null Beeld

Humo sprak met

Humo sprak met baron Jean ‘Toots’ Thielemans (79): ‘Ik heb nooit iets voor mezelf gedaan: de muziek kwam altijd op de eerste plaats’

Hij heeft het ver geschopt, het ketje met zijn mondmuziekje uit de Brusselse Marollen. Vijftig jaar geleden, nadat hij tijdens een bezoek aan zijn oom in Amerika Charlie Parker en Miles Davis aan het werk had gezien, vertrok hij naar New York, in de hoop er, net zoals zijn idolen, als jazzmuzikant aan de bak te komen. Een halve eeuw is later is JeanToots’ Thielemans (79) even beroemd als Parker en Davis. Hij heeft samengewerkt met zowat alle grote namen uit de jazzwereld, en ook buiten jazzkringen wordt er alleen maar met lof over hem gesproken: als Billy Joel of Paul Simon een mondharmonicaspeler nodig hebben, bellen ze naar Toots. Hij woont en werkt nog steeds in New York, maar als het even kan, keert hij graag terug naar België, waar zijn roots liggen, en waar hij vorige week tot baron werd gezadeld.

Diederik Van den Abeele

HUMO Sommige muzikanten beweren dat zij hun instrument niet hebben gekozen, maar dat hun instrument hén heeft gekozen. Geldt dat ook voor u?

TOOTS THIELEMANS «Dat is moeilijk te zeggen… Ik denk dat we elkáár hebben gekozen. Maar dat heeft wel even geduurd, want de mondharmonica was niet mijn eerste keuze. Mijn eerste instrument was de trekzak, de accordeon. Ik ben geboren in de Hoogstraat, in de Marollen, waar mijn ouders een café hadden: Trapken Af. Iedere zondag kwam daar een oude accordeonist spelen, en als jongen van drie werd ik geweldig gefascineerd door die man. Nadat één van de stamgasten tegen mijn vader had gezegd, ‘Bernard, dein gamein wil perceis accordeon speile,’ heb ik van mijn ouders een accordeon gekregen: eerst een kartonnen, later een echte. Het duurde niet lang of ik speelde in het café liedjes als ‘Vivan bomma, petaten mee saucissen’ en ‘Ramona’, dé tophit van die tijd. Later werden dat dingen als ‘La Valse Militaire Belge’ en ‘De Lustige Weduwe’, maar mijn absolute lijflied was de ‘Internationale’: dat lied had ik van mijn vader en grootvader geleerd, twee fervente socialisten.

»Ik herinner me nog goed dat de tram die door de Hoogstraat reed – dat was de tram chocolat van de Chemins de Fer Économiques – soms bleef stilstaan als ik op mijn accordeon speelde. Ik werd de Mozart van de Hoogstraat genoemd. Ik was pas zeven toen ik in 1929, in de Cirque Royal in Brussel, in aanwezigheid van koning Albert I, de eerste prijs won met mijn accordeon, met ‘Vision d’Arlequin’ en ‘Toselli’.

»Op de middelbare school ging ik vaak spelen op feestjes en thé dansants, en ik werd steeds populairder. Maar ik begon de accordeon wat ongemakkelijk te vinden om overal mee naartoe te sleuren, en ik leed bovendien aan astma en chronische bronchitis. Toen heb ik een mondharmonica gekocht, mede onder invloed van Larry Adler, dé pionier van dat instrument, die in veel films uit die tijd te horen was, en van de platen van Ray Ventura, waarop de Nederlander Max Geldray mondharmonica speelde.

»Ik heb toen een paar jaar mondharmonica gespeeld, tot een paar muzikanten tegen me zeiden: ‘Wanneer gooi je dat speelgoed nu eens weg en leer je een écht instrument spelen?’ Niet veel later heb ik, met een weddenschap, een gitaar van een vriend gewonnen, en toen ben ik als een bezetene beginnen oefenen. Django Reinhardt was mijn grote voorbeeld; ik probeerde al zijn nummers na te spelen. Na vijf jaar was ik goed genoeg om met Django zelf, in zijn band, te mogen meespelen. Er werd toen in Brussel al over den Toots gesproken. Mijn vrienden-muzikanten waren me zo beginnen noemen; die naam kwam van een paar Amerikaanse jazzmuzikanten, zoals Toots Mondello en Toots Camarata.

