de wonderjaren
Goedele Liekens: ‘Op gebied van jongens was ik een absolute trut’
Verschenen in Humo op 30 december 1993
Na het plusminus floppen van de VTM-reeks ‘Meer moet dat niet zijn’ werd het in een mum van tijd heel stil rond Goedele Liekens. De 30-jarige klinisch psychologe is ondertussen getrouwd en werkt drie dagen per week in Den Haag, als Beleidsmedewerker Seksuologische Hulpverlening bij de Rutgers Stichting, een wetenschappelijke organisatie die zich bezighoudt met hulpverlening, preventie en voorlichting omtrent seksualiteit.
Daarnaast presenteert ze, samen met columnist Jan Kuitenbrouwer, iedere zondagmiddag een praatprogramma op de VPRO-radio. De Saab Turbo Cabrio - het symbool van haar vette jaren -behoort binnenkort wellicht tot het verleden, want Liekens’ bedrijfje BVBA Van Mijn Dromen is zo goed als failliet. Oorzaak: te weinig inkomsten. Dat was, nog niet eens zo lang geleden, wel even anders toen zaakvoerster Liekens hoge toppen scheerde als presentatrice van het TV-succes ‘Wie Ben lk?’.
Het kan verkeren, wist Bredero voor ons, maar Goedele Liekens trekt er zich weinig van aan - zolang ze haar ei maar leggen kan. In België of Nederland, het maakt niet uit. Ze is wel niet te spreken over de manier waarop de Vlaamse pers haar heeft aangepakt: ‘In Vlaanderen word je onmiddellijk in een hokje geduwd,’ aldus de voormalige Miss België (lichting 1986). ‘Als je het waagt controversiële dingen te zeggen of een uitgesproken mening te verkondigen in plaats van het brave schattige meisje te spelen, proberen ze je weg te lachen. Dat is toch godgeklaagd? Jeetje! In Nederland is dat compleet anders. Neem nu mijn therapeutische video’s: die worden door de Nederlandse en internationale pers en wetenschappers heel ernstig genomen, terwijl men in Vlaanderen vaak smalend en vanuit de hoogte op mijn wetenschappelijk werk reageert. Ik kan je verzekeren: dat doet pijn. Ik begrijp die reacties wel gedeeltelijk maar aangezien die op misverstanden en soms op kwade wil stoelen versterkt dat de pijn alleen maar. Ik heb het me-elf natuurlijk ook moeilijk gemaakt door met zoiets geladens als seksualiteit bezig te zijn.’
HUMO Hoe was je kindertijd dan?
GOEDELE LIEKENS «Ik ben opgegroeid in Begijnendijk, in een heel vredige omgeving met veel groen en veel ruimte. Achter ons huis lag een grote tuin, die grensde aan een enorm bos. Mijn vier zussen en ik speelden constant in dat bos. En ook onze nichtjes en neefjes, en zowat alle andere kinderen uit de buurt kwamen in dat bos spelen -maar zij moesten wel eerst toegangsgeld betalen aan mijn zussen en mezelf in de vorm van vlinders: één levende vlinder per persoon. Mijn zussen en ik beschouwden dat bos als ons persoonlijke eigendom en wij bepaalden wie binnenkwam en wie niet. We bewaarden onze vlinders in grote glazen bokalen met gaasjes erover, en als de vlinders na verloop van tijd murw begonnen te worden, lieten we ze gewoon weer vrij.
»Dat bos achter ons huis stond centraal in mijn jeugd. Ik vind het vreselijk jammer dat het bos vandaag niet meer bestaat en dat er een woonwijk in de plaats is gekomen. Ik besef eigenlijk pas nu wat voor luxe ik als kind heb gekend met zo’n groot bos vlak naast de deur. In dat bos speelde heel mijn jeugd zich af: wij bouwden hutten, speelden verstoppertje, deden aan polsstokspringen, plukten paddestoelen, voeren met de wastobbe van mijn moeder op de beek...
