Bataclan
‘Dat nagenoeg de hele cast van ‘Kapitein Zeppos’ overleden is, liet me niet onberoerd’
Rudy Vandendaele, Humo-sterkhouder voor het leven, zorgt wekelijks voor geletterd variété.
Op een briefje liet Judith ons weten dat ze gedurende de pandemie, een onbepaalde tijdspanne, klaarstaat om boodschappen voor ons te doen. Mijn liefste en ik hoefden maar te kikken, te sms'en, te whatsappen of ons desnoods met vlaggenspraak verstaanbaar te maken. Tweestemmig om hulp loeien mocht van Judith ook.
Haar voornaam had zij met een groene viltstift op dat briefje geschreven, haar adres met een rode, en haar mobiele nummer met een blauwe. Judith, die ongetwijfeld jong is, bleek vlakbij te wonen, maar mijn vrouw noch ik kennen haar, wellicht tot onze schande. Eén ding is zeker: ik verwacht in deze bange dagen meer heil van Judith dan van het verzamelde Wetstraatvolk. Het briefje van Judith herinnerde mijn naaste naaste en mij eraan dat we, nu het coronavirus gedijt, alleen al op grond van onze leeftijd tot een risicogroep behoren. Als je een man van duizend angsten bent, die 's nachts altijd wel ergens van wakker ligt, dan ben je vanzelf in angst geïnteresseerd. Vandaar dat ik op een zondagochtend met gespitste oren naar Damiaan Denys heb geluisterd, die te gast was in 'Touché'. De angstexpert, tevens psychiater en filosoof, bleek van nature niet bang te zijn, zelfs niet voor Covid-19. 'De essentie van alle angst,' zei hij, 'is controleverlies.' En eventueel controleverlies moest je volgens hem maar leren aanvaarden, zo van: 'Ik zie wel wat er gebeurt.' Zien wat er gebeurt: in het journaal zaten beelden uit Benidorm, waar wegens de pandemie een uitgaansverbod van kracht is: een moddervet Brits bierorgel, door laveloze soortgenoten omringd, stond op straat met een halveliterblik pils te zwaaien. Hij had nieuws over het coronavirus. ''t Is een griepje waar je doorheen moet,' bralde hij in wankel evenwicht, 'en een biertje zal je daarbij goed van pas komen.' Om dat type Britten te vergeten, is het raadzaam om aan Stephen Fry te denken.
Inmiddels heerst er in de stilgevallen straten, waar een rare lente de schijn ophoudt, een bevreemdende, zelfs doemachtige stemming die, zoals elke ontregeling, een tijdlang spannend was. Maar na een paar dagen kon ik me al inbeelden dat de muren weldra op ons af zouden komen tijdens die ballingschap in eigen honk. Zoals meer mensen die gaandeweg van tijd noch uur wisten, leverde ik me aan de televisie over, maar de nordic noir van 'Darkness: Those Who Kill' en 'Deliver Us' ging er minder goed in dan gewoonlijk. Het duistere, reddeloze mensbeeld waar die series op teren, kwam me slecht uit nu ik con amore aan de talloze Judiths dacht, en aan alle mensen die, met gevaar voor eigen gezondheid, van zorg hun beroep hebben gemaakt, en daar uit hoofde van hun vak nooit over morren.
Ik was dezer dagen meer gediend van 'Kapitein Zeppos', een serie uit mijn kindertijd, die Eén ongetwijfeld ter attentie van mijn risicogroep opnieuw uitzendt. Ik kan er zonder nostalgie naar kijken, want ik stel me al een hele tijd teweer tegen die sentimentele oudemannenkwaal. Maar dat nagenoeg de hele cast van 'Kapitein Zeppos' inmiddels overleden is, liet me niet onberoerd: eind vorig jaar nog Paula Sleyp, die in 'Kapitein Zeppos' de roddeltante Slien neerzette, en in februari laatstleden Raymond Bossaerts, die er Ben in speelde. In de eerste aflevering zegt de raadselachtige Kapitein Zeppos, Senne Rouffaer in een rijbroek: 'Ik hou van een jongen met verbeelding, maar die mag niet te ver gaan.' Oké, kap'tein - wij, kijkers van het eerste uur, wij, kenners, spraken Zeppos met kap'tein aan - oké kap'tein, ook inzake verbeelding kan een jongen maar beter maat houden, maar in het holst van de nacht, omstreeks twintig over drie, toen ik gezien de ernst van de situatie de slaap niet kon vatten en op zoek naar enig perspectief uit het raam staarde, zag ik in het natriumlicht van de straatlampen een schriel en krom oud mannetje met een welhaast niet te tillen baal toiletrollen langssjouwen. Tijd voor een weetje tussendoor: door elkaar genomen brengt een mens in een gemiddeld leven ruim 11.500 kilogram uitwerpselen voort, wat overeenkomt met het gewicht van twee volwassen Afrikaanse mannetjesolifanten. Al bij al niets om je over te schamen. Ik deed mijn mondmasker om en rende de straat op om het mannetje te helpen met zijn vracht, maar hij bleek volkomen in het niets opgelost. Het enige wat het natriumlicht nog blootlegde, was een nooit geziene verlatenheid, lebensraum.
Rudy Vandendaele