»Jaren later was ik mijn oude schoolboeken aan het opruimen, en vond ik mijn oude mondharmonica terug. Toen kreeg ik de smaak van het mondmuziekje weer te pakken. Ik heb daarna jarenlang met mijn gitaar én mijn mondharmonica opgetreden.»

Dubbel betaald

HUMO U bent het perfecte voorbeeld van een selfmade man zonder enige muzikale opleiding. Is dat een voor – of een nadeel?

THIELEMANS «Allebei, denk ik. Je mag de beste opleiding krijgen, als je niet begaafd bent, zul je nooit een goede muzikant worden. Talent en creativiteit zijn een cadeau van de Meneer of Madame hierboven

HUMO Vraagt u zich weleens af waar u muzikaal had gestaan als u wél een opleiding had gehad?

THIELEMANS «Ik geloof nooit dat ik dan een betere muzikant was geweest. Integendeel: als ik naar het conservatorium was gegaan, was ik waarschijnlijk nooit in de jazz terechtgekomen, omdat jazz vijftig jaar geleden absoluut niet au sérieux werd genomen. Misschien was ik dan wel eerste violist geworden in één of ander tweederangs strijkkwartet.

»Dat ik autodidact ben, heeft maar één nadeel: ik kan niet zo goed muziek lezen. Het gaat wel, maar heel traag in vergelijking met andere professionele muzikanten. De mensen met wie ik samenwerk, zijn dat ondertussen gewend: als ik studiowerk doe, voor een film bijvoorbeeld, en de producer vraagt mij een bepaalde melodie te spelen, hoeft hij mij geen partituur te geven, maar moet hij de melodie gewoon een paar keer voorspelen: dan zit ze in mijn hoofd.

»Een goede opleiding is veel minder belangrijker dan oefenen, blijven oefenen. Ik ben 79 jaar, maar ik studeer nog elke dag. Als ik ergens een melodie hoor die mij kippenvel bezorgt, heb ik onmiddellijk de reflex: ‘Wat is dat? Wie speelt dat? Hoe zit dat in elkaar?’ En dan probeer ik dat na te spelen. Dat doe ik tot ik het kan.»

HUMO Hoeveel oefent u per dag?

THIELEMANS «Minstens een paar uur, meestal ’s morgens. Naast mijn bed ligt altijd een mondharmonica, en nadat mijn vrouw mij om halfacht een glas yoghurt is komen brengen, begin ik te spelen. Ook op tournee probeer ik me aan die routine te houden.

»Als je niet oefent, ben je niet meer mee. Dat is ook de reden waarom jonge jazzmuzikanten, hier en in de Verenigde Staten, met mij willen blijven werken: omdat ik niet ben blijven steken in het verleden.»

HUMO Dat is allicht ook de reden waarom deze lezers van het vermaarde jazzmagazine Down Beat u bijna ieder jaar – al veertig jaar lang – uitroepen tot winnaar in de categorie ‘Miscellaneous Instruments’, diverse instrumenten.

THIELEMANS «De legendarische trompetspeler Clifford Brown heeft ooit eens tegen mij gezegd : ‘Toots, the way you play the harmonica, they should not call it a miscellaneous instrument. ‘ Dat is één van de mooiste complimenten die ik ooit heb gekregen.»

HUMO Oefent u ook iedere dag zoveel op uw gitaar?

THIELEMANS «Nee, dat gaat niet meer. Ik heb in 1981 een beroerte gehad, en sindsdien functioneert de linkerhelft mijn lichaam niet meer zo goed. Mijn been is gedeeltelijk verlamd, waardoor ik mank loop, en in mijn arm heb ik minder gevoel dan vroeger, waardoor ik niet meer genoeg coördinatie en vingervlugheid heb om goed gitaar te kunnen spelen. Gelukkig ondervind ik daar weinig of geen last van als ik mondharmonica speel.

