Koen Crucke Beeld HUMO
Koen CruckeBeeld HUMO

kijktip'De ideale wereld'

Koen Crucke: ‘Ik heb een heilige schrik voor de dood en voor begraven worden. Ik wil dat ze me na mijn dood een hele week boven de aarde laten liggen’

Vanavond is Koen Crucke te gast in ‘De ideale wereld’.

Manu Adriaens

Verschenen in Humo op 30 mei 1991

‘Dag dames!’ groet Koen Crucke (41) bij het binnenkomen van het Gentse café “t Vosken’ opgewekt een klas lolita’s van veertien, die in het gezelschap van hun lerares iets zitten te drinken. De reactie is voorspelbaar: ettelijke decibeis bakvissengegiechel stijgen op in de gelagzaal. De populaire tenor glimlacht vriendelijk terug. Hij voelt zich meteen in de juiste stemming voor een gesprek over zijn wonderjaren.

KOEN CRUCKE «Mijn verste herinneringen aan mijn jeugd zijn niet zo aangenaam, want ik ben als kind erg ziek geweest. ‘t Is te zeggen: op driejarige leeftijd begon ik te sukkelen met mijn zenuwen. Dat klinkt op het eerste gezicht gek, maar ik zal het je uitleggen... Toen één van mijn twee zussen de rode koorts kreeg, kwam ze op een gegeven moment in het hospitaal terecht. En blijkbaar trok ik me dat geweldig aan: ik wilde niet meer eten en drinken. Het kwam zelfs zo ver dat, als mijn ouders voedsel vóór me op tafel zetten, ik er gewoon in slaap bij viel. Veel ouders zouden in zo’n geval hun kind berispen of straffen, maar dat hebben mijn ouders gelukkig nooit gedaan. Integendeel: ze trokken met mij naar een dokter, en die vertelde hen dat ik een zware zenuwinzinking had. Van dan af stond ik constant onder medisch toezicht. De twee kinderspecialisten bij wie mijn ouders te rade gingen, waarschuwden: ‘Zelfs als we erin slagen uw zoon erdoor te halen, kan hij er iets aan overhouden. Als er cruciale zenuwen geraakt zijn, wordt hij misschien lam of doofstom.’ Waarop mijn ouders zelfverzekerd antwoordden: ‘Hij zal genezen, al moesten we er onze laatste frank voor uitgeven.’ En ik bén genezen. Maar van mijn ouders heeft het dus wel degelijk zware financiële offers geëist. Mijn vader vertelt nu nog soms lachend: ‘Onze Koen heeft ons twee huizen gekost.’»

HUMO Bleef je ook na je genezing een zorgenkind?

CRUCKE «Er werd in elk geval met dubbele aandacht over me gewaakt. De ouders van mijn moeder woonden bij ons in, en vooral mijn grootmoeder was overbezorgd. Ik mocht niks zelf doen: toen ik acht jaar was, kleedde zij me nog aan. Tot mijn ouders aandrongen: ‘Allez, meetje, laat hem zelf eens zijn sokken aandoen. Hij moet dat ook. Ieren.’ Maar dat was geen avance, hè. En als ik ging spelen in de buurt, stond mijn grootmoedér altijd op de uitkijk. Soms benijdde ik echt mijn kameraadjes, die zonder controle naar hartelust konden ravotten.