»Als kind was ik een echte jongen: ik hing in de bomen, ging geregeld op de vuist, speelde voetbal... Ik durfde ook alles. Er ging, bij manier van spreken, geen week voorbij of ik kwam wel met een of ander gebroken bot thuis. Ik denk dat ik tijdens mijn jeugd zowat alle botten in mijn lijf heb gebroken.
»Ik heb mij als kind geen seconde verveeld. Als ik vandaag kinderen hoor zeggen dat ze zich vervelen, begrijp ik dat niet. Als jong meisje had ik zoveel te doen en ik had zo weinig tijd.»
HUMO Hoe was de sfeer in een dorp als Begijnendijk?
GOEDELE «Toen ik opgroeide, was Begijnendijk nog heel landelijk. Ik zie nog altijd heel levendige beelden voor me van hooiwagens en tractoren, en velden waarop mensen bonen stonden te plukken.
»Ik had het grote geluk dat mijn moeder huisvrouw was en altijd voor haar kinderen klaarstond. Mijn vier zussen en ik kregen alle aandacht die we wilden. Als we met schrammen of blauwe plekken thuiskwamen, was moeder daar altijd om ons te verzorgen. Als kind vond ik het uiteraard vanzelfsprekend dat mijn moeder voortdurend in de weer was voor haar gezin en dat het eten altijd klaarstond, ‘s morgens, ‘s middags en ‘s avonds. Vandaag besef ik dat dat helemaal niet zo evident is en dat ik héél veel geluk heb gehad.
»Ik wou als jong meisje heel graag balletles gaan volgen, maar dat kon niet omdat mijn moeder me dan telkens veertig kilometer ver moest wegbrengen, en dat ging echt niet in een gezin met vijf kinderen. Als we in een stad hadden gewoond, had ik uiteraard veel meer mo-gelijkheden gehad - dat was het grote nadeel van een dorp als Begijnendijk.
»Een dorp bepaalt voor een groot stuk de ambities van haar inwoners. Mijn ouders vonden dat hun dochters of verpleegster of onderwijzeres moesten worden. Verder gingen hun verwachtingen niet. In Begijnendijk haalde niemand het in zijn hoofd om, bijvoorbeeld, bij de BRT te gaan solliciteren: dat bestond niet. Wij wisten niet eens dat het mogelijk was dat er gewone mensen bij de BRT werkten.»
HUMO Hoe komt het dat jij dan geen verpleegster of onderwijzeres bent geworden?
GOEDELE «Omdat ik dierenarts wou worden: dat idee heeft jarenlang door mijn hoofd gespookt. Ik wou katten en honden verzorgen. Maar mijn moeder heeft het me uiteindelijk uit mijn hoofd gepraat, omdat zij een boerendochter was die op een boerderij was grootgebracht en had gezien wat voor een leven een veearts in de praktijk leidde: om half vier ‘s nachts uit je bed worden gebeld om een koe te helpen kalveren.
»Na mijn humaniora ben ik dan aan de VUB psychologie gaan studeren. Tegen de zin van mijn ouders, die katholiek waren en liever hadden gehad dat ik naar Leuven was getrokken. Maar ik was vrij rebels in die tijd - ik zette me af tegen alles wat maar enigszins naar gezag en autoriteit rook - en ik heb hen voor de keuze gesteld: ofwel Brussel ofwel niets.»
HUMO Wat deed je vader voor de kost?
GOEDELE «Mijn vader heeft zijn hele leven als bediende bij de Boerenbond gewerkt. Hij verdiende goed zijn boterham, maar het was toch altijd opletten geblazen - een gezin van zeven mensen onderhouden was helemaal niet zo vanzelfsprekend. Maar mijn ouders hebben dat al-tijd goed kunnen klaarspelen. Ze leefden volgens het principe: niets voor onszelf alles voor onze kinderen. Wij kenden zeker geen overdreven luxe. We dronken alleen maar cola of limonade als er iets bijzonders aan de hand was. De gezinsuitgaven werden zorgvuldig uitgestippeld en onze kleren werden van de ene zus naar de andere doorgeschoven.