»Ik vind het wel jammer dat ik niet meer zo goed gitaar kan spelen, want op mijn Gibson heb ik mijn mooiste composities gemaakt. ‘Bluesette’, bijvoorbeeld. Dat heb ik in 1962 geschreven, en het is een wereldhit én een jazzstandard geworden. Ondertussen bestaan er zeker honderd versies van, maar mijn eigen versie vind ik nog altijd de beste.»

HUMO Met ‘Bluesette’ bent u doorgebroken in Amerika. Ze spraken er zelfs van de Toots Thielemans Sound. Daarmee bedoelden ze uw typisch unisono-geluid: fluiten, terwijl u loopjes maakt op de gitaar.

THIELEMANS «De Toots Thielemans Sound heeft me veel geld opgebracht, omdat ik vaak voor reclamefilmpjes werd gevraagd. Mijn bekendste commercial was een filmpje voor Old Spice, een aftershave. Het grappige was dat ik voor al die commercials dubbel werd betaald: als gitarist én vocalist.»

HUMO Hoe hebt u eigenlijk zo goed leren fluiten? Door veel vogelzaad te eten?

THIELEMANS «Ik heb altijd graag en veel gefloten, maar geen haar op mijn hoofd dat eraan dacht daar professioneel iets mee te doen. Tot één van mijn Amerikaanse collega’s, Al McKibbon, een zwarte bassist uit de band van George Shearing, me hoorde fluiten op de bus, en zei: ‘Hey Toots, you whistle better than you play.’ Dat heeft me aan het denken gezet, en niet lang daarna ben ik beginnen te fluiten terwijl ik gitaar speelde: zo is mijn unisono-geluid ontstaan. Vandaag fluit ik niet meer zo goed als vroeger, omdat ik slechter hoor aan één oor; daarom draag ik sinds enige tijd ook een hoorapparaat.»


Kippenvel

HUMO U hebt honderdduizenden, misschien wel miljoenen fans over de hele wereld, van Stockholm tot Tokio, maar er zijn ook veel mensen die het geluid van een mondharmonica niet kunnen hóren. Begrijpt u dat?

THIELEMANS «Tja, dat is een kwestie van smaak, hé. Sommige mensen krijgen kippenvel als ze Toots Thielemans horen, anderen worden niet goed. Een journalist van The New York Post heeft ooit geschreven: ‘We weten allemaal dat Toots Thielemans de favoriete muzikant van Quincy Jones is, en hij zou ook mijn favoriete artiest zijn, als hij niet op die verdomde mondharmonica zou spelen.’ Wat wil je dat ik daarop zeg?

»Het probleem is dat veel mensen bij een mondharmonica nog altijd denken aan kinderen. Dat geldt vooral voor de diatonische mondharmonica, waar vooral blues – en rockmuzikanten als Bob Dylan en Neil Young op spelen. Die is veel gemakkelijker te bespelen dan de chromatische mondharmonica, het type waar ik op speel, omdat je er maar één tonensoort op kunt spelen.»

HUMO Speelt u altijd op dezelfde mondharmonica?

THIELEMANS «Jazeker: op een Hohner, een Duits merk. Hohner heeft zelfs een model naar mij genoemd: de Toots Thielemans Mellow Tone. Op dat model speel ik ondertussen al tien jaar.»

HUMO Hoeveel mondharmonica’s hebt u eigenlijk?

THIELEMANS «Enkele tientallen. Geregeld raakt er in een mondharmonica een noot verstopt. Daarom heb ik tijdens optredens altijd een paar reserve-instrumenten op zak.»

HUMO U lijdt al uw hele leven aan astma. Heeft dat nooit een invloed gehad op uw harmonicaspel?

THIELEMANS «Nee. Ik heb mijn manier van spelen aangepast aan mijn ademhaling, niet omgekeerd. Als ik een klassieke muzikant zou zijn, die precies zou moeten spelen wat er op zijn partituur stond, zou mijn astma mij wél parten spelen, omdat mijn ademhaling te onregelmatig is om een compositie exact volgens de richtlijnen van de componist te spelen. Daarom is jazz ook zo geschikt voor mij. Als een noot me te lang duurt, maak ik hem gewoon korter, ik adem in, en ik brei er een andere noot of een paar andere noten aan vast, allemaal binnen dezelfde maat.»

