columntom lanoye
'Amanda Gorman is piepjong, bloedmooi en welbespraakt. Maar als ze niet zwart was, had men haar nooit gevraagd haar spoken word te laten horen’
Tom Lanoye over over bijziendheid en moedwillige hysterie.
Antjie Krog, de grote Afrikaanse dichteres, is hier aan de voet van de Tafelberg tegelijk mijn idool, mijn bijna-buurvrouw, mijn soulsister en mijn sporadische wandelgabber. Volgende herfst zal ze, corona volente, schrijver-in-residentie zijn aan de onvolprezen universiteit van Gent. Ik hoop dat ze dan uitgebreid ingaat op één van haar sleutelwerken. De bundel ‘Kleur kom nooit alleen nie’.
Ik moest aan die titel denken toen ik Amanda Gorman voor het eerst zag optreden op 20 januari jongstleden, bij de inauguratie van Joe Biden en Kamala Harris in Washington. En ik moest er weer aan denken toen, een dikke week geleden, de rel losbarstte rond de officiële Nederlandse vertaling van Gormans inauguratiegedicht, ‘The Hill We Climb’. Rel is het verkeerde woord. Het gaat om de soep en de soap die een ooit gerespecteerde uitgeverij als Meulenhoff door mercantiele stunteligheid en toondove lompheid heeft gebrouwen uit wat een hoogfeest had kunnen zijn. Een viering van poëzie, engagement, vertaalkunst en performance. Wat nu overblijft is een afgefakkelde, van alle kanten beschoten kazemat in een uitzichtloze Culture War. Die telt onnodig veel verliezers. En de weinige overwinnaars wrijven zich in de handen omdat ze een wezenlijke mentaliteitsverandering andermaal hebben afgewend.
De egelstelling is het favoriete standje van de conservatief.
Mijn stelling is dus deze: kleur komt zelden tot nooit alleen, en daar vallen weinig betere voorbeelden van te vinden dan juist Gorman. Ze is piepjong, bloedmooi, welbespraakt, zo elegant als een gazelle, en jawel: zelfs lompen zouden om haar pezige lijfje de allure krijgen van haute couture. In die mate dat Amanda binnenkort behalve boekenbeurzen ook catwalks zal frequenteren – ik zie het Marc Didden of mezelf niet overkomen.
Maar als Gorman, naast dat alles, niet ook nog prachtig zwart was, had men haar nooit gevraagd om – tijdens die beladen ceremonie, en in het al even beladen decor van dat Capitool – haar stem en haar spoken word te laten horen. En daar is geen zier verschrikkelijks, vernederends, hokjesdenkerigs of – godbetert – racistisch aan. Tout au contraire. Behalve een individuele dichteres met een eigen stem, stond daar een ambassadrice van verschillende verledens en diverse realiteiten. Een prof literatuur zou zeggen: haar gedicht en voordracht werden gestut door een specifieke artistieke traditie en een batterij aan politieke betekenislagen. Tekst, subtekst, context: elk van die drie vergrootte de andere twee.
Daarom was haar optreden zo’n spectaculaire donderslag van slechts 6 minuten. Al hielp natuurlijk ook deze context: dat de andere speechers noodgedwongen zo saai en ambtelijk klonken.
TIMBRE EN TECHNIEK
Herbekijk op YouTube Gormans optreden, met de geprinte tekst van ‘The Hill We Climb’ erbij. Wat hoor je, wat zie je – behalve vingers die toch ook iets té koket rondvlinderen? Alleen maar een getalenteerd meisje, met een van God en Klein Pierke losgezongen vers? Ik dacht het niet. Hier stond ook een trotse kleindochter van de Civil Rights Movement. Hier stond een belichaming van de Black Lives Matter-beweging die, door zwarte sporthelden op gang getrokken, de verkiezing van Biden mee heeft bepaald. Zoals zwarte kiezers tout court de doorslag gaven in strijdstaten als Georgia.