»Let wel: ik hield enorm veel van mijn grootmoeder. Ze was een klein vrouwtje met een bultje: letterlijk kromgewerkt. Als meid op een boerderij had ze het nooit breed gehad. Ik hoor haar nog zeggen: toen ons huis afgebrand was en wé alles kwijt waren, werd in de kerk een omhaling gedaan. Wel, er lagen in de schaal meer knopen dan geldstukken.’ De avond vóór ze stierf - ze was toen al vijfentachtig en lag in comateuze toestand - fluisterde ze tegen mijn moeder: ‘Ik zie de kleine naar me wuiven. Hij wil dat ik naar hem toekom, maar ik kan niet uit mijn bed.’ In feite was dat dus de dood die haar al een handje aan het geven was, maar ik wil maar zeggen: tot op het allerlaatste moment ben ik een centrale plaats in haar leven blijven innemen. En tja... (zacht) toen mijn moeder ons ‘s ochtends wakker maakte met de mededeling dat meetje gestorven was, zakte mijn hele wereld in elkaar. Je moet weten: normaal ben ik heel bang voor dode mensen en dieren, maar toén vreemd genoeg niét. Ik heb haar vastgepakt en heel erg geweend. Voor mij was ze niet ècht dood, omdat ze gestorven was met mij in haar gedachten. Later, toen men haar kwam kisten, hebben ze me echt van haar moeten wegtrekken: ik wilde niet van - haar scheiden.»

HUMO Heb jij tijdens je jeugd armoede gekend?

CRUCKE «Nee. Hoewel mijn ouders maar gewone werkmensen waren, was er altijd geld voor eten. Dat vormde hun eerste bekommernis, ook in tijden van ziekte en tegenslagen, als er nauwelijks centen in de portemonnee zaten. Mijn tien jaar oudere zus bijvoorbeeld mocht studeren voor regentes, en dat was in die tijd bijlange niet vanzelfsprekend voor een arbeidersmeisje. Mijn ouders hebben zichzelf echt helemaal weggecijferd. Om maar iets te zeggen: ze liepen altijd met dezelfde kleren aan, en dat vonden ze helemaal niet erg. Als hun kinderen er maar goed gekleed bij liepen...

»Ik hoefde ook niet jaloers te zijn op andere kinderen, want er was nog geen luxe en overvloed zoals nu. Aan onze deur heb ik verscheidene betogingen met stakende arbeiders voorbij zien trekken. Het waren de magere jaren, hè. De enige ontspanning van mijn ouders bestond erin eens naar de cinema te gaan. Nu moet je driemaal per jaar op reis trekken, of je bent niet meer van deze tijd. Terwijl vroeger... ik was erbij toen mijn grootmoeder voor het eerst de zee zag. ‘Al dat, water!’ riep ze blij als een kind uit.

»We zijn een paar keer verhuisd in Gent, en op een gegeven ogenblik gingen we recht tegenover de stichter van Het Zuidzee Trio wonen. Voor mij was dat een heerlijke tijd. Ik was goed bevriend met de twee zonen, en op die manier zag ik daar heel wat artiesten over de vloer komen. Zo herinner ik me dat Jenny Tanghe ooit eens bij ons thuis gedichten heeft voorgedragen die dokter Bosteels, onze huisarts, geschreven had. Andere keren mocht ik meeluisteren naar eenakters die op een bandopnemer waren ingesproken. Tenminste zolang het niet aangebrand was, want dan moesten de kinderen buiten...

»Zo kreeg ik geleidelijk de smaak te pakken. Op den duur speelde er niets anders meer door mijn hoofd dan: ‘Ik wil óók artiest worden’.»

HUMO En viel dat bij je ouders in goeie áarde?

CRUCKE «Niet echt. Ach, ze waren er ook niet honderd procent tegen, hoor. Maar mijn moeder redeneerde: ‘Eigenlijk is het geen vast beroep.’ Ze zag namelijk ook wel hoe grillig het leven van die artiesten in elkaar zat: vandaag hadden ze succes, en de daaropvolgende week kwamen ze met moeite nog aan de bak. Dus verplichtte ze me eerst een diploma te halen. Maar dat zag ik helemaal niet zitten, want ik ging niet graag naar school. Uiteindelijk vond ze een oplossing: mijn peter was coiffeur en ik mocht met een leercontract de stiel in zijn salon leren. Van dan af kon ik me ‘s avonds en in het weekend volledig op de muziek toeleggen.

