangekondigde sluiting van de Ford-fabriek, vorige week, dreigt ze vooral een litteken te worden. Verslag uit een gecrashte autostad: ‘Mijn grootvader is in een beestenwagen naar hier gekomen, en ik word opnieuw als een beest behandeld.’

Tine Hens

(Verschenen in Humo op 8 december 2014)

LEES OOK:

Ex-Ford Genkwerknemers in de klauwen van de wanhoop: ‘Ik hou mijn hart vast nu de poorten echt dicht gaan’

‘Als ze me ontslaan, koop ik een revolver en haal ik het geld bij de banken.’ Al maanden zegt Steven het met die wat uitdagende grijns rond zijn mond. De handen diep weggestoken in de zakken van zijn blauwe werkbroek en het hoofd tussen de schouders getrokken, komt hij iedere ochtend zijn krant en zijn sigaretten kopen in krantenwinkel ’t Letterke, op de weg naar Diepenbeek.

Van daaruit ging het rechts naar de lichten, rechtsaf de Henry Fordlaan op, om net voorbij het ronde punt met de Taunuslaan rechts voor te sorteren om links onder de brug te draaien naar de fabrieksterreinen van Ford. Daar werkt hij in de verfafdeling. Werkt of werkte, hij weet nog niet goed welke tijd precies te gebruiken. Grammatica voor duistere economische tijden, het is niet vanzelfsprekend.

Voor ze naar de fabriek gaan om aan hun shift te beginnen, drinken de mannen van Ford hun koffie in ’t Letterke. Gratis. Ze kochten er hun lottoformulier als shortcut naar geluk, lazen er de krant of spoelden met een Red Bull de slechte nacht door. ‘Mijn mannekes,’ noemt eigenaar Pascal Vanderhoeven ze.

Speciaal voor zijn mannekes staat hij om vier uur op, opent hij om vijf uur de winkel en heeft hij nog maar net verleden week een tweede toog geïnstalleerd om koffie aan te drinken, een sigaret aan te roken – dat mag hier in noodsituaties – en een krant aan te lezen.

Op vrijdag 26 oktober 2012 is het opvallend rustig in ’t Letterke. De voorbije vijf jaar zijn er dagen geweest waarop je hier tussen vijf en zes ’s morgens moest aanschuiven; nu komt er hooguit dertig man langs. Niemand van de mannekes.

‘Gisteren stonden ze hier plots na de middag,’ vertelt Vanderhoeven terwijl hij een koffiepad in de Senseo legt. ‘Een groepje van vijfentwintig. Vaste klanten.’ Hij zwijgt, trekt aan zijn sigaret, inhaleert diep. ‘Ze zijn meer dan goede klanten. Al de hele week zoek ik naar een nieuw woord, een woord dat onze band kan omschrijven. Wij kenden stukken van elkaars leven. ‘Jij bent de eerste die wij ’s morgens zien, Pascal. Als jij lacht, is onze dag goed.’ Van iedereen weet ik welk merk sigaretten ze roken.’

Muisstil was het toen de Ford-mannen gisteren, de dag nadat het verdict was gevallen, in de winkel stonden. Eén voor een deden ze hun verhaal. Klassiekers van crisisleed zijn het ondertussen geworden: een hoogzwangere vrouw, pas een huis gebouwd, tweeling op komst; man, vrouw en zoon die samen op straat komen te staan; vijftig jaar en nooit iets anders gedaan. Een leven dat rond Ford draait. Of draaide. Crisisgrammatica, weeral.

Bonkige kerels met schorre kelen, met donkere kringen rond de ogen. Er werd gespuwd op de arrogantie, op de manier waarop ze bij het grof vuil zijn gezet, op de Amerikanen. ‘Al had ik daar tot mijn vijfenzeventigste kruiwagens moeten maken, het had me niet gestoord. Ik wil gewoon werken,’ zei er één. ‘We dachten aan duizend man minder. Aan herstructureringen. We wisten dat het niet goed ging. Als het dak lekte, werd het niet meer hersteld. Ze hingen er gewoon een stuk plastic onder. Maar dat het zo drastisch zou zijn?’ Nee. Ze schudden hun hoofd. Lady Gaga pompte door de boxen. 'Pokerface'. 'Mum mum mum mah'.