Aan de zijde van een herverkozen Trump zou geen enkele dichter hebben gestaan, maar al zeker geen jonge zwarte vrouw die haar mond mocht roeren zoals ze wilde. In die zin bracht Gorman ook een doelbewust eerbewijs aan haar oudere zelf: Kamala Harris. Niet alleen de eerste vrouwelijke vicepresident van de States, maar ook de eerste gekleurde vrouw in die rol. Gezien de geschiedenis van de VS gaat het om een dubbele mijlpaal die hard bevochten, maar nog steeds niet evident is. Gorman sprak op de trappenpartij van een gebouw dat een twee weken daarvoor het toneel was van een bestorming. Daarbij werd niet toevallig gezwaaid met wapens en Confederate Flags. Nog minder toevallig werd er een theatrale galg-met-strop opgericht, die vast minder theatraal was gebleken indien de meute ‘de verraders’ effectief te pakken had gekregen. Dat hele haatfeest stond ook bol van geschiedkundige symboliek en, in dit geval, morbide poëzie. Die strop op kop. Zeker voor al wie black is in de States.
Gormans gedicht en dictie putten uit oude, rijke bronnen. Niet Petrarca of Mallarmé, wel gospel preaching en de blues, om er maar twee te noemen. Uit diezelfde cultuur groeiden ook rap, hiphop en slam poetry. Gorman is niet de eerste en – als ik mij mag permitteren – voorlopig ook niet de allersterkste loot van de bent. Ik vond het jammer dat ze geen verwijzing had binnengesmokkeld naar een grote voorloper. Gil Scott-Heron en diens onverwoestbare parlando-strijdklassieker, ‘The Revolution Will Not Be Televised’. Net als jazz, rock en soul gaat het om genres die iedereen ter wereld mag beoefenen, graag zelfs, maar waarvan iedereen met hersens beseft dat ze hun oorsprong vinden in zwarte cultuur. Ontstaan onder slaven die tot slaaf werden gemaakt omdát ze zwart waren, avant toute chose.
Zodoende kan huidskleur, op cruciale momenten, wel degelijk essentieel zijn voor een performance. ‘Strange Fruit’ was het eerste Afro-Amerikaanse protestlied, het werd door Times in 1999 verkozen tot belangrijkste song van de vorige eeuw en het was gebaseerd op een kort gedicht over lynchpartijen in het zuiden van de VS. Wie zou u in 1939 hebben aangezocht voor de oervertolking van het lied ‘Strange Fruit’: Billie Holiday of Doris Day? En zou u zich, bij de keuze voor Doris, durven indekken met deze twee dooddoeners? ‘Zingen is volstrekt neutraal en komt uitsluitend neer op timbre en techniek.’ En ook: ‘Activisten zeggen toch zélf altijd dat het niet uitmaakt of iemand wit is of zwart?’
Dat brengt me, ex absurdo, bij een kort en koddig intermezzo uit mijn eigen oude doos.
ALLES MOET WEG
Eind jaren 80 verkocht ik de filmrechten van mijn eerste roman ‘Alles moet weg’ aan wijlen Daniël Van Avermaet. Filmfanaat, uitbater van het Brusselse restaurant De Stekerlapatte en aimabele gastheer van ‘De taalstrijd’. Dat was een radioshow met Guy Mortier, Mark Uytterhoeven, Myriam Thys en wisselende gasten. Ik waarschuwde Daniël bij het tekenen van het papierwerk. ‘Je weet toch waar je aan begint?’ Hij maakte zich sterk dat er geen problemen zouden opduiken.
