kristien hemmerechts herdenkt herman de coninck
‘Ik heb Herman die laatste maanden de toestemming gegeven om te sterven’
Op 22 mei 1997 verloor Kristien Hemmerechts haar man: op weg naar een literair congres in Lissabon kreeg Herman de Coninck een hartaanval, zakte ineen op het trottoir en stierf in de armen van zijn collega Anna Enquist. In ‘Taal zonder mij’ (Atlas) doet Hemmerechts het verhaal van de verwarrende maanden na de dood van De Coninck. Daarnaast gaat ze in zijn gedichten op zoek naar gelijkenissen en verschillen tussen de dichter en de mens De Coninck. Zo wordt haar postuum cadeau aan haar man ook een bijsluiter bij ‘De gedichten’ (De Arbeiderspers), de zopas verschenen cassette met De Conincks verzamelde gedichten. De publicatie van beide boeken is uitstekend getimed: het is vaak herfst in dit tweeluik over leven in de schaduw van de dood.
(Verschenen in Humo op 13 oktober 1998)
HUMO Over ‘Ze wou altijd voor alles een negen’, een gedicht van Herman over jou, heb je gezegd: ‘Het claimt te zeggen wie of wat ik ben. Ik heb er een hekel aan. Ik wil niet in een gedicht gevangenzitten.’ Doe jij nu niet net hetzelfde met Herman?
KRISTIEN HEMMERECHTS «Ik was me al schrijvende enorm bewust van de onrechtvaardigheid van wat ik aan het doen was. Herman heeft immers geen wederwoord meer. Ik heb geprobeerd de autobiografie te schrijven die hij niet meer heeft kunnen schrijven. Daarom heb ik mij in sterke mate beperkt tot wat hij toch al vrijgegeven had in zijn poëzie, in andere geschriften en in interviews. Ik was er me wel degelijk van bewust dat ik me op erg glad ijs begaf, ik noem mezelf in het boek ook de inadequate ghostwriter van zijn autobiografie.»
HUMO Was het echt nodig op het publieke forum te rouwen? Je schrijft zelf: ‘Zwijgen is veiliger dan spreken’ en ‘Zwijgen is krachtiger dan spreken’.
HEMMERECHTS «Ik ben nu eenmaal een schrijver. De dood van Herman lag als een rotsblok op mijn weg. Ik moest of erover schrijven, of helemaal niet meer schrijven. Een andere mogelijkheid was er simpelweg niet. Meteen na zijn dood overheerste het gevoel dat ik nooit meer iets zou kunnen schrijven. Dat is cultureel-traditioneel ook de rol van de weduwe: zij hult zich in het zwart, buigt het hoofd, schuifelt door de straten en zwijgt. Maar door te blijven werken, uit te gaan en actief te zijn, heb ik die rol verworpen.»
HUMO Je pareert in het boek zelf al de kritiek dat je geld puurt uit de dood van Herman: ‘Misschien moet ik de opbrengst van dit boek afstaan aan een centrum voor palliatieve zorg. Of aan hart- en bloedvatenresearch.’
HEMMERECHTS «Als ik echt veel aan dit boek zou verdienen, wat ik nu nog niet weet, ga ik met mijn boekhouder praten om te zien wat de mogelijkheden zijn. Ongetwijfeld zijn er mensen die denken dat ik mijn verdriet te gelde maak. Er is niets dat mensen niet denken. Maar ik heb dit boek voor Herman geschreven, niet voor de centen. Dit boek is mijn postuum cadeau aan Herman, ik had het gevoel dat ik ‘m iets verschuldigd was. ‘Taal zonder mij’ is een handleiding bij zijn verzameld werk.»
Zendingsdrang
HUMO Heb je je afgevraagd of je dit nu allemaal wel openbaar moest maken?
HEMMERECHTS «Onze levens hadden hoe dan ook al iets publieks, geleidelijk aan waren we eraan gewend geraakt dat we een stuk van onze privacy te grabbel gooiden. Als Herman mij had overleefd en over mij een boek had geschreven, zou hij volgens mij veel verder gegaan zijn in het vrijgeven van intimiteit. Hij kon ontstellend veel van zijn eigen leven blootgeven, tot mijn verbijstering zelfs aan mensen die hij nauwelijks kende. Ik heb ‘m meer dan eens in een telefoongesprek met een losse medewerker van het NWT horen vertellen over iets huishoudelijks dat ‘m bezighield. Ook in zijn correspondentie gaf Herman heel veel prijs, en in zijn gedichten natuurlijk. In de cyclus ‘Mechelen’ in ‘Schoolslag’ gaat het bijvoorbeeld over het beetje pedofiel dat zijn vader was, ik denk dat veel mensen zoiets erg stilletjes zouden houden.»