»Tijdens de zomermaanden gingen we met vakantie naar Blankenberge, naar een vakantiehuis voor grote gezinnen van de Christelijke Mutualiteiten. Maar in plaats van voortdurend op een terrasje te gaan zitten en ijsjes of wafels te eten, trokken wij gewoon met onze boterham-men naar het strand. We leefden sober.»
HUMO Beschrijf jezelf eens als kind?
GOEDELE «Voor mijn veertiende was ik een heel braaf en een heel vlijtig kind. Ik deed mijn uiterste best om lief en braaf te zijn, en goede punten op school te halen. Ik moest bij de eerste drie van de klas zijn of ik was doodongelukkig. Mijn huiswerk was altijd netjes in orde: als ik één fout had gemaakt in een opstel, scheurde ik alles kapot en begon gewoon opnieuw. Mijn kleren hingen ‘s avonds netjes over een stoel, in de juiste volgorde waarin ik ze de volgende ochtend zou aantrekken.
»In de humaniora is dat helemaal veranderd. Mijn mentaliteit is toen in korte tijd omgeslagen. Mijn motto werd: ‘Wat moet ik hier nog doen om niet te blijven zitten?’ Ik stak geen klap meer uit. Mijn rapporten stonden vol opmerkingen: ‘Goedele zet zich niet voldoende in,’ of ‘Goedele kan als ze maar wil.’ En als mijn ouders opmerkingen maakten, blafte ik: ‘Wat is het probleem? Ik ben er toch door?’ Ik vond gewoon dat er veel leukere dingen bestonden dan naar school te gaan: uitgaan, plezier maken, gitaar spelen, voetballen, veldlopen...
»Ik behoorde tot een kliek meisjes die dachten dat ze alles beter wisten. Maar op gebied van jongens waren wij absolute trutten. Wij hadden af en toe wel eens een vriendje, maar over seks werd met geen woord gesproken. Verder dan handjes-vasthouden en zoenen gingen we niet. We hadden een grote mond, maar daar bleef het bij.»
HUMO Was jij populair bij de jongens?
GOEDELE «Niet meer of minder dan de andere meisjes van Begijnendijk, denk ik. Ik zat bij de chiro en ging vaak naar het plaatselijke jeugdhuis: daardoor kwam ik vaak onder de mensen en was ik gekend. Ik had dus wel geregeld aanbidders.»
HUMO Vond je jezelf een mooi meisje?
GOEDELE «Daar hield ik me niet mee bezig. Vandaag hoor ik kinderen van nog geen tien jaar zich druk maken over hun billen en hun haar. Toen ik vijftien was, was dat het laatste van mijn zorgen. Mijn haar viel zoals het viel en daarmee uit. Kleren: dat was een andere zaak. Ik droeg spijkerbroeken die zo smal waren dat ik op de grond moest gaan zitten om ze aan te krijgen. Meestal had ik zelfs nog de hulp van twee zussen nodig die me in mijn broek trokken. En het was een grote ramp als die jeans - de uitgaansjeans - niet tegen het weekend was gewassen.
»Aanvankelijk moest ik niets van jongens weten. ‘Wat moet ik in godsnaam met een jongen?’ vroeg ik me af toen er de eerste keer iemand het kwam aanvraegen. Ik zag het nut niet in van een jongen. Er is een periode geweest dat al mijn vriendinnen in de chiro en het jeugdhuis een vriendje hadden en ik niet. Jongens interesseerden me gewoon niet.
»Mijn eerste vriendje stelde trouwens niet veel voor: die kwam geregeld voorbij ons huis gefietst en als hij mij zag staan, floot hij en dan zwaaide ik terug. Veel verder dan zijn naam op mijn houten meetlat en op mijn pennenzak schrijven, ging het niet. Spannend, hoor (lacht).
»Mijn ouders hebben nooit echt problemen gemaakt over de vriendjes van hun dochters. Ik kan me levendig voorstellen dat sommige andere vaders van vijf dochters wel even anders reageerden als hun dochters verkering begonnen te krijgen. Mijn ouders vertrouwden hun kinderen. Het enige waar ze bezorgd over waren, was dat we met onze studies zouden stoppen en direct zouden trouwen. Dat wilden ze vermijden.»