»Intussen was ik ook bij de scouts gegaan. Op aanraden van mijn vader, die zei: Je moet dat allemaal eens meemaken...’. Eigenlijk liet ik me daar met tegenzin bij aansluiten, maar het is mijn geluk geweest: ik leerde er een accordeonist kennen, die al in een orkest speelde. Hij vertelde me dat hij geregeld optrad in de ‘Scaldis’, een café-dancing op de Voormuide waar veel schippers kwamen, en nodigde me uit daar eens een kijkje te komen nemen. Dat deed ik, en diezelfde avond zong ik er drie nummers van Edith Piaf, van wie ik een grote fan was. Ik kreeg er een enorm applaus voor, en toen wist ik het zeker: mijn toekomst lag op de planken.

»Op mijn zestiende heb ik het kappersvak definitief de rug toegekeerd. Iemand van het orkest raadde me aan mijn stem bij te scholen en muziek te gaan studeren. Toen ben ik naar het conservatorium getrokken.»

HUMO Had je daarvoor al een leermeester gehad?

CRUCKE «Een leermeesteres. Als jongetje van elf, twaalf jaar ging ik een beetje repertoire studeren bij Yvonne Vanderieck. Dat waren vooral nummers van Piaf, want ik had eigenlijk maar één idool. Ik weet nog: toen ik de eerste keer ‘La foule’ zong, met Mevrouw Vanderieck aan de piano, begon zij te wenen. Ze zei dat ze neig: nooit iemand op die leeftijd zoveel gevoel in een lied had horen leggen (glimlacht). Die dame is onlangs negenentachtig geworden, maar ze is mijn vertrouwenspersoon gebleven. Later, toen ik bij de opera belandde, ging ik voor elke rol bij haar om advies. En nu nog: als ik een nieuw nummer moet brengen, vraag ik haar: ‘Kan ik het aan?’ Als zij zegt: ‘Nee, Koen, daar ga je je op kapot zingen’, dan doe ik het niet.»

HUMO Waren er dingen die jou, als jonge knaap, tegenvielen in de muziekwereld?

CRUCKE «O nee. Ik heb me daar onmiddellijk thuis gevoeld. Negatieve zaken zie je op die leeftijd niet, hè. Je hebt maar één ding voor ogen: je wilt op de planken staan en beroemd worden. Da’s het enige wat je interesseert.»

HUMO Was je een ijdel jongetje?

CRUCKE «Héél ijdel. Ik wilde er altijd pico bello bij lopen. Op een keer gingen we met de scouts op bivak, en toen we met de boot in Portsmouth aankwamen, begon ik meteen mijn broek te wassen (lacht). Mijn hemden moesten altijd mooi gestreken zijn, ik verzorgde mijn haar... Kortom, ik liet niets aan het toeval over.

»Je zult het misschien moeilijk geloven, maar in die tijd was ik een heel mager mannetje. Dat is zo gebleven tot ik een jaar of vijfentwintig was. In die periode ging ik op reis naar Kenia. Ik profiteerde er zeventien dagen van het goede leven, en bij mijn terugkeer was ik tien kilo verdikt. Mijn ijdelheid noopte me ertoe die onmiddellijk kwijt te spelen. Ik volgde een drastisch dieet, en in twee weken stond ik weer op mijn vroegere gewicht. Maar het eiste wel zijn tol: ik moest een rol instuderen voor de opera, en ik werd gewaar dat ik geen kracht meer had om te zin-gen. Plus: ik had constant braakgevoelens. Ik heb toen een professor geconsulteerd, en die heeft me Revitalose laten slikken. Zo zijn de de kilo’s er bijgekomen. En ze zijn er blijven bijkomen (grinnikt).»

HUMO Leven je ouders nog?