HUMO Maar was het bijvoorbeeld nodig in ‘Taal zonder mij’ te vermelden dat Herman ‘absoluut niet’ te kampen had met impotentie?
HEMMERECHTS «Misschien heb ik dat geschreven uit een soort van vrouwelijke trots (lacht).
»Ik wist niet dat zware rokers impotent kunnen worden. Als je erover nadenkt, is ‘t natuurlijk wel logisch: nicotine vernauwt immers de aders. Ik ben zelf enorm geschrokken van het gesprek met die arts na de dood van Herman. Eigenlijk dacht ik ook wel dat Herman met dat roken gerust tachtig kon worden. Ik had me net zomin als hij gerealiseerd dat met zijn genetische erfenis en zijn leefgewoontes dat vele roken wel fataal moest zijn. De dokter heeft me verteld dat Herman in geen geval de volgende eeuw gehaald zou hebben.
»Er zit ongetwijfeld ook enige zendingsdrang in dit boek: ik wil de lezers inprenten dat roken echt heel erg gevaarlijk is, ik heb de gevolgen ervan heel het boek door beklemtoond. Daarom wilde ik ook die dreigende impotentie vermelden. Maar als ik daar dan verder niks aan toevoegde, zou het lijken alsof Herman er ook last van had en dat was niet het geval. Maar eigenlijk vind ik ieders seksleven privé, ik heb er bijvoorbeeld geen seconde aan gedacht om te schrijven hoe Herman was als minnaar.»
HUMO Heb je dan niet overwogen te zwijgen over de drie maanden dat jullie uit elkaar waren?
HEMMERECHTS «Eind ‘95 heb ik een poging ondernomen van Herman weg te gaan, maar na drie maanden realiseerde ik me dat ik dat niet kon. Hij was te veel een deel van mij en ik van hem. Het was ook een zeer halfslachtige poging, ik woonde hier bijvoorbeeld nog wel. De eerste maanden na de dood van Herman heb ik mij daar natuurlijk verschrikkelijk schuldig over gevoeld. Ik weet dat die periode Herman absoluut geen deugd gedaan heeft, het was de zoveelste zware klap in zijn leven. Vlak na zijn dood zat ik daar echt mee: nogal wat mensen waren op de hoogte en ik vreesde dat ze niet zouden geloven dat ik echt rouwde om Herman.
»Maar toen ik over die schuldgevoelens praatte, ontdekte ik dat er in de meeste huwelijken periodes zijn dat de partners elkaar naar de maan wensen en de communicatie op een laag pitje staat. Toen voelde ik dat enorme schuldgevoel afnemen en begon ik het mezelf te vergeven. Ik merkte ook dat mijn openheid en eerlijkheid mensen verzoende met hun eigen, verre van ideale huwelijksleven.»
HUMO Zo kennen we je: Kristien Hemmerechts als de bevechtster van taboes.
HEMMERECHTS «Het zou toch beter zijn als dat taboe zou verdwijnen en iedereen de moed zou hebben eerlijker te zijn? In Vlaanderen heerst een taboecultuur, een cultuur van rolluiken. Hier ontstaat blijkbaar snel de neiging om het potje gedekt te houden. Het gevoel overheerst dat je door te praten problemen creëert, alsof de dingen zich vanzelf oplossen als je er maar niet over praat.
»Zodra mijn schaamte over die periode weg was, viel het me helemaal niet moeilijk erover te schrijven. Dat is de kern van de zaak. Op een gegeven moment schrijf ik ook dat ik na de dood van Herman met iemand anders naar bed moest gaan, alsof een levend iemand zich mijn lijf moest toe-eigenen. Ik kan me voorstellen dat mensen vinden dat ik dat niet had hoeven te schrijven. Maar dat zou betekenen dat ik me daarover schaam, terwijl dat helemaal niet het geval is. Dat is opnieuw die missionaris in me: door zelf die schaamte te overwinnen, maak ik het anderen makkelijker dat ook te doen.»
Mogen sterven
HUMO Bij het verschijnen van de verzamelde gedichten van Hans Andreus vroeg Herman zich af of het wel een goed idee was al zijn probeersels in die verzamelbundel op te nemen. Bewijs je Herman een dienst door zijn verspreid gepubliceerde gedichten ook op te nemen in ‘De gedichten’?
HEMMERECHTS «Daar hebben we een poosje over gediscussieerd. In zijn universiteitsjaren heeft Herman naïeve, puberale gedichten geschreven en die staan nu ook in `De gedichten’. Ik hoop dat men die in de juiste context leest, al besef ik dat we de deur wijdopen zetten voor kritiek en het zijn vijanden heel makkelijk maken. (Zucht) Het zij zo, ik heb intussen geleerd dat het zinloos is te geloven in de goedheid van de mens. Zelf vind ik het fascinerend te zien hoe die gedichten groeien, hoe die stem ontstaat. Bij een schilder vind ik de voorafgaande schetsen ook vaak interessanter dan het uiteindelijke doek.»