HUMO Hoe schoot je op met je vier zussen?
GOEDELE «Heel goed. Zoals in alle gezinnen werd er wel eens gekibbeld over pietluttigheden, maar over het algemeen vormden wij een warm en een hecht gezin. We konden bij elkaar terecht als we problemen hadden en we troostten elkaar als we liefdesverdriet hadden.
»Ik herinner me wel dat ik heel boos werd als mijn zussen mijn bed weer eens overhoop hadden gehaald. Ik was heel precies als het op mijn bed aankwam: ik kon alleen maar slapen als mijn lakens en dekens perfect gladgestreken waren. Dan kroop ik heel voorzichtig in mijn bed en zorgde ervoor dat alles goed op zijn plaats bleef liggen. Ik kon er niet tegen als er oneffenheden waren. Ik redeneerde als volgt: als mijn bed niet in orde is, kan ik niet goed slapen, en dat is erg want de volgende dag moet ik goed kunnen studeren. Ik was in zekere zin een geobsedeerd kind. En mijn zussen durfden me daar we! eens mee te pesten en op mijn bed gaan springen.»
HUMO Hoe schoten je ouders met elkaar op?
GOEDELE «Ik weet nog goed dat ik mijn ouders elkaar dikwijls heb zien knuffelen. Als mijn vader thuiskwam van zijn werk had mijn moeder de gewoonte hem eens goed vast te pakken. Het initiatief ging meestal uit van mijn moeder: mijn vader voelde zich vaak onwennig als mijn moeder hem wou zoenen of knuffelen.
»Ik herinner me geen enkele grote ruzie tussen mezelf en mijn ouders. Mijn vader was een stille strenge: hij zei nooit veel, maar was toch de baas. Hij had een heel zachte manier om zijn autoriteit uit te oefenen. Als hij kwaad werd, schrokken wij van wat hij allemaal wist. Mijn vader had namelijk de gewoonte allerlei feiten op te sparen en pas te reageren als de emmer overliep. Pas op dat moment kregen we te horen dat we die en die dag te laat waren thuisgekomen, dat we toen een dag hadden gespijbeld, dat we op dat specifieke moment iets hadden mispeuterd... Toch hielden we heel erg veel van onze vader. Hij kwam met de trein van zijn werk naar huis en ik herinner me dat wij hem dikwijls tegemoet gingen. Mijn vader was een echte artiest in de discipline zoveel-mogelijk-kinderen-op- zijn-fiets-laden: soms zaten er vier van zijn dochters bij hem op de fiets. De thuiskomst van mijn vader was iedere keer opnieuw een happening.
»Hij was een man van weinig woorden. Ik weet nog goed dat mijn kamer op een bepaald moment één grote rommelhoop was - heel mijn bureau lag vol prullen en paperassen - en dat mijn vader was binnengekomen en een briefje boven op al die rommel had achtergelaten met de woorden: orde is een goede deugd.»
HUMO Hoe bracht het gezin Liekens de avonden door?
GOEDELE «Ik herinner me vooral de zaterdagavond. Die verliep volgens een vast ritueel: eerst gingen de vijf kinderen één voor één in bad, vervolgens werden onze haren gekamd en dan gin-gen we in onze badmanteltjes TV kijken - naar de ‘Berend Boudewijn Quiz’ - of met het he-le gezin gezelschapsspelletjes spelen.
»Ons haar werd rond stokken gedraaid, zodat we de volgende ochtend met mooie pijpenkrullen naar de mis konden gaan. Die stokken sneed mijn vader zelf af in het bos, waarna hij ze mooi rond maakte. Wij moesten allemaal gaan slapen met die stokken in ons haar en ik weet nog goed dat dat heel lastig kon zijn.»
HUMO Speelde het geloof een rol in je kinderjaren?
