ColumnDelphine Lecompte
De dag dat Delphine Lecompte beschoten werd: ‘Het laatste wat ik prevelde was: ‘Als ik sterf zeg dan aan mijn moeder dat ze ongelijk had over… over… over…’’
Dichteres Delphine Lecompte bericht enthousiast over drankmisbruik, baldadigheden en amoureuze perikelen.
Ik kijk op mijn laptop naar ‘The Andy Warhol Diaries’. Er zijn veel gelijkenissen tussen Andy en mij: allebei eenzaam, allebei raar, allebei corrupt, allebei geniaal, allebei miskend, allebei vereerd, allebei seksueel gefrustreerd, allebei seksueel onverzadigbaar, allebei gemeen, allebei eczeem, allebei beschoten. Ik werd beschoten op 5 mei 2014, na een lezing in de bibliotheek van Hoboken. Een ontslagen kraanmachinist was ontevreden omdat ik mijn gedicht ‘Het opwindaapje’ niet had voorgedragen. Het is een belachelijk gedicht dat enkel in de smaak valt bij simpele mensen die van welopgevoede teckels en David Hockney houden. Maar die ontslagen kraanmachinist hield er dus ook van. In het publiek was hij me al opgevallen, omdat hij wanstaltig dik was en een te krap T-shirt droeg van Mastodon wat me deed vermoeden dat hij ooit magerder was geweest en dat hij een uitstekende muzieksmaak had. Hij was ongeveer 29 jaar en dus een eeuw jonger dan de twaalf andere pezewevers in het publiek, die uitsluitend waren gekomen voor de gratis erwtensoep achteraf.
Na mijn lezing toverde de ontslagen kraanmachinist een pistool tevoorschijn op het parkeerterrein van de bibliotheek van Hoboken en het laatste wat ik hoorde was: ‘Je had maar ‘Het opwindaapje’ moeten voordragen!’ Het laatste wat ik prevelde was: ‘Ik dacht dat ‘Het opwindaapje’ enkel in de smaak viel bij simpele mensen die van welopgevoede teckels en David Hockney houden. Als ik sterf, zeg dan aan mijn moeder dat ze ongelijk had over… over… over…’ En toen verloor ik het bewustzijn, drie maanden later ontwaakte ik in een ziekenhuisbed. Mijn moeder zat naast me en ze zei emotioneel: ‘Je bent door het oog van de naald gekropen, Fientje!’ Ik zei chagrijnig: ‘Ik heet Delphine, mama! Hoeveel gniffelende dichters en echte mensen zijn er op bezoek gekomen tijdens mijn comateuze staat?’ ‘Geen enkele dichter. Ze zijn jaloers op je talent, Fientje. Maar er zijn wel twee echte mensen op bezoek gekomen: een pedante onderwaterlasser en een likkebaardende necrofiele tegellegger.’
Genoeg gezeurd over het verleden. Nu is het heden aan de beurt: ik loop op straat met mijn twee onappetijtelijke bastaardhondjes, plots word ik aangesproken door een vage verrukkelijke man die me vraagt of ik mijn nieuwste verhalenbundel wil signeren voor zijn beste vriendin Cindy, een krankzinnige genereuze onorthodoxe godsdienstlerares met demonen. ‘Natuurlijk, maar al te graag!’ Terwijl ik het boek signeer zegt de ravissante man: ‘Je hebt voorstanders en tegenstanders. Het weer is mooi. Ik heb een hobby en het is padel.’ Er bestaan betere hobby’s. Ik zeg na het signeren: ‘Er bestaan betere hobby’s: wurgseks, drankmisbruik, de biografie van Izzy Stradlin schrijven, Bosnische berentemmers lastigvallen in de kleedhokjes van het zwembad van Koksijde, incestueuze imkers folteren in Shurgard-opslagruimten, wurgseks…’ ‘Wurgseks heb je al gezegd! Daar begon je opsomming van betere hobby’s dan padel mee.’ De kleurloze charismatische man heeft gelijk. Ik zeg: ‘Wurgseks kun je alleen doen, maar met twee is het zoveel geestiger.’ Het is mijn onbeholpen manier om de man te smeken om mijn luchtpijp dicht te knijpen tot ik klaarkom, maar hij