HUMO Af en toe onthutsen die gedichten ook, zo staat eigenlijk alles al in het zeer prille gedicht ‘afscheid’ uit 1964: ‘Zeg aan mijn lief dat ze mooi was, / Zeg het met zoenen, dat verstaat ze best. / Laat ze maar treurig zijn, het maakt haar / zoveel mooier. Zeg maar dat ik nooit meer / roken zal, ze moet niet vrezen voor kanker, / zeg dat ik nooit meer drinken zal, ik heb mijn leven gebeterd: ik ben dood nu. / En vergeet niet te zeggen dat ze mooi was.’
HEMMERECHTS «Er zat altijd al veel dood in de gedichten van Herman. Je mag niet vergeten dat zijn vader gestorven is toen hij 21 was en zijn vrouw toen hij 27 was. Dat is niet niks. Dat was ook een beetje de band tussen ons beiden. lk had immers twee zoontjes kort na de geboorte verloren. Niemand heeft me op dat vlak ooit zo goed begrepen als Herman.
»Ik heb Herman negen jaar en drie maanden gekend, en negen jaar en drie maanden hebben wij het dagelijks over de dood gehad. De eerste nacht dat ik bij hem sliep, droomde ik over zijn begrafenisstoet. Ik heb Herman altijd, van de allereerste dag, geassocieerd met de dood. Waaraan ligt zoiets? Hij was zelf zeer sterk met de dood bezig. Herman wist dat hij meer dan roofbouw pleegde op zijn lichaam, dat hij Russische roulette speelde met zijn gezondheid: hij rookte en dronk te veel, deed nauwelijks aan lichaamsbeweging en sliep zeer onregelmatig. In een van mijn donkerste stemmingen schreef ik na zijn dood in een notitieboekje: ‘Ik heb negen jaar met een stervende geleefd.’ Zelf ben ik nogal een gezondheidsfreak, zeker in het begin heb ik erg gevochten tegen zijn ongezonde gewoontes.»
HUMO Heb je nu spijt dat je niet meer gevochten hebt?
HEMMERECHTS «Nee. Mijn vader citeerde vaak wat over de vrouw van Willem Kloos gezegd werd: zij zou hem van het drinken en van de poëzie afgebracht hebben. Dat zal men van mij dus niet kunnen zeggen. Men zegt vaak van vrouwen dat ze hun man willen temmen. Misschien heb ik dat ooit wel gewild, maar ik ben er niet bijster goed in geslaagd. Herman leefde zoals hij wilde: als de dokter ‘m bijvoorbeeld aanraadde minder zout te eten, kocht hij zoutloos brood dat hij vervolgens met flink gezouten beleg at. Als ik van Herman een soort van wezen had gemaakt dat dronk noch rookte en op tijd ging slapen, had ik net zo goed met Jan Klaassen kunnen trouwen. Het zat allemaal in één pakket, en ik heb hem de toestemming gegeven daar niets aan te veranderen. Ik heb ook zeer sterk het gevoel dat ik hem op het einde van zijn leven de toestemming heb gegeven om te sterven, om niet naar een dokter te gaan, om zich niet te laten verzorgen, om niet gezonder te gaan leven. Ik heb het gevoel dat hij van mij heeft mogen sterven.»
HUMO Kreeg je dat gevoel achteraf?
HEMMERECHTS «Toch niet, ik was letterlijk op en leeg de maanden voor zijn dood. lk had het gevoel dat de strijd gestreden was en dat we dat allebei wisten. lk denk dat hij besefte dat het niet meer lang kon duren en dat hij daar ook ontzettend bang voor was. Het is absoluut niet zo dat Herman niet wilde leven. Hij verlangde wel naar de dood, maar tegelijk heb ik weinig mensen gekend die zo graag leefden als hij. Hij was een heel paradoxaal mens. Ik heb nooit iemand gekend die zo kon genieten van kleine, onnozele dagelijkse dingen, van de blauweregen in de tuin, van pesto, van de poes. Hij kon ook ontzettend blij zijn als we echt een gezinnetje vormden en bijvoorbeeld allemaal samen naar een domme video zaten te kijken.
»Volgens mij verlangde hij eigenlijk naar een toestand waar hij de twee had: hij wilde dood zijn, zodat al het vervelende gedoe met deadlines en telefoons achter de rug was, en er tijd en ruimte was voor genieten. Dat zocht hij ook in de drank. Dronkenschap interesseerde hem niet, hij hield van de euforie, van de lichtheid van het bestaan, van het vrij zijn van moeten, het vrij zijn van verantwoordelijkheid. Zijn ideale toestand was: ‘s nachts die euforie bereikt hebbend de koptelefoon opzetten en naar een opera luisteren. Dan was hij tegelijk nog wel en niet meer op aarde.»