CRUCKE «Ja. Gelukkig maar (zucht). AI zijn ze allebei niet van ziekte gespaard gebleven. Toen ik zestien jaar was, is mijn vader als invalide moeten thuisblijven vanwege een longziekte. En mijn moeder heeft verschillende operaties aan haar knieën en heupen ondergaan. Ze wordt binnenkort zesenzeventig, maar ze is nog jong van hart. Ik bewonder hun manier van samenleven mateloos: die zijn dagelijks 24 uur bij elkaar, maken bijna nooit ruzie, en hebben-elkaar nog steeds van alles te vertellen. Vorig jaar heb ik hen meegenomen naar Spanje. Dat was al lang een droom van mijn moeder. Daar hebben ze allebei zo van genoten, dat ik van plan ben hen voortaan élk jaar een reis aan te bieden.

»Mijn moeder... Ach, hoe moet ik dat zeggen... Dat is mijn god, hè. Je hebt maar één moeder, en daar moet je zuinig mee omspringen. Ik heb een enorme band met haar. Ze heeft me altijd gesteund. Als er problemen waren, ging ik bij haar. Met haar kon ik over werkelijk álles praten. (Zwijgt). Ik zal je iets vertellen: ik vrees de dag dat mijn moeder sterft. Als ze me dan niet goed in de gaten houden, ga ik misschien dwaze dingen doen. Omdat ik haar zo vreselijk zal missen.»

HUMO Maakte je je als puber een voorstelling van een eventueel leven na de dood?

CRUCKE «Ik ben van kindsbeen af heel bang om te sterven. Ik zag mijn grootvader, die een zoon in de oorlog verloren had, telkens opnieuw naar het kerkhof trekken. Hij nam me vaak mee. Als er een bégrafenisstoet voorbijtrok, had. hij de neiging om mee op te stappen. En op het kerkhof ging hij kijken naar de nieuwe grafkelders. Ik werd dus constant met de dood geconfronteerd. Vandaar wellicht dat ik er een heilige schrik aan over heb gehouden. ‘Stel je voor dat ik in zo’n kist lig’, dacht ik voortdurend. En die angst is gebléven. Daarom wil ik bijvoorbeeld dat ze me na mijn dood één week boven de aarde laten liggen.»

HUMO Om te vermijden dat je levend begraven wordt?

CRUCKE «Ja. En ik wil ook in geen frigo gestopt worden. Dat laat ik in mijn testament stipuleren. Na één week zal ik vermoedelijk wel degelijk dood zijn en mogen ze me cremeren.»

HUMO Maar daarmee heb je nog altijd mijn Praag niet beantwoord. Maakte je je als puber een voorstelling van een eventueel leven na de dood?

CRUCKE «Nee. Ik geloof niet in alles wat de Kerk ons voorhoudt. Maar ik ben wèl gelovig. Op mijn manier. Ik geloof in God, en zeker in de Maagd Maria. Elke avond voor het slapengaan lees ik mijn weesgegroetje en onzevader. Maar een kerk kom ik alleen nog binnen als ik een huwelijksmis moet zingen…

»In mijn jeugd was biechten verplichte kost, en daar had ik een hartsgrondige hekel aan. Ik vond dat die pastoor geen zaken had met mijn fouten. Dus vertelde ik hem alleen wat ik kwijt wou. En voor de rest dacht ik: ‘Als ik een weesgegroetje en onzevader lees, zal Ons Heer me dat wel vergeven...’ Voor mijn plechtige communie moest ik naar de lering, en dat verfoeide ik al evenzeer. Ik vond dat ik best mijn plechtige communie kon doen zonder al die tralala. Weet je tot wie ik me graag richt als het niet goed met me gaat? Tot Edith Piaf... Ze is gestorven in 1963, da’s dus al der-tig jaar geleden, en elk jaar bezoek ik trouw haar graf. De eerste keer dat ik er naartoe trok, was in 1967, samen met mijn vader. We hebben toen trouwens aangebeld aan het huis waar ze haar laatste weken had doorgebracht. En tot onze stomme verbazing liet haar man, Theo Sarapo, ons binnen. We mochten een kwartiertje blijven. Monsieur Sarapo heeft ons niks te drinken aangeboden, maar (verrukt) ik zat daar toch maar in het huis waar mijn groot idool geleefd had! Dat is ongetwijfeld één van de onvergetelijkste gebeurtenissen uit mijn jeugd.