HUMO U zult de geschiedenis ingaan als de man die de mondharmonica, een instrument dat vroeger alleen door blues – en folkmuzikanten werd gehanteerd, in de jazz heeft geïntroduceerd. Vijftig jaar later bent u eigenlijk nog altijd de enige professionele jazzmuzikant die mondharmonica speelt. Waarom hebt u zo weinig concurrentie?

THIELEMANS «Er zijn genoeg andere muzikanten die mondharmonica spelen, alleen hebben die over het algemeen geen eigen stijl en kunnen ze niet improviseren. Dat weet ik omdat ik veel tapes toegestuurd krijg van mondharmonicaspelers uit de hele wereld, van Rusland tot Japan, die mijn mening vragen over hun muziek. Technisch zijn die jongens doorgaan heel goed, maar er ontbreekt een ziel in hun muziek. Als ik naar hun muziek luister, krijg ik geen kippenvel, en dat is voor mij het allerbelangrijkste. Alleen Stevie Wonder geeft me altijd kippenvel.»

HUMO Eigenlijk is het vreemd dat u als blanke zo’n hoog niveau hebt gehaald in de jazzwereld. Bijna alle andere grote jazzmuzikanten zijn zwart.

THIELEMANS «Jazz is inderdaad per definitie een zwarte aangelegenheid. Zwarten hebben meer feeling voor jazzmuziek, het zit in hun bloed, in hun geschiedenis. Het is bijna racistisch om zoiets te beweren, en veel zwarten horen het niet graag, maar het is wel zo. Er is een groot verschil tussen de manier waarop blanken en zwarten jazz spelen. Ik hoor het onmiddellijk wanneer een jazzmuzikant blank of zwart is. Daarom is het inderdaad een beetje vreemd dat ik het zo ver heb geschopt als jazzmuzikant. Maar ik ben dan ook geen echte blanke: ik ben een Afro-Americanized Marollien. Ik speel met mijn Brusselse roots Afro-Amerikaanse muziek. Quincy Jones zei ooit tegen mij: ‘Man, you’re not from Belgium. You are from Mississippi. Your mother must have slept with a brother .’ (lacht

HUMO U bent een voorbeeld en een idool voor de nieuwe generatie jazzmuzikanten. In Italië komen jonge muzikanten naar het schijnt uw hand kussen in pure Godfather-stijl.

THIELEMANS «Ik ben zowat de laatste levende muzikant die de ontwikkeling van de bebop van dichtbij heeft meegemaakt. Al mijn vrienden en collega’s van vroeger zijn ondertussen dood: Charlie Parker, Miles Davis, Dizzy Gillespie, John Coltrane, Chet Baker, Dexter Gordon… Voor veel jonge mensen ben ik een symbool van een tijdperk. In Italië drukken mijn fans hun bewondering inderdaad op een heel expressieve manier uit, maar dat doen ze in Japan ook, hoor. Daar hebben ze alleen wat meer problemen met de ‘l’ en de ‘r’. Ze zeggen: ‘When you pray it make us cly.’ (lacht) Ik vind het allemaal even prettig. Zolang ik maar kan optreden en mijn publiek kippenvel bezorgen.

»Ik herinner me één concert in Montreal, in het theater waar Jacques Brel zijn laatste concert heeft gegeven voor hij definitief naar de Marquises vertrok. Ik heb daar in mijn eentje ‘Ne Me Quitte Pas’ gespeeld, voor een volle zaal, en toen ik mijn laatste noot had geblazen, kreeg ik een staande ovatie van wel tien minuten. De volgende dag stond er in de krant: ‘Je kon het publiek achter in de zaal horen snotteren van ontroering.’ Zoiets leer je niet op school, hè?»


Braaf menneke

HUMO Laten we nog even terugkeren naar het prille begin. Herinnert u zich nog hoe de jazz tot u is gekomen?