Zijn betere ik
HUMO Besef je dat je in je boek een aantal van Hermans stijltics overgenomen hebt? Zinnetjes als ‘Poëzie kan veel hebben’ zijn honderd procent De Coninck.
HEMMERECHTS «Dat heb ik gedaan, als een soort eerbetoon. Herman schreef en sprak in heerlijke boutades, hij zou net zo goed van pasta gezegd kunnen hebben: ‘Pasta kan veel hebben.’»
HUMO Is de analyse van zijn poëzie in ‘Taal zonder mij’ van jezelf of baseer je je op wat hij je in de loop der jaren verteld heeft?
HEMMERECHTS «’t Is zijn interpretatie. Hij zei dikwijls dat in zijn poëzie zijn betere ik aan bod kwam, in zijn gedichten ontwierp hij de man die hij zou willen zijn. Net zo goed ontwierp hij een moeder, een vader, vriendinnen, kortom: een frivoler alternatief voor de door zijn strenge moeder gedomineerde werkelijkheid. Hij had het gevoel dat het op papier allemaal beter lukte dan in werkelijkheid. Dat zag ik wel, maar pas door met die gedichten bezig te zijn ben ik gaan beseffen hoe ver het voor Herman ging.
»Ik had voordien nooit zo scherp gezien dat ook voor zijn poëzie die verdwijntruc van ‘m cruciaal was, dat verlangen naar het niets, naar afwezigheid, naar lichtheid. Wat hij echt verlangde, en dat heeft hij nu dus ook bereikt, was dat zijn poëzie de enige werkelijkheid zou zijn. Die gedachte is mij helemaal vreemd, ook al ben ik dan zelf schrijfster. Bij mij neemt het schrijven en het geschrevene veel minder de plaats in van het leven. Maar Herman wilde eerst via de taal de schepping verbeteren en vervolgens zelf verdwijnen uit de taal: ‘Taal zonder mij’ schrijft hij ergens in ‘Vingerafdrukken’. Op zijn grafsteen staat heel toepasselijk: ‘grafsteen die luistert naar wat erin is gegrift. / Letters die luisteren tot ze vol regen staan.’ – de slotregels van ‘Ars poetica’ uit ‘Vingerafdrukken’.»
HUMO Nog meer inzichten achteraf: ‘Ik zie nu beter wat ik toen niet voldoende zag: dat hij erg veel van mij hield, van mij en van wat wij samen hadden.’
HEMMERECHTS «Ons leven daverde en was heel druk, waardoor ik er enigszins oppervlakkig doorheen gleed. Zo heb ik pas na de dood van Herman ingezien dat, hoewel we niet het perfecte koppel waren, we echt wel van elkaar hielden. ‘t Was een moeilijke liefde, maar wel een liefde.
»Van alle aankomende schrijvers die veel belang hechtten aan het oordeel van Herman, ben ik het verst gegaan: ik ben met ‘m getrouwd. Maar ik dweepte niet met Herman, ik ben niet zo goed in bewondering. Ik heb Herman dikwijls gevraagd waarom hij niet getrouwd was met iemand die ‘m adoreerde. Maar dat interesseerde ‘m totaal niet. Ik denk dat het tussen ons vaak een gevecht is geweest, want ook ik ben nooit geïnteresseerd geweest in mensen die dodelijk verliefd op me waren. Dat is een soort van perversiteit, het is immers veel makkelijker een relatie te hebben met iemand die alles fantastisch aan je vindt.
»Ik was geen fan van hem, hij geen fan van mij. We waren geen applausmachines voor elkaar, maar elkaars eerste en meest kritische lezer. Het was duidelijk dat Herman en ik elkaar inspireerden, stimuleerden, uitdaagden. Hij heeft vrij veel gepubliceerd in de periode dat we samen waren, en ik wilde zinnen schrijven die hij niet zou schrappen en hem de roman voorleggen die zijn goedkeuring zou wegdragen. Het was een soort van intellectuele verleidingsdans tussen twee trotse, koppige mensen.»
HUMO Jullie moeten het er ook over gehad hebben dat hij wellicht eerst zou sterven.
HEMMERECHTS «Hij was daar absoluut van overtuigd, maar ik weigerde dat te aanvaarden. Ik hoopte eigenlijk heel hard dat ik eerst zou sterven. Herman moest aan dat bureau blijven zitten, hij was de spil waarrond dit huis draaide.
