ColumnSPINAL SERGE
‘Bij al die keren dat ik Prince heb ontmoet, vertelde ik hem nooit dat ik me onder zijn podium had verstopt’
Toen Prince in 2014 op één nacht drie aftershows in de Botanique zou spelen, had ik een probleem. Ik was al drie keer in Paisley Park geweest, ik had perfecte contacten, ik had hem al zes keer ontmoet en een pasje bemachtigen voor een after show waar ook ter wereld was geen probleem. Tot nu.
Want de wispelturige en rusteloze Prince was ondertussen zo vaak van management, personal assistant, pr-bureau, secretaresse, muzikanten en tourmanager veranderd, dat hij nu plots op tournee werd omringd door een handvol figuren die ik amper kende. En als je vijf deuren moet passeren voor je bij de superster geraakt, volstaat het dat één van die deuren dicht blijft om hem niet te spreken te krijgen. Bovendien was ik thuis mijn gsm vergeten, en in die beginjaren van de sociale media was vooral Twitter cruciaal om contact te houden met Prince’ entourage.
Even leek het alsof ik, net als iedereen aanschuivend in de rij, slechts de eerste van de drie aftershows zou kunnen meemaken. Met aanschuiven heb ik geen probleem, ik heb al vaak een VIP-zitje op een VIP-tribune leeg gelaten om me in het publiek te mengen, daar is de concertervaring veel intenser. Maar twee van deze drie showcases missen was geen optie.
Toen de driehonderd uitverkorenen van de eerste lichting de zaal verlieten, volgde ik een ridicule impuls van mijn instinct: ik verstopte me onder het podium. Daar zou ik blijven zitten tot vlak voor Prince’ tweede showcase begon.
De eerste minuut leek dat een briljant plan. De volgende vijf minuten voelde ik me alsmaar meer een idioot en een valsspeler. Na de zesde minuut kon ik het niet meer houden. Ik herinner me nog precies hoe ik de zaal uitliep – the walk of shame. Vijf minuten later kreeg ik van de Belgische concertpromotor Pascal Vandevelde armbandjes voor de tweede en derde showcase. Waarvoor eeuwige dank.
Ik heb Prince later nog drie keer ontmoet, maar ik heb hem dit nooit verteld, ook al had hij er wellicht smakelijk om moeten lachen – in tegenstelling tot wat je sinds zijn dood links en rechts hoort van ‘kenners’ en ‘intimi’ die hem nooit hebben ontmoet, had hij wel degelijk gevoel voor humor.
Positief was dat die episode bewees dat ik na al die jaren nog niet blasé was, want zoiets pathetisch doet enkel een echte muziekfanaat. Niettemin: mocht die stunt ooit uitlekken, dan zou dat worden aanzien als onprofessioneel, en mijn concurrenten zouden er hectoliters leedvermaak uit persen. Ik nam me dan ook voor om het nooit tegen iemand te vertellen.