Alleen Steven zweeg. Hij trok zijn hoofd nog dieper weg tussen zijn schouders. ‘Ge moogt hier elke dag langskomen met uw revolver, ge krijgt uw krant zo,’ zei Pascal. Een honderdste van een seconde was de monkellach er weer, langer zal het niet geweest zijn. ‘Ik ga werken,’ zei hij uiteindelijk. ‘Tot de laatste minuut.’

GOUDEN TIJDEN

Ik neem de weg die zij zo vaak genomen hebben. Aan de lichten rechts de Henry Fordlaan op en over de rotonde die ook naar de Taunusweg leidt, opnieuw rechts om links onder de brug het fabrieksterrein op te rijden. Honderdvijftig hectare stilstand. Alleen de windturbine draait. Mannen in rode, groene, blauwe of neutrale zwarte jassen sleuren palletten aan en houden het vuur brandende. De auto waarmee het vuur en het protest begon, is tot zijn onbrandbare essentie herleid. Ik kijk naar de overkant. Waar Ford-garage Driesen nu ligt, werden vijftig jaar geleden de eerste Ford Taunussen geparkeerd die van de band rolden. Allemaal in het wit – de enige kleur die men kon spuiten. Ook toen bestond er zoiets als overproductie. In de win-ter stonden hier soms tienduizend auto’s strak geordend, als een parade Noord-Koreaanse strijdkrachten. ‘Het zag er blinkend mooi uit,’ vertelt Gino Fancello, één van de arbeiders aan de poort. ‘Maar ondertussen knabbelden de muizen wel de kabels door.’ Zevenenvijftig is Fancello ondertussen. Bij de reorganisatie in 2003 is hij op vervroegd pensioen gestuurd. Dertig jaar had hij voor Ford gewerkt. Hij had zijn staande klok gekregen voor zijn vijfentwintigste werkjaar, zijn barometer voor zijn dertigste, daarna volgde een gouden handdruk. ‘Er moest drieduizend man weg. Ik was erbij. Omdat ik achtenveertig was en slecht scoorde op het puntensysteem. Zodra ze daarmee beginnen, is het helemaal om zeep. Dan begint het gelonk naar elkaar op de werkvloer. Wie is vaak ziek, wie niet? En ik kan je verzekeren: bij Ford werken is geen cadeau voor je lijf. Rug, armen, polsen, ze gaan allemaal kapot. Van het heffen en het sleuren, van het repetitieve werk. Ik heb nog taart getrakteerd. Dat is hier de gewoonte als je vertrekt. We gaan binnenkort véél taart mogen eten.’

HUMO Wat betekende het voor jou om plots thuis te zitten?

GINO FANCELLO «In het begin is dat plezant. Rust in het hoofd. Niet meer onder druk moeten presteren. Maar dan zie je iedereen naar zijn werk vertrekken en jij hebt niets waarvoor je je bed uit moet. Ik heb een inzinking gehad, ja. Te jong om thuis te zitten, mijn vrouw die op haar beurt haar werk verloor en dat niet kon verkroppen. We hadden net ons huis verkocht en waren aan de bouw van een nieuw huis begonnen. De kelder was gegraven. Een put, dat was al-les wat we hadden.» Ook zijn broers werken bij Ford. ‘Voor hen sta ik hier nu. En ook een beetje voor mijn pa.’ Hij wijst naar de brug, in de richting van garage Driesen. ‘Je moet je dat zo voorstellen: daar was niets. Een kale vlakte met velden en her en der een boerderij. Als kind kwam ik hier op mijn fiets kijken naar de fabriek die ze hier aan het bouwen waren. Mijn vader was één van de metselaars. Een ex-mijnwerker. Hij had in de mijn een ongeval te veel gehad, kon dat kappen niet meer aan. Even heeft hij aan de band in een schoenenfabriek gestaan, maar Ford was een geschenk uit de hemel. ‘Ford brengt gouden tijden,’ zei hij altijd. Toen de fabriek er stond – razend snel, in mijn ogen – ging hij daar aan de band werken. Niet simpel voor een mijnwerker: hij was zijn vrijheid gewend. Onder de grond is iedereen even zwart als jij. Er is niemand die je rechtstreeks controleert. Bij Ford zat de controle in het hele productiesysteem. Drinken, eten, naar de wc gaan, dat deed je als de bazen het toelieten of zoals de regels het voorschreven.’ Zelf was hij zeventien toen hij bij de Ford begon. Officieel een jaar te vroeg. ‘Ford zocht constant volk. De eerste dag nam een arts me apart. Hij luisterde naar mijn longen, keek in mijn mond: ‘Je bent te jong, maar ik knijp een oogje dicht.’ Zo ging dat. Ze hadden volk nodig. Er vlogen hier zelfs vliegtuigen met spandoeken rond: ‘Kom bij Ford werken’. Het was de oplossing voor al die mijnwerkers die na de sluiting op straat stonden. Maar waar deze tienduizend men-sen nu allemaal naartoe moeten? Hier is niets. Het enige wat ze nu aan het bouwen zijn, is een shoppingcentrum. Wie zal daar gaan winkelen als niemand nog geld heeft?’»