»Uit onze gesprekken over de dood wist ik dat hij begraven wilde worden, niet gecremeerd. Had hij geen kinderen gehad, dan had ik ‘m tegen zijn wens in toch gecremeerd. Ik zou dan veel meer rust hebben. Ik heb heel veel moeite met die aftakeling, die ontbinding. lk heb er zelfs over nagedacht of het haalbaar zou zijn ‘s nachts naar het kerkhof te gaan, de kist op te graven en te verbranden, en de asse terug te begraven, zodat niemand iets zou merken.»
Haar slechte ik
HUMO Eind vorig jaar zei je in een interview: ‘Ik wilde zijn naakte lijk zien.’
HEMMERECHTS «Ik begrijp mensen niet die die behoefte niet hebben. Ik had die confrontatie absoluut nodig, ik vond het sowieso al heel moeilijk tot me door te laten dringen dat Herman dood was.»
HUMO Maar het was wel verschrikkelijk: ‘Zijn lijk werd naar België gerepatrieerd met een kaartje aan zijn teen waarop zijn naam. En zijn schedel was opengemaakt en met een grove steek weer dichtgenaaid. Zo ook zijn lies en zijn borst en buik, van hoog tot bij zijn strottenhoofd tot zijn onderbuik. Er druppelde bloed uit de snee in zijn lies.’
HEMMERECHTS «Ik weet niet of ik het verschrikkelijk vond, al vond ik dat kaartje aan zijn teen wel heel erg. Het lijk van iemand maakt evenzeer deel uit van zijn mensenleven als de baby die ooit geboren werd. Daarom was het bij de begrafenis voor mij ook absoluut noodzakelijk dat men de doodskist in die kuil liet zakken. Ik moest zien waar dat lijk terechtkwam. Uiteindelijk is een geboorte ook een vieze bedoening, maar daar vindt men het wel vanzelfsprekend dat je het allemaal van dichtbij wil meemaken. Voor mij was het logisch dat ik Herman bij zijn dood zoveel mogelijk nabij wilde zijn. Ik had een sterk gevoel dat het verbond tussen Herman en mij inhield dat ik hem tot dat laatste punt zou begeleiden.
»Die laatste eer willen bewijzen is blijkbaar een reflex die zeer diep zit, want je vindt ‘m in alle culturen. Ik had zeer sterk het gevoel dat ik alles goed moest doen. Er mocht geen valse noot klinken en godzijdank is die er ook niet geweest. lk vond de begrafenis van Herman prachtig, ik zal Piet Piryns eeuwig dankbaar zijn voor de fantastische manier waarop hij alles georganiseerd heeft. Voor veel mensen was het de volmaakte begrafenis, het kon niet beter.»
HUMO Ben je geschrokken van de massale reacties op de dood van Herman?
HEMMERECHTS «Misschien wel, maar ik ben daar toch vooral cynisch over. Ik denk dat veel van die reacties te maken hadden met het plotselinge van die dood. Als Herman op zijn vijfenzeventigste gestorven was, zou dat helemaal niet zo’n weerslag gehad hebben. Het heeft zeker ook meegespeeld dat het in Lissabon gebeurde, de stad van Fernando Pessoa, dat er een literair congres gaande was, dat Hugo Claus in de buurt was, en dat hij stierf in de armen van een dichteres. Een betere enscenering voor een dood van een dichter is haast niet denkbaar. Bovendien stierf hij net op tijd voor het middagjournaal.»
HUMO Nu we toch cynisch bezig zijn: eigenlijk is hij net op tijd gestorven, er werd volop aan zijn status geknaagd.
HEMMERECHTS «Dat vond hij erg, hij was iemand die het liefst graag gezien werd. Een maand voor zijn dood kwamen we in Boedapest een dame tegen van wie hij een stuk geweigerd had voor het NWT. Zij begon een heftige discussie en ik zag ‘m helemaal stilvallen en verschrompelen. Herman vond het zeer erg dat hij door zijn machtspositie vijanden creëerde. Hij heeft die positie ook nooit gezocht, hij deed het allemaal voor de literatuur.
»Herman kon enorm afzien onder het gebrek aan erkenning, hij heeft zich altijd misbegrepen en miskend gevoeld. Als er weer iets onaardigs over ‘m verschenen was, zag ik dat op zijn bureau liggen en zat hij daarover te malen. Toen ik ging slapen, liet ik hem beloven dat hij zich niet met dat onaardige stuk bezig zou houden. Maar twee whisky’s later begon hij kwade brieven te schrijven, die ik ‘s morgens op het aanrecht vond, naast een kattebelletje met de vraag of hij die brieven zou versturen. Ik raadde ‘m dat dan steevast af en zei dat hij na zijn dood de erkenning zou krijgen die hij verdiende. En zie: zijn lijk was nog niet koud of hij kreeg de Vlaamse Cultuurprijs voor het Essay.»