THIELEMANS «Absoluut. De eerste plaat die ik kocht, in een platenwinkeltje in de Graaf Van Vlaanderenstraat in Molenbeek, was een opname van Louis Armstrong & The Mills Brothers uit 1939; ‘Carry Me Back To Old Virginia’. Ik heb die plaat létterlijk grijs gedraaid. Ik heb Armstrong & The Mills Brothers later trouwens nog ontmoet, in The Flamingo Hotel in Las Vegas, waar ik in de jaren vijftig optrad met George Shearing: wij speelden in de kleine lounge, zij in de grote.»

HUMO Hoe bent u uiteindelijk vanuit de Marollen in Amerika terechtgekomen?

THIELEMANS «Ik ben in 1947 mijn oom gaan bezoeken, die in Miami woonde. Drie dagen voor ik weer naar Europa zou terugkeren, ben ik naar New York gegaan. In de legendarische jazzclub The Three Deuces, in 52th Street, heb ik mee mogen jammen met trompettist Howard McGhee en pianist Lenny Tristano. Billy Shaw, de manager van Charlie Parker en Miles Davis, was er ook, en hij wou me onmiddellijk engageren.

»Ik ging terug naar België, maar ik wist dat mijn toekomst in Amerika lag. Ik ben toen nog een paar jaar in Brussel blijven rondhangen, maar het was alsof er voortdurend iemand in mijn rug stond te duwen, richting Amerika. In 1952 ben ik samen met mijn eerste vrouw naar New York vertrokken.»

HUMO Hoe herinnert u zich die eerste jaren in de States?

THIELEMANS «In het begin hadden wij het niet gemakkelijk. In New York alleen al waren er toen 30.000 muzikanten, die allemaal op zoek waren naar werk. Ik heb toen eerst zes maanden op het kantoor van Sabena gewerkt, waar ik 47 dollar per week verdiende, net genoeg om de huur en wat eten te kunnen betalen. ’s Avonds ging ik meestal naar de Down Beat Club. Daar speelden Stan Getz en Lee Collins, en ik mocht af en toe meespelen.

»Eind 1952 kreeg ik dan een telefoontje van George Shearing, die het beste jazzcombo uit die tijd had. Hij vertelde me dat zijn gitarist in het leger moest en vroeg of ik niet wou invallen. Ik heb uiteindelijk zes jaar met Shearing door Amerika getoerd, en achttien platen met hem opgenomen.»

HUMO In de jaren daarop hebt u met zowat alle grote jazzmuzikanten gespeeld: Charlie Parker, Miles Davis, John Coltrane, Dizzy Gillespie, Chet Baker, Milt Jackson, Sarah Vaughan, Ella Fitzgerald, Bill Evans…

THIELEMANS «Ik heb met de beste jazzmuzikanten gespeeld, en ik heb heel veel van hen geleerd, maar toch heb ik geen heimwee naar die tijd. Ik heb niet het soort mens dat voortdurend achterom kijkt. De jaren vijftig en zestig waren fantastisch voor mij, maar de jaren zeventig, tachtig en negentig waren dat ook. Ik werk nu vrij veel met Kenny Werner, een fantastische Amerikaanse pianist en dat vind ik even belangrijk en plezierig als destijds de samenwerking met Charlie Parker of George Shearing.»

HUMO Charlie Parker is in 1955 gestorven aan een overdosis cocaïne. Veel andere jazzmuzikanten uit die tijd waren ook zware druggebruikers. Bent u altijd clean gebleven?

THIELEMANS «Ik heb ooit eens één joint meegerookt, in een jazzclub ergens in San Francisco. Ik heb twee trekjes gedaan, maar daar is het bij gebleven. Ik herinner me dat ik opeens heel veel begon te praten. Ik blééf maar kletsen, ook op het podium, tot er iemand achteraan in de zaal riep: ‘Hey Toots, why don’t you play something!’ (lacht)

»Ik ben altijd erg bang geweest van drugs. Eigenlijk was ik een heel braaf menneke, zeker in mijn beginjaren. Ik was ook heel plichtsbewust: ik oefende dagelijks een paar uur op mijn gitaar en mijn harmonica, en dat zou me nooit gelukt zijn als ik drugs had gebruikt. Soms vraag ik me weleens af hoe mijn leven zou zijn verlopen als ik had geleefd zoals Charlie Parker of Chet Baker. Ik weet het niet, waarschijnlijk veel avontuurlijker. Maar het verschil is dat ik nog leef en zij allang dood zijn.»