EEN GRAFSTEEN

Met haar fuchsiaroze sjaal om de hals, haar kortgeknipte, zwarte haar en donkere, felle ogen valt ze direct op: Meryame Kitir, SP.A-politica en vakbondsafgevaardigde van Ford Genk. Niemand hier zag haar emotionele betoog in de Kamer, daarvoor is de afstand tussen Genk en Brussel, tussen het tunnelzicht van aan de poort de wacht houden en het overzicht van de media, te groot. Ook op woensdag was dat zo: terwijl de mensen aan de fabriek op hun nagels stonden te bijten in afwachting van een officiële mededeling, begonnen om kwart voor negen de eerste telefoons te biepen en te tuten. ‘Het gaat dicht,’ flikkerde op de kleine schermen. Een gesmoorde kreet klonk op. De buitenwereld wist het vroeger dan zij die er het dichtst bij stonden.

Kitir is graag gezien bij de arbeiders: iedereen omhelst haar, klampt haar aan, wil iets geruststellends van haar horen. Over wat er volgt, over wat er moet gebeuren. ‘Verontwaardiging en onmacht,’ zegt ze, ‘dat zijn de gevoelens die overheersen. Onmacht omdat het wéér gebeurt. Veel mensen bij Ford hebben de sluiting van de mijnen meegemaakt. Ook toen zijn ze voorgelogen, ook toen zijn ze op straat gezet. Het verschil was dat er na de mijnen nog een toekomst bij Ford was. Dat pasklare antwoord is er nu niet. Ik hoop dat we wat nu gebeurt kunnen ombuigen tot een opportuniteit om een ander soort economie op te bouwen. Een economie die mensen beter beschermt. We moeten de verontwaardiging vasthouden, want om dingen te veranderen heb je verontwaardiging nodig.’

HUMO Is dat ook jouw drijfveer?

MERYAME KITIR «Dát, en het besef dat je nergens bent als je mekaar niet helpt.

»Ik was twee jaar toen mijn moeder stierf; ik was er negentien toen mijn vader overleed aan stoflong. We waren met elf kinderen thuis. Na de dood van mijn vader was ik de oudste die nog thuis woonde. Het was niet meer dan logisch dat ik financieel zou bijspringen. En dus moest ik gaan werken. Ik ging naar school op zaterdag, zondag en dinsdagavond en stond vijf dagen in de week aan de band bij Ford Genk: siliconenstroken spuiten om deuren af te dichten.

»Als je met z’n elven bent, raak je het gewend om voor elkaar op te komen. Je kunt niet egoïstisch zijn. We hadden een huis met drie slaapkamers. Eén voor mijn vader en mijn stiefmoeder, één voor de jongens en één voor de meisjes. Als dat je leven is, dan leer je delen.»

HUMO Voor veel arbeiders was Ford niet alleen hun werk, maar ook hun leven.