HUMO De VRT-nieuwsredactie was voor jou op de hoogte van zijn dood. Was dat ook het werk van iemand die Herman niet goedgezind was?
HEMMERECHTS «Ik weet wie van het gezelschap in Lissabon het geweest is, maar ik hou het voor me. Ik ben er echt van overtuigd dat de chaos toen enorm was en dat niemand bewust iets gedaan heeft om mij of de kinderen te kwetsen. Maar dat neemt niet weg dat die man ons dus wel degelijk gekwetst heeft. Hij heeft zich daar achteraf nooit voor verontschuldigd.»
HUMO Er is een voordrachtkunstenaar die zijn programma’s aankondigt met de mededeling dat hij ‘Herman de Coninck weer tot leven brengt’. Vind je dat niet kwetsend?
HEMMERECHTS «Zoiets kwetst niet, dat is gewoon erg dom. Ik heb onlangs weer een brief van die man gekregen, hij blijft Herman blijkbaar tot leven brengen. Maar in het algemeen hebben de mensen bijgeleerd over dood en rouw. Ik heb veel minder domme reacties gekregen dan vijftien jaar geleden na de dood van mijn kinderen. Dit keer hebben de mensen een veel grotere fijngevoeligheid aan de dag gelegd. Ik kan me voorstellen dat men later zal zeggen dat er in de jaren negentig veel te veel geluld en gepraat is, maar ik heb toch het gevoel dat al die praatprogramma’s over emoties de mensen iets bijgebracht hebben.»
HUMO Maar toch schrijf je: ‘Soms wil ik mensen een beetje pijn doen, hen laten voelen hoe pijn voelt.’
HEMMERECHTS «Ik voel soms de behoefte een gezellig feest te verstoren door iets te gillen, dat is een minder fraaie karaktertrek van me. Als mensen bijvoorbeeld hun beklag maken omdat hun partner twee weken naar het buitenland moet voor het werk, moet ik heel hard op mijn tanden bijten om geen snijdende opmerking te maken. Er is een slecht mens in mij dat de vreselijkste dingen denkt als iemand weer een kind gekregen heeft. Als koppels op etentjes over hun koppel-zijn en hun vakantieplannen bezig zijn, moet ik soms gewoon weglopen, niet omdat die slechte ik zich roert, maar omdat het allemaal te veel pijn doet.»
Zelfmoord
HUMO ‘Taal zonder mij’ verschijnt precies zeven maanden na ‘I.M.’ van Connie Palmen. Er zal dus onvermijdelijk vergeleken worden.
HEMMERECHTS «‘I.M.’ ligt naast mijn bed, maar ik heb er nog altijd maar hier en daar een stukje in gelezen. Ik heb het niet willen lezen voor ‘Taal zonder mij’ af was, het bestaan van dat boek heeft me er zelfs een poosje van weerhouden mijn boek te schrijven. Het weduweboek was al geschreven, het leek zinloos dat nog eens te doen. Connie had bovendien zoveel aandacht gekregen dat het zou lijken alsof ik haar succes wilde overdoen. Vandaar dat ik mijn boek uiteindelijk via de omweg van Hermans poëzie geschreven heb. Zo is ‘Taal zonder mij’ een heel ander boek geworden dan ‘I.M.’.
»Ik kan het bijzonder goed met Connie vinden, ze is een heel geestige, warme en intelligente vrouw. Ons gedeelde weduwschap heeft ons dichter bij elkaar gebracht, maar wie Connie en mij kent, weet dat wij heel andere persoonlijkheden zijn. Connie begrijpt bijvoorbeeld niet dat ik ben blijven werken en ondanks alles keurig ben blijven doen wat ik moest doen. Zij heeft zich compleet overgegeven aan haar verdriet.»
HUMO In een interview verklaarde ze jouw gedrag: ‘Zij had natuurlijk al die ervaring van die twee dode kinderen en zag ertegen op om opnieuw vijf jaar niet te kunnen leven.’
HEMMERECHTS «Toen ik dat in Humo las, heb ik heel hard gevloekt. Ik denk dat ze zich vergist, ik heb nu dezelfde reflex als toen: na elk van die drie sterfgevallen heb ik me vooral niet willen laten begraven door het verdriet. Ook na de dood van mijn beide zoons ben ik blijven werken en functioneren. Het grote verschil is dat ik hun dood ervoer als een straf. Ik weet niet waarom, ik zou heel graag hebben dat een psychiater me dat eens kwam uitleggen. In elk geval heeft dat de rouwverwerking toen zo gecompliceerd dat ik bleef hangen in dat verdriet.