HUMO U hebt ook met veel grote namen buiten de jazzwereld gewerkt: Paul Simon, Billy Joel, Quincy Jones, Pat Metheney… Wie van hen is u als de grootste persoonlijkheid bijgebleven?

THIELEMANS «Zonder enige twijfel Quincy Jones. Hij is niet alleen een goede vriend, maar ik vind hem ook een zeer groot muzikant en producer. Dankzij hem heb ik kunnen meewerken aan de filmmuziek van ‘The Getaway’ en ‘The Midnight Cowboy’. Later heb ik ook nog meegewerkt aan de muziek van ‘The Sugarland Express’, ‘Cinderella Liberty’, ‘Turks Fruit’ en ‘Jean de Florette’? Ook de muziek van de Nederlandse tv-serie ‘Baantjer’ heb ik mee geschreven. En het wereldbekende wijsje van ‘Sesamstraat’ heb ik ooit opgenomen.»

HUMO U hebt in uw carrière veel schnabbels gedaan. Sommige van uw collega’s hebben u dat kwalijk genomen. ‘Een echte artiest houdt zich niet bezig met reclame’, luidde het.

THIELEMANS «Misschien heb ik inderdaad wat te veel toegevingen gedaan aan de commercie. Maar je mag niet vergeten dat ik tot de jaren zeventig nooit meer dan vijfduizend dollar op de bank had staan. Soms had ik geen geld, maar moest ik toch mijn huur betalen. In plaats van dan te gaan afwassen of met een taxi rond te tijden, koos ik ervoor muziek te blijven spelen.»

HUMO Veel mensen vinden jazz nog altijd ‘moeilijke’ muziek. Kunt u dat begrijpen?

THIELEMANS «Het hangt er maar van af wat je met jazz bedoelt. Jazz is een regenboog met een heleboel verschillende kleuren. Je hebt klassieke jazz, dixieland, bebop, avantgardistische jazz, cool jazz… Je kan Debussy toch ook niet vergelijk met Bach of Rachmaninov en dan zeggen dat klassieke muziek ‘moeilijk’ is?»

HUMO Kunt u uw liefde voor jazz in één zin omschrijven?

THIELEMANS «Jazz is mijn manier om me uit te drukken. Jazz is controlled emotion. Soms raak ik tijdens een optreden zo ontroerd dat ik tranen in mijn ogen krijg. Maar dat mág niet, want dan verlies ik mijn concentratie en maat ik fouten.»

HUMO Hebt u een muzikaal motto?

THIELEMANS «I feel the best in that little space between a smile and a rear. Ik voel me het beste in die kleine ruimte tussen een glimlach en een traan.»

HUMO Vindt u mensen die niet van jazz houden dommeriken?

THIELEMANS «Absoluut niet. Muziek is een kwestie van smaak, niet van intelligentie. De ene mens krijgt kippenvel van Sting, de andere van Toots Thielemans: that’s how it works

HUMO Volgt u de moderne muziek ook een beetje? House, rap, hiphop, drum-‘n-bass?

THIELEMANS «Ik probeer naar alles te luisteren, ik kijk ook geregeld naar MTV, maar er is niet veel nieuwe muziek die me kan bekoren. Ik vind het allemaal zo weinig… bezield. Veel van die nieuwe zangers en muzikanten beseffen trouwens niet dat ze de mosterd bij de jazz en blues hebben gehaald: rap, hiphop en drum-‘n-bass hebben hun wortels in de Afro-Amerikaanse muziek.»

HUMO Van welke muziek, behalve van jazz, krijgt u nog meer kippenvel?