»Ach ja, men kan het flauw vinden, maar als ik dan aan dat graf van Piaf kom, praat ik een beetje tegen haar. Ze ligt begraven op Père Lachaise in Parijs, waar veel grootheden liggen: Yves Montand, Simone Signoret, Chopin... En het merkwaardige is: aan het graf van Piaf staan bijna altijd mensen. Dus ga ik bij voorkeur zo vroeg mogelijk, zodra het kerkhof opengaat. Dan ben ik tenminste alleen en kan ik rustig met haar converseren. Ik vraag haar ook dingen die ik graag zou willen bekomen. In verband met mijn carrière, bijvoorbeeld. En ze hèlpt me nog altijd. (Pauze) Nog eens: sommigen zullen dit misschien naïef vinden, maar een mens moet zich èrgens aan vastklampen.

»Die liefde voor Piaf heb ik eigenlijk te danken aan één van mijn zussen. Op een dag bracht ze van bij een vriendin een plaatje mee: Maar het was vooral de B-kant, ‘Je sais comment’, waar ik ondersteboven was. Ik begon over het leven vin Piaf te lezen, en al mijn spaarcenten besteedde ik vanaf dat moment aan het kopen van haar platen. Ik heb nu een collectie van ruim honderd elpees. Op mijn kamer begon ik ook haar nummers mee te zingen, tot wanhoop soms van de buren, die mijn ouders vroegen: ‘Kent hij echt geen andere liedjes?’ (grijns). Nu ja, ik hield ook wel van Brel, Aznavour en Becaud, het chanson dus, terwijl groepen als de Beatles en de Rolling Stones me helemaal niet aanspraken.»

HUMO Had je niet af en toe last van puberale liefdesverdrieten?

CRUCKE (blaast) «De liefde beheerste niet bepaald mijn adolescentiejaren, en ik zal je zeggen waarom. Ik was een magere jongen, die zich helemaal niet mooi voelde. Het tegendeel was eerder waar: ik had veel puisten op mijn gezicht. Die moest ik om de haverklap uitduwen, wat niet zo’n prettige bezigheid was. Ik begon zelfs al te vrezen dat dit eeuwig zou blijven duren.

»Omdat, ik niet mooi was, had ik geen aantrek, en op den duur maakte ik daar dan ook geen werk meer van. Ik wist toch dat ze me niet wilden. Tot rond mijn achttiende: toen leerde ik een vriendin van mijn zus kennen. Dat meisje was veel ouder dan ik, en ik werd zwaar verliefd op haar. In zo’n mate zelfs dat ik besloot met haar naar Parijs te emigreren, om er onder de bruggen te gaan wonen. Maar uiteindelijk is de vlucht naar Parijs niet doorgegaan (gniffelt).

»Ik mag zeggen: mijn moeder heeft altijd open over seksualiteit met mij gesproken. Want ja, hoe gaat dat als jonge knaap: ‘t begint te groeien en je wilt wel eens weten hoe het allemaal functioneert, hè. Maar om daar zomaar tegen mijn vader over te beginnen... daar had ik toch te veel gêne voor. Terwijl een moeder veel dichter bij die dingen staat: ze ziet bijvoorbeeld sporen in je zakdoek. Tenminste, zo ging het toch in mijn geval. En toen heeft ze me voorlichting gegeven zoals het hoort.

»Mijn ouders ontkleedden zich trouwens altijd in ons bijzijn. Dat was in die tijd vrij progressief, hoor. Plus: ik sliep in een groot bed tussen mijn twee zussen in. Zo zag ik al eens iets van het andere geslacht.»

En zo is ‘t gekomen.

‘De ideale wereld’, donderdag 9 februari, 22.10

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234