»Ik heb een enorm talent voor schuldgevoelens, misschien omdat ik in mijn leven al veel gedaan heb waarover ik me best schuldig mag voelen. Maar de dood van Herman heeft me daar op een bepaalde manier van bevrijd. Ik begrijp nu dat de dood als straf beschouwen een vorm van grootheidswaan is: alsof God zich er persoonlijk mee heeft beziggehouden mij te straffen door die kinderen te laten sterven. Nu is mijn houding veel nederiger: ik heb zoiets als ‘die dingen gebeuren’.»
HUMO Een citaat uit ‘Sprookje’, het autobiografische verhaal over de dood van je kinderen: ‘Had ik gedurfd, ik had mijn haar afgeschoren en met een scherp mesje in mijn borsten gekerfd. Ik had mezelf uitgehongerd en had in zwarte losse kleren rondgelopen. Ik was boete en rouw geworden.’
HEMMERECHTS «Die reactie heb ik nu niet gehad. Het grootste verschil is dat ik me indertijd absoluut alleen voelde met het verdriet. Maar de dood van Herman was een publiek gebeuren, een heleboel mensen waren echt aangeslagen. Daardoor heb ik die absolute eenzaamheid minder ervaren. Die is na een aantal maanden wel gekomen, maar aanvankelijk werd de dood van Herman door veel mensen gedragen. Piet was evenzeer van slag als ik, bij hem kon ik echt altijd terecht. Daardoor is de heftigheid en dat extreme van na de dood van mijn kinderen dit keer uitgebleven.»
HUMO Nog een citaat uit ‘Sprookje’: ‘Voor de wanhopige betekent het besluit om zelfmoord te plegen het einde van de wanhoop. Er blijkt een uitweg te bestaan, leven is geen noodzaak. Dat is een rustgevende gedachte.’
HEMMERECHTS «Ook na de dood van Herman heb ik die gedachte soms gekoesterd. Het gif dat je moet vermijden heet zelfmedelijden en verbittering. Dat is niet eenvoudig: hoe lief mijn vrienden ook zijn, op bepaalde momenten is iedereen met zijn leventje bezig en ben ik alleen. Op sommige momenten had ik er genoeg van, vond ik dat ik na al die ellende niet anders kon dan zelfmoord plegen. Maar ik ben geen zelfmoordenaarstype, ik ben het ook nooit geweest. Ondanks alles heb ik een enorme levensdrang, zoals ik ondanks alles ook een verschrikkelijke optimist ben.
»Het is belangrijk dat je jezelf een beetje in de hand houdt. Ik zeur graag over Herman en zijn drinken, maar ik heb na zijn dood zelf ook een aantal keren meer gedronken dan goed voor me was. Ik heb me op die momenten heel bewust laten gaan, ik zocht een pijnstiller in de drank. Maar drank maakt je huilerig en bitter. Als je een glas te veel ophebt, krijg je erg makkelijk zelfmedelijden. Daar moet je absoluut tegen vechten. Tegenwoordig drink ik bijna niet meer, het gaat de goede kant op.»
Lennon & McCartney
HUMO Sluit je met ‘Taal zonder mij’ een periode af?
HEMMERECHTS «Twee maanden geleden ben ik met mijn dochter en haar vader naar Indië geweest en ik denk dat die maand vakantie belangrijker is geweest dan het schrijven van dit boek. Na de dood van Herman zei men mij dat ik eruit moest, dat ik vakantie nodig had. Maar het zou heel verkeerd geweest zijn zomaar meteen weg te gaan, want je neemt jezelf mee op vakantie.
»Maar die maand in Indië heeft me goed gedaan, ik was letterlijk ver weg van hier. Ik denk dat ik daar pas beseft heb dat Herman dood is. Ik heb er ook voor het eerst een zuiver verdriet gevoeld. Een heleboel egocentrische gevoelens als zelfmedelijden, verwarring, angst en ontreddering staan een wezenlijk verdriet in de weg, pas in Indië heb ik verdriet gevoeld omdat Herman er niet meer is. Voordien had ik toch vooral verdriet omdat ik zoveel pijn had.»
HUMO Eind vorig jaar zei je in Humo: ‘Ik heb hem nog steeds niet begraven.’ Is dat veranderd?
HEMMERECHTS «Mijn houding tegenover dat graf wisselt voortdurend. Vóor mijn reis naar Indië ben ik er heel vaak heen gegaan, ik dacht dat dat goed was en erop wees dat ik de dood van Herman begon te aanvaarden. Nu blijf ik er weer van weg, omdat ik kwaad ben op dat graf. Ik ben kwaad omdat hij daar ligt, ik vraag ‘m dikwijls waarom hij per se in dat graf wilde liggen. Hoewel november nadert en ik dat graf dringend moet schoonmaken en van plantjes voorzien, kan ik me er niet toe brengen erheen te gaan. Dat is zo eigenaardig dat ik wel moet besluiten dat ik er absoluut nog niet mee in het reine ben. Ik blijf me er eigenlijk voortdurend van bewust dat dat kerkhof zich enkele kilometers verderop bevindt en dat Herman daar in dat graf ligt.