THIELEMANS «Van Debussy en Ravel. Mensen zeggen me weleens dat ik niet modern genoeg ben, maar dat vind ik niet erg. Ik volg mijn gevoel, en mijn gevoel houdt niet van de muziek van Eminem en Limp Bizkit


Nog twintig jaar

HUMO U bent in 1957 Amerikaan geworden. Waarom?

THIELEMANS «Omdat ik geen enkele reden meer zag om nog Belg te blijven. Ik woonde en werkte in Amerika, en ik ging ervan uit dat ik nooit meer naar België zou terugkeren. Mijn Amerikaanse nationaliteit heeft veel dingen een stuk gemakkelijk gemaakt. Maar nu ik weer wat vaker in België ben, denken mijn vrouw en ik erover om opnieuw de Belgische nationaliteit aan te vragen. Dan zouden we én Belg én Amerikaan zijn.»

HUMO Bent u graag Amerikaan?

THIELEMANS «Ik zie mezelf als een wereldburger, maar ik hou niet van de vooroordelen die veel Europeanen hebben tegenover Amerikanen. Amerikanen zouden chauvinistisch en racistisch zijn, ze zouden alleen rotzooi eten… Die clichés slaan nergens op.»

HUMO In Amerika bent u al dertig jaar een levende legende, terwijl u in uw geboorteland altijd veel minder erkenning hebt gekregen. Hoe komt dat?

THIELEMANS «Daar is de laatste tijd gelukkig wat verandering in gekomen, zeker nu ik de titel van baron heb gekregen. Maar een Belg moet zichzelf blijkbaar altijd eerst in het buitenland bewijzen voor hij hier iets te betekenen heeft. Brel heeft het ook eerst in Parijs moeten waarmaken.»

HUMO Hoe vindt u het om op uw 79ste een baronstitel te mogen dragen?

THIELEMANS «Niet slecht voor een ketje uit de Marollen, hè? (lacht) Ik voel me natuurlijk vereerd, héél vereerd. Ik ben dankbaar voor iédere onderscheiding – twee weken geleden nog de Edison voor mijn hele oeuvre, op het North Sea Jazz Festival in Den Haag – maar een onderscheiding in België heeft toch altijd een extra dimensie.»

HUMO U bent bijna tachtig jaar, maar u blijft maar doorgaan als een twintiger. U hebt de voorbije weken opgetreden in Amerika, Japan, Nederland, Frankrijk, Zweden, Spanje en België. Wat is uw geheim?

THIELEMANS «Ik héb geen geheim. Ik heb gewoon geluk dat een goede gezondheid heb, en vooral: dat ik kan doen wat ik graag doe. Zolang die Meneer of Madame van hierboven mij laat doen, blijf ik muziek maken. Nog twintig jaar, hoop ik.»

HUMO Hebt u nog concrete plannen voor de toekomst?

THIELEMANS «Mijn beste jaren moeten nog komen, hoop ik. Ik wil nieuwe muzikanten ontmoeten, nieuwe melodieën ontdekken, nieuwe trends leren kennen… Zoals een schilder zal ik steeds op zoek blijven naar een nieuw kleurtje.»

HUMO U bent, ondanks uw succes, altijd opvallend bescheiden gebleven. Hoe doet u dat?

THIELEMANS «Ik heb altijd geleefd volgens het motto: I wanna be myself, no more no less. Ik heb altijd heel goed beseft wat ik kon en wat ik niet kon. Daarom ben ik nooit naast mijn schoenen gaan lopen. Ik heb geleerd dat je op een podium moet doen wat je het beste kan, en het beste wat ik kan is: mijn ogen sluiten en blazen.

»Ik heb nooit iets voor mezelf gedaan: de muziek kwam altijd op de eerste plaats. Muziek is de motor die me doet draaien. Of ik nu alleen ben, of ik treed op voor tienduizend man: dat maakt voor mij geen verschil. Het gaat me uitsluitend om de muziek zelf. De muziek is mijn dierbaarste vriend, en dat zal altijd zo blijven.»

(Verschenen in Humo in 2001)

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234