KITIR «Absoluut. En daardoor zal de schok lang blijven nazinderen. Mensen waren trots op wat ze hier deden. Hun sociale leven, hun privéleven: dat was allemaal ingesteld op Ford Genk. Veel van mijn collega’s zijn vrienden geworden. Nadat ik in 2007 voor SP.A was verkozen, ben ik hier één dag per week blijven werken. Als er werk wás, want we zijn al verschillende keren tijdelijk werkloos geweest. Ik deed dat om de band met de werkvloer te behouden, maar ook om de vrienden te blijven zien die ik hier had gemaakt.

»Bij Ford pakken de mensen je vast met heel hun hart. Je moet al een grafsteen zijn om geen emo-ties te voelen bij wat er nu gebeurt, maar mij doet het extra pijn om-dat ik weet dat geen van deze mensen dit verdiend heeft. Dus ja, we moeten ervoor zorgen zij die radeloos zijn, die bang zijn voor de toekomst, opgevangen worden. Laten we vooral hopen dat dát lukt.»

WAT ALS?

ACV-afgevaardigde Gianfranco Muto weet ook wat voor een arsenaal aan donkere gedachten er in de hoofden van zijn collega’s zit.

GIANFRANCO MUTO «Hier aan de poort gaat het. Je maakt deel uit van de groep. Maar thuis, op de stille momenten, tussen die vier muren, ontploft de bom pas echt. Na de herstructurering van 2003 waren sommige mensen zo verslagen dat ze uit het leven zijn gestapt. Pas op, dat was niet alleen te wijten aan het ontslag, maar ook aan de pijnlijke naweeën. Bedenk maar eens wat het voor je relatie betekent als je zonder werk komt te zitten. Voor je sociale leven. Arbeiders behoren tot de midden-klasse, hè. Die zijn het gewend om uit eten te gaan, met de vrienden op stap te gaan. Wat als dat niet meer lukt omdat het geld er niet meer is? En er geen uitzicht is op een an-dere job? Iedere dag wordt hier ie-mand vijftig jaar. Wat verwacht je nu van iemand die al zijn hele leven bij Ford werkt, wiens vader hier ge-werkt heeft, die nooit iets anders gekend heeft? Dat hij zich omschoolt?

»(Schudt het hoofd) Mijn grootvader is naar België gekomen met één van de eerste immigrantentreinen uit Italië. Een beestenwagen. Met zijn zatte kop had hij in zijn dorpscafé een papier getekend. ‘Je durft niet,’ had de vreemde man met zijn rare accent tegen hem gezegd. ‘Ik niet durven?’ En hup, zijn handtekening stond er. Hij had zichzelf – en zijn zonen – verkocht aan de Italiaanse staat. Voor duizend kilo kolen. Zijn vrouw was woest: hij was baas van een grindmijn, dus met de heropbouw in Italië had hij alle kans om een rijk man te worden. Iederéén had stenen nodig. Maar nee, hij moest de trein op of hij vloog in de gevangenis.

»Mijn vader was twaalf toen hij hier met mijn grootvader aankwam. Zes jaar later zat hij in de mijn. Daarna heeft hij bij Ford Genk gewerkt, ik heb hem hier afgelost. Niet tegen mijn zin. Ik verdiende meer aan de band dan als beginnend boekhouder bij een notaris. Maar nu word ik net als mijn grootvader als een beest behandeld.

»Ik heb de afgelopen dagen al vaak aan mijn grootvader teruggedacht. Wat als hij geheelonthouder was geweest?»

***

Onder de ruitenwisser van mijn auto vind ik een blauw briefje – hetzelfde als bij alle andere wagens op de parking. ‘Door onze exponentiële groei in de sector van de sportvoeding zijn wij in deze regio dringend op zoek naar tien personen (m/v) die 200 euro tot 500 euro per maand willen bijverdienen boven op hun gewone salaris – of mensen die parttime of fulltime aan de slag kunnen. Interesse? Sms ‘jobinfo’ naar onderstaand nummer.’ Ik bel. Voicemail. Ik spreek een boodschap in. Ik ben nooit teruggebeld.

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234