»Ik geloof dan ook niet in rouwverwerking, ik ben altijd heel boos als mensen me vragen: ‘Heb je ‘t nu al verwerkt?’ Dan zie ik steevast het beeld van een biefstuk die in een gehaktmolen gestopt wordt en er verwerkt uitkomt. Dit is voor mij verwerking. Je leert wel dingen een plaats te geven in je leven, maar dat kan je geen verwerking noemen: die dingen krijgen een andere plaats, maar ze houden nooit op. Ik heb het heel lichamelijke gevoel dat mijn zoontjes nog altijd een stuk van mij zijn en dat ook die negen jaar met Herman altijd een enorm stuk van mij zullen zijn. Als ik ooit te maken krijg met een therapeut die vindt dat ik me daar overheen moet zetten, zal ik ‘m vriendelijk zeggen dat hij onzin verkoopt. Mensen zeggen me weleens dat ik die bladzijde moet omslaan, maar dat weiger ik, het gaat om een heel pak wezenlijke bladzijden in het boek van mijn leven.»
HUMO ‘Elke zin die ik schreef werd een poging om hem te verleiden, zijn goedkeuring af te dwingen,’ luidt het in ‘Taal zonder mij’. Hoe moet het nu verder met het schrijven?
HEMMERECHTS «Er ligt een roman klaar, ‘De tuin der onschuldigen’. Die was voor meer dan de helft af op het moment dat Herman stierf. Ik heb die gewoon afgemaakt, de eerste zin die ik na zijn dood schreef was: ‘Ooit op een dag zullen wij opgebaard liggen’, een ondenkbare gedachte die zonder enige twijfel het gevolg was van mijn confrontatie met het lijk van Herman. En onlangs ben ik aan een nieuwe roman begonnen. lk denk dat er twee mogelijkheden zijn: ofwel zal ik nu het beste schrijven dat ik ooit geschreven heb, ofwel het slechtste.
»Ik heb weleens gedacht aan Lennon en McCartney, die hun beste werk duidelijk samen gemaakt hebben. Maar tenslotte schreef ik al voor ik Herman kende. Bovendien krijg ik nu misschien een grotere intellectuele vrijheid. Die heeft minder te maken met Herman zelf dan met het hebben van een relatie. In een relatie werken immers altijd mechanismen waardoor je elkaar bijstuurt. Dat is ook heilzaam, mensen die lang alleen wonen ontwikkelen vaak tics omdat ze geen tegenwerking krijgen. Nu heb ik voor het eerst sinds mijn zestiende geen relatie en ik voel geleidelijk aan, naarmate ik mijn angst voor eenzaamheid kan bedwingen, een soort van intellectuele, mentale vrijheid ontstaan die me helemaal niet onaangenaam is. Ik schaam me dood om dat te zeggen, maar het is niet anders.»
HUMO In ‘Taal zonder mij’ schrijf je ook dat je je niet kan voorstellen dat je dit huis met een andere man zal delen. Hoe moet dat dan verder?
HEMMERECHTS «Voor een man met mijn maatschappelijke positie is het perfect aanvaardbaar een jongere vrouw te kiezen en nog een gezin te stichten. Als vrouw weet je dat je simpelweg biologisch gezien niet meer begint aan een gezin. Dat is een ingebakken cultureel-biologische onrechtvaardigheid.
»Ik kan me ook niet voorstellen dat een andere man met gemak zou kunnen bewegen in een ruimte waar de boeken van Herman staan, waar gedichten van ‘m aan de muur hangen. Er is in dit huis nogal wat Herman aanwezig. Die man zou onverbiddelijk moeten ophoepelen als hij daaraan zou proberen te raken, hoewel dat perfect begrijpelijk zou zijn. Er staat ook een vitrinekastje naast mijn bed, met een bril van Herman, zijn scheerkwast, zijn horloge, een fles whisky. Ik kan me voorstellen dat zo’n kastje niet bepaald erotiserend werkt. Maar op dit ogenblik is dat helemaal geen probleem.
»Ik heb het gevoel dat mensen zich vaak laten leiden door angsten. Het rare is dat zodra al het verschrikkelijks waar je bang voor bent ook echt gebeurt, je die angst kwijtraakt: je hoeft niet meer bang te zijn voor iets verschrikkelijks dat al gebeurd is. Vreemd genoeg heb ik kracht geput uit alle verschrikkingen die ik heb meegemaakt. Het verbaast me eerlijk gezegd van mezelf, maar op dit ogenblik ben ik merkwaardig rustig.»