5 jaar doodGeorge Martin, de vijfde Beatle
‘Toen hij naast me stond in het urinoir, was George zo grappig dat ik op mijn broek piste’
Vijf jaar geleden overleed George Martin (1926-2016), ‘de vijfde Beatle’. Herlees hier de In memoriam van Serge Simonart.
Dit artikel verscheen op 8 maart 2016 op humo.Be
George Martin, de producer en arrangeur die vorige week op 90-jarige leeftijd overleed, heeft bij The Beatles het raam opengegooid. Tot zij hem ontmoetten, maakten de Fab Four muziek in zwart-wit, Martin bracht kleur.
Voor ze bij George Martin auditie deden, waren The Beatles door verschillende platenfirma’s afgewezen. Hij begreep hun magnetisme, zag in dat het charisma van de volledige groep voor een meerwaarde zorgde. Ook dat was revolutionair, want tot dan toe was de platenindustrie gefocust op zangers, op soloartiesten dus.
Tijdens die eerste ontmoeting was de (later geminimaliseerde) wederzijdse argwaan tastbaar. De vier straatvechtertjes uit Liverpool vonden Martin met z’n maatpak en upperclass accent ‘a suit’, en dus principieel verdacht. Toen Martin tijdens hun auditie informeerde of hen iets niet beviel aan de set-up in de studio, sneerde George Harrison: ‘Ja: jouw das.’ Pas toen bleek dat Martin ook de producer was van elpees van door The Beatles aanbeden komieken van ‘The Goon Show’ (Peter Sellers en Spike Milligan), brak het ijs. Martin was, ondanks het kostuum en de das, een verwante geest. (Moeilijk ons dat nu voor te stellen, maar tot het eind van de jaren 60 werkten alle technici van Abbey Road in kostuum en das – opgerolde hemdsmouwen waren een daad van verzet. Op het toilet hingen rollen toiletpapier waarop stond ‘property of EMI’. En, ik verzin niets, op de BBC Radio werd het nieuws principieel gepresenteerd in avondkledij – op de rádio!)
Sluwe revolutionair
Gaandeweg werd producer Martin voor The Beatles ook een mentor, een vaderfiguur en een vertrouwensman. Hij werd hun objectieve oor en kreeg vaak de beslissende stem. We kennen allemaal de klassiekers die zonder Martin makker, saaier, minder inventief of meer basic geklonken zouden hebben: ‘Strawberry Fields’ (‘Ik zal nooit vergeten hoe John Lennon me voor het eerst de ruwe versie daarvan op akoestische gitaar voorspeelde,’ zei Martin daarover), ‘Yesterday’, ‘In My Life’ en vooral ‘A Day in the Life’. Hij versnelde het tempo van ‘Please Please Me’ en maakte zo van een makke ballad een hit. Martin producete 250 (!) songs van The Beatles. Mijn favoriet is ‘Being for the Benefit of Mr. Kite!’, dat een goed maar niet groots nummer was tot Martin op het idee kwam om de geluiden van de carrousel en het draaiorgel te verknippen. Het was ook Martin die – ook al revolutionair voor die tijd – drums achterstevoren weergaf. En dat deed hij ook met de lead vocal van John Lennon in ‘Rain’. En Martin wist wat hij wou: al tijdens de eerste sessie werd drummer Pete Best vervangen – eigenlijk werd Ringo Starr een Beatle dankzij George Martin.
Martin was revolutionair omdat hij meer geluidsarchitect dan producer was: ‘Tot dan toe oordeelde men dat een opname de opvoering zo perfect mogelijk moest reproduceren. Dat was de norm. Maar ik dacht: dat is als een foto nemen… Je kan toch evengoed met klanken schilderen? En toen ben ik beginnen te experimenteren.’
Martin was een sluwe vos die één oog op de kassa gericht hield. Toen EMI weigerde hem auteursrechten uit te keren, richtte hij z’n eigen studiocomplex op, het ook al legendarische Air (Associated Independent Recording, met de nadruk op Independent), waar later The Police, Elton John en duizend mindere goden opnamen. Martin hield van het goede leven en verkaste naar Montserrat. Toen dat eiland (inclusief Martins studio) door een orkaan van de kaart werd gevaagd, organiseerde hij een benefietplaat die genoeg opbracht om 12.000 daklozen te helpen. Een gentleman.
Pissen naast George
Vanaf de jaren 90 werd George Martin door platenfirma EMI uitgerold als pr-kapstok: als er weer eens een Beatles-reissue moest gepromoot worden en Paul wilde geen interviews geven, dan mocht de Vijfde Beatle het doen. Zo heb ik Martin drie keer ontmoet, waarvan twee keer op heilige grond, in Abbey Road. Je voelde dat Martin een dubbel gevoel had bij zijn rol: hij was terecht apetrots op z’n werk met de Beatles, maar het stoorde hem ook dat zijn andere werk werd vergeten. Ook al was dat cruciaal. Hij werkte met Dylan, John Barry, Elton John, José Carreras en duizend anderen. Hij produceerde twee James Bond-themes: ‘Goldfinger’ en het al even magistrale ‘Live and Let Die’.
Naar mijn gevoel had Martin ook iets van een gefrustreerd componist: hij stond een halve eeuw ten dienste van anderen, terwijl niemand fundamenteel geïnteresseerd was in zijn eigen composities. In latere jaren werden de rollen ook omgekeerd: vooral McCartney werd zo legendarisch dat hij de vaderfiguur werd die Martin grootmoedig en loyaal hielp.
Onze tweede ontmoeting was in Abbey Road. Ik zag in Studio 2 een buffetpiano en kon het niet laten om daarop het legendarische slotakkoord van ‘A Day in the Life’ te spelen. Toen klonk een stem achter me die kurkdroog maar ook een beetje ongeduldig sprak: ‘Oh dear, you’re clearly not a musician. Please allow me to put you out of your misery.’ Het was George Martin, die me hielp met de juiste vingerzetting. Zijn zoon Giles was er toen ook bij. Samen hadden ze ‘Love’ geproducet, een onterecht nooit ernstig genomen meesterwerkje dat bedoeld was als soundtrack bij de Cirque du Soleil-show in Las Vegas. Maar wat een briljant puzzelwerk!
Dat ‘Giles’ – in Engeland een snobistische kindernaam – zo heette, was geen toeval. Martin maakte graag een hoofse indruk. Ook al stamde Sir George uit een eenvoudig gezin (pa was timmerman), hij praatte met een posh accent dat je associëerde met Oxbridge en de koninklijke familie. Martin was ook resoluut oldskool, en probeerde nooit hip of trendy te zijn. Vergelijk dat met de ridicule foto’s van zelfs Frank Sinatra in hippie-outfit. Maar hij was geen snob. Toen hij, na ons interview in Abbey Road bij de afternoon tea, een paar uur later (ik bleef rondhangen zolang ik kon) plots naast me stond in het urinoir, was hij zo deadpan grappig dat ik op mijn broek piste.
De laatste keer dat ik hem kort sprak, was hij al vrijwel doof – een ironische, wrede, ja duivelse kwaal voor een extreem toonvast producer met een ooit perfect gehoor.
Toen George Martin stierf, werd door fans van ‘Game of Thrones’ hysterisch getwitterd: zij dachten even dat hun held George R.R. Martin was overleden. ’t Is maar wat je belangrijk vindt.