Dat was buiten de toenmalige GIMV gerekend — de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Vlaanderen. Later is mij voor waar verteld dat er, na een officiële vergadering, tijdens de echte vergadering aan de toog werd gezegd: ‘We gaan toch geen geld pompen in een boek ván een janet óver een janet?’ Lang verhaal kort: op een mooie dag komt Daniël langs met zijn goede kompaan Pierre Drouot, zelf regisseur en producent van belangrijke films als ‘Dood van een non’ en ‘Toto le héros’. Overigens, met Drouot als doorgewinterde intendant en ware filmkenner zou het VAF (Vlaams Audiovisueel Fonds) later uitgroeien tot een geducht powerhouse voor de Vlaamse film en tv. Ik bewonder de man zonder veel reserves, maar wel met één jeukend litteken.
Toentertijd, bij mij thuis, keek hij al op voorhand ongelukkig bij de vraag die zijn maat Van Avermaet ging stellen. ‘Beste Tom, jij zegt toch zelf altijd dat het niet uitmaakt of iemand homo dan wel hetero is? Zodoende hóéft je hoofdpersonage toch geen homo te blijven! Ik zie hem als iemand die houdt van alles en iedereen. Desnoods eekhoorns. Dus kan hij ook met een bloedmooie meid in een bootje op de Brugse Leien belanden.’ Ik sta thuis sowieso te boek als Stomerij Lanoye, maar ik ben zelden zo ziedend geweest. Ik eiste en kreeg een bijkomend contract. Indien dit script de leidraad bleef, dan moest de film beginnen met deze tekstmededeling: ‘NIET naar de gelijknamige roman.’
Uiteindelijk zou de film zes jaar later toch het licht zien. Met een ander scenario en een bevredigend resultaat, met Dirk Impens als bijkomend producent, Jan Verheyen als regisseur, Stany Crets en Peter Van den Begin als hoofdrolspelers. En met Bart De Pauw als vertolker van een tweede, zowaar bedeesde, homorol.
MOET ALLES BLIJVEN?
Het is een vertrouwd stramien. Wie structurele hokjesgeest aanklaagt, wordt verweten dat hij zelf in hokjes denkt zodra hij aanstuurt op al één afwijking van vastgeroeste gewoontes. Zo luidde ook nu weer de teneur jegens al wie de eerst aangezochte vertaler een spijtige miscasting durfde te noemen. Ik moet daar een volgende keer zeker op terugkomen. Deze affaire is te rijk om ze niet uit te spitten. Laat ik het nu houden op twee slotakkoorden.
Eén. Echt bijna niemand vroeg dat alle oeuvres van alle gekleurde auteurs voortaan alleen nog door gekleurde vertalers worden omgezet. De suggestie van het tegendeel kwam voort uit gemakzuchtige of kwaadwillende framing, teneinde terechte aanmerkingen te counteren met hysterie.
Twee. Eén van de grote dupes van deze deconfiture is Marieke Lucas Rijneveld, de eerst aangezochte vertaler en samen met Delphine Lecompte het grootste nieuwe Nederlandstalige talent van het afgelopen decennium. Een vertaler is Rijneveld evenwel niet. Evenmin een slam poet of een persoon die, politiek-maatschappelijk gesproken, aan dit historische gedicht een parallel gezicht zou kunnen verlenen, in de context van de Lage Landen. De kritiek was mede daardoor te hard en te persoonlijk.
Maar Rijneveld werd door velen nog meer gemangeld na het teruggeven van de opdracht. Als kon dat per definitie enkel ingegeven zijn door lafheid in een cultuuroorlog om, inmiddels, ‘de ziel van Europa’. Het lijkt me weinig Europees of verlicht om een individu het ene moment te bombarderen tot soldaat van je eigen strijd, en vervolgens te degraderen tot willoze sukkel die jou afvalt. Rijneveld heeft recht op respect voor de beslissing en het voorlopige zwijgen erover.
Misschien gaat het, in het oog van al dit mediatieke geweld, zelfs alleen maar om een simpel, privaat inzicht: ‘Verrek, ik heb me vergist. Ik heb me door mijn enthousiasme laten meeslepen. Én door die verdomde uitgeverij.’