ColumnDelphine Lecompte
‘Dat haar seksleven en genitaliën uitgebreid in mijn gedichten aan bod komen, kan mijn moeder niet ontmoedigen’
Dichteres Delphine Lecompte bericht enthousiast over drankmisbruik, baldadigheden en amoureuze perikelen.
Op de televisie een groteske choreografie van bonte wenkkrabben. Een kleine, vale, slechtgehumeurde vrouwtjeskrab moet een keuze maken. Ze kiest niet voor de krab met de grootste schaar. 'Zo zie je maar!' zegt de voormalige vrachtwagenchauffeur. Hij eet met zichtbaar genoegen spotgoedkope vanillepudding van de Aldi. We hebben er een jaar over gesproken, over een bedevaartstocht naar het mekka van de moedeloosheid, en vorige week is het eindelijk gelukt. Tevreden keerden we huiswaarts met wanstaltige éclairs, met malafide rookworsten, met kazen die zelfs geen imbeciele vogelwichelaars kunnen verbazen, met feestelijk genaamd snoepgoed (Caramba!) en met melkflessen die klinken als de inhoud van de infuuszakken van palliatieve Sloveense leverpatiënten. Maar dat laatste is morbiditeit, en die is niet de schuld van de Aldi.
Wie zal ik de schuld geven van mijn morbiditeit? Mijn moeder? In mijn kinderkamer verving ze mijn posters van vranke pony's en blijmoedige otters door posters van gemaskerde mannen met hamers, heksensabbatten van Goya, verpakte eilanden van Christo en het hoofd van Johannes de Doper op een schaal getekend door de dekselse Gustave Moreau. Ik wilde dieren, ik zaagde om dieren. Uiteindelijk deed ze een toegeving: affreuze vissen in een scheve bokaal geschilderd door een zekere Matisse die nog nooit gehoord had van perspectief. Nu ben ik mijn moeder uiteraard dankbaar voor de culturele bagage die ze me gaf, maar toen ik 10 was, heb ik haar vaak vervloekt.
Ik ga op bezoek bij mijn moeder. Ik zit tegenover haar aan de keukentafel. Ik ben nerveus. Met een kleine blauwe schaar ga ik een brochure te lijf waarin afgeprijsde tuinhuizen en monsterlijke kruiwagens de namen van belastingparadijzen en drugsmetropolen hebben gekregen. Ze zegt: 'Je bent Harpo Marx niet.' Ik schaterlach. Ze zegt: 'Ja, geestigheid gaat mij nog steeds gemakkelijk af.' Het is waar: mijn moeder is geestig, baldadig, slim, onbevreesd en onverwoestbaar. Ze lijkt op een kruising tussen Isabelle Huppert en een zadeljakhals. Ik heb me lang een kleurloze sukkelaar gevoeld die maar wat stond te lummelen in haar schaduw. Ik vereer mijn moeder met een perverse heftigheid en verschroeiende devotie die mezelf soms schrik aanjagen. Soms slaat de verering om in verguizing, dat is onvermijdelijk. Mijn moeder leest als enige bloedverwant mijn macabere buitenissige gedichten. Dat haar seksleven en genitaliën er uitgebreid in aan bod komen, kan haar niet ontmoedigen. Mijn moeder kan tegen een stootje, en bovendien heeft ze sympathie voor provocateurs die de grenzen van het smakeloze exploreren. Zelfs als één van die provocateurs tot haar kroost behoort.
We spreken over 'Twin Peaks'. Zij hield er niet van. Ze kon de beklemmende sinistere sfeer niet verdragen en ze associeert de reeks met ongelukkig zijn in de Baudelostraat te Gent. Ze was toen getrouwd met een dertig jaar oudere misantropische exegeet van Proust en Mallarmé. Hij sloot zich overdag op in zijn zolderkamer om voornoemde schrijvers te analyseren en om hartstochtelijke brieven te schrijven aan een Portugese mandenweefster wier knie hij had gestreeld op een camping in Westende in zijn kindertijd. Hij haatte God en hij haatte zijn bloedmooie zoon die een limonadetycoon en womanizer was geworden. Mijn stiefvader leek op een kruising tussen Raspoetin en een Patagonische varkenssnuitskunk.
'Twin Peaks' bekeek ik als 13-jarige met de pedante Margot uit de Gelukstraat. Zij was een bleek, ernstig meisje met ravenzwart haar en een hoog adellijk voorhoofd. Ze keek neer op mijn schreeuwerige kleren, mijn dierenliefde en mijn moederverering. Toen ik bloemen ging leggen op het graf van Jim Morrison, heeft ze een jaar niet tegen me gesproken. Waar is ze nu? Hopelijk gelukkig getrouwd met een verwaande blaaschirurg.
Ik neem afscheid van mijn moeder en keer terug naar de voormalige vrachtwagenchauffeur. Hij zit nog steeds op dezelfde plek in de zetel. Hij eet gummiwombats en gummigrauwarmmakaken. Hij bekijkt 'Killer Assistant', een uiterst geloofwaardige B-film over een behaagzieke, gluiperige stagiair bij een vrouwentijdschrift die het gezin van de hoofdredactrice belaagt omdat zij ooit zijn babysitter was, maar er de brui aan gaf toen ze 16 werd en ze het kloppen van haar schaamstreek niet meer kon negeren. Ik kus de penis van de voormalige vrachtwagenchauffeur doorheen zijn versleten trainingsbroek. Wanneer zijn penis niet groeit, probeer ik waardig en grootmoedig te reageren. Ik trek zijn T-shirt van Ted Nugent naar boven, neem twee gumminevelpanters uit de snoepzak en simuleer hun driftige, grijnzende, slapstickachtige copulatie op zijn prachtige, harige, bolle, borrelende, Aldi-verzadigde buik.