GOEDELE «Het geloof was voort-durend aanwezig, zonder te overheersen. Wij kregen allemaal een kruisje vóor het slapengaan en er hing zelfs een wijwatervatje in onze kamer. Bij dat vatje heb ik lange tijd ‘s avonds een kruisteken gemaakt.
»Ik heb tot mijn achttiende bij de nonnen op school gezeten, zelfs een tijdje op internaat. Ik heb, wat men noemt, een degelijke katholieke opvoeding achter de rug.
»Op een bepaald moment ben ik in opstand gekomen. In het begin zei ik tegen mijn ouders dat ik naar de mis ging maar ik ging nièt, maar na verloop van tijd wond ik er geen doekjes meer om en zei gewoon dat ik niet meer ging. Dat was het begin van het einde van mijn geloof.»
HUMO Draag je vandaag nog sporen van je katholieke opvoeding?
GOEDELE «Natuurlijk. Wie tot zijn achttiende katholiek is opgevoed, geraakt daar nooit meer vanaf. Als je mij zou vragen of ik vandaag nog geloof, zou ik niet zomaar ‘nee’ durven te antwoorden. Hij zou het eens moeten horen, hè? Het geloof heeft zo’n belangrijk deel van mijn leven uitgemaakt dat het nooit helemaal zal verdwijnen. Ik heb me daar een tijdlang heel hard tegen verzet, maar nu ben ik rustig geworden. Wat mijn geloof betreft, ben ik nog niet helemaal in het reine met mezelf.»
HUMO Hebben je ouders je opgevoed zoals jij je kinderen ook zou opvoeden?
GOEDELE «Ik denk het wel. Ons gezin was een heel harmonieus gezin en ik denk niet dat ik het beter zou kunnen doen. Anno 1994 is dat natuurlijk allemaal heel anders geworden: een gezin met vijf kinderen is vandaag financieel niet meer haalbaar. Maar als dat wel zo zou zijn, zou ik direct vijf kinderen hebben.»
HUMO Waarom is vijf kinderen niet meer haalbaar?
GOEDELE «Kinderen moeten vandaag de dag alles hebben, en ze krijgen ook alles. Toen ik als kind de kleren van mijn oudere zussen afdroeg, was ik geen uitzondering. Maar vandaag zou ik wèl een uitzondering zijn. Ik zou mijn eigen kinderen wel anders kunnen opvoeden dan de gangbare normen het voorschrijven, maar ik ben ervan overtuigd dat ze daar op den duur de dupe van zouden zijn. Bovendien wil ik mijn leven niet doorbrengen als huisvrouw: op die manier zou ik mijn ei niet kwijt kunnen.»
HUMO Wat was je grootste kinderverdriet?
GOEDELE «Ik was een heel grote dierenvriend en ik vond het iedere keer verschrikkelijk erg als één van onze katten stierf. Dat was iedere keer opnieuw een groot drama. Ik herinner me dat onze poes op een dag niet was komen eten en dat ik ze wat later op straat zag liggen, overreden door een auto. Ik zie ze daar nu nog altijd liggen... Dat was een verschrikkelijke ervaring, waar ik totaal van kapot was. Ik ben die dag zelfs niet naar school gegaan.»
HUMO Tot slot: heb je het gevoel dat je in je jeugd misstappen hebt begaan?
GOEDELE «Ik heb wel eens met de gevoelens van sommige jongens gespeeld. Er zijn jongens geweest die iets heel ernstigs met mij wilden opbouwen, maar waarop ik niet gepast heb gereageerd omdat ik zo nodig mijn eigen zin wou doen. Ik had in sommige gevallen voorzichtiger en tactvoller moeten reageren. Ik heb bepaalde mensen slecht behandeld en zelfs diep gekwetst.
»Maar als je me vraagt of ik mijn jeugd zou willen overdoen, zeg ik onmiddellijk *ja’. Ik ben een heel gelukkig kind geweest en ik wou dat de afgelopen jaren ook zo mooi waren geweest. Al het verdriet dat me in mijn jeugd bespaard is gebleven, heb ik de afgelopen jaren over me heen gekregen.»