Lord Byron en de Donau
‘Ik zal de rivier afwandelen als een man met een nobele ziel. En daarmee bedoel ik wijdbeens, met één been op elke oever!’
Soms vraagt een mens zich af: hoe zat dat ook alweer met Lord Byron en de Donau? Wel, dankzij de onverschrokken Humo-journalisten hoeft men zich dat niet langer af te vragen. En dan denk je toch: verdomd, die Humo is zijn geld nog steeds meer dan waard!
Toen Lord Byron in april 1819 in het Zwarte Woud de bron van de Donau bezocht, voelde hij de drang om een paar historische woorden te spreken. ‘Geschiedkundige! Tijdvak! Archeologie!’ riep hij plechtig naar de sombere dennen, en tevreden over zichzelf spuwde hij in het frêle beekje.
‘Nooit eerder doorzwom het spuug van een genie het hele traject van een wereldrivier,’ sprak hij ontroerd, en hij droeg zijn knechten op een tafel te dekken voor de lunch, teneinde dit plechtige moment gepast te vieren. Dat nam wat tijd in beslag: de dichtstbijzijnde boerderij die over een tafel beschikte, bevond zich anderhalve mijl verder. Byron realiseerde zich na enig machtig denkwerk dat noch het verhuizen van de boerderij naar deze plek, noch het verplaatsen van de bron de gang van zaken zou versnellen.
De lunch zou nog een uur op zich laten wachten, de verveling dreigde. Maar Byron verdreef het gevaar door het op een mijmeren te zetten, en de dieren van het woud vluchtten angstig weg omdat ze de magnetische flux die werd veroorzaakt door dit machtige mijmeren nog niet kenden. Op zijn Engelse landgoed was dat anders. Daar keek een paard er niet van op als er plots vonken van zijn hoefijzers naar de ketting van een boerderijhond flitsten. Dan wist zo’n dier: His Lordship doet weer iets met zijn hersens, de lunch komt vast wat later dan voorzien. Maar hier, op deze heilige plek, was geen paard aanwezig. En dat bracht de Lord op een hemels idee.
‘Na de lunch zal ik de hele Donau afwandelen tot aan de Zwarte Zee,’ mompelde hij snikkend, want zijn ontroering was nog steeds niet onontroerd, ‘en ik zal niet als een frivole toerist van dorp naar dorp huppelen. Nee, ik zal dat doen op een manier die past bij een man met een nobele ziel: onverschrokken! En daarmee bedoel ik wijdbeens, met één been op elke oever!’
Na de eenvoudige lunch, die bestond uit havervlokken in sherry en gemarineerde merelkuikens, vertrok hij.
Lord Byron wist dat hij al zijn wilskracht nodig zou hebben om de reis tot een goed einde te brengen. Een gewone sterveling zou niet verder raken dan een paar honderd meter, tot aan het punt waar de beek te breed werd om ze wijdbeens te overspannen. Maar hij, de goddelijke poëet, zou zijn onderste ledematen dwingen bij elke stap een beetje te groeien.
Na een uurtje doorstappen bereikte hij de Duitse stad Regensburg. Vanuit de hoogte – zijn benen waren inmiddels elk zo’n zeshonderd meter lang – zag hij wriemelende stippen op het marktplein. Dat waren ongetwijfeld Duitse boerenkinkels, en hoe graag had hij niet met hen een Duitse boerenkinkelwals gedanst, als aanloopje naar wat vertier op een hooizolder of in een mijten- en bedwantsenvrije alkoof. En hij had dorst. Toen hij Regensburg vanuit de verte naderde, had hij gehoopt zijn page met een glaasje Grüner Veltliner naar de toren van de kathedraal te sturen, zodat de jongen hem vanuit een hoge positie een verfrissing zou kunnen aanreiken. Maar nu zag hij dat de toren amper tot aan zijn knieën reikte. En zijn armen waren niet meegegroeid, hij had al zijn wilskracht op zijn onderste ledematen gericht. Er zat niets anders op dan terug te keren.
Lord Byron draaide zich om en begon wijdbeens aan de terugtocht. Tegen de avondschemering kwam hij aan waar hij vertrokken was: de lieflijke bron van de Donau.
‘In de mislukking toont zich de meester!’ riep hij. De tafel stond er nog steeds. Vermoeid legde Byron zich erop neer, en hij gaf zijn personeel de opdracht hem aldus en zonder schokken naar een hotel in Freiburg te dragen.
De volgende ochtend bestelde hij meteen een koets die hem naar Regensburg kon brengen, waar hij met on-Duitse elegantie aan de boerenkinkelwals zou deelnemen. Maar eerst zou hij de plaatselijke autoriteiten opdragen de kathedraaltoren op te trekken tot een lengte van zeshonderd meter. Want Byron was er de man niet naar om twee keer dezelfde fout te maken.
Earth’s Greatest Rivers
Canvas, zondag 19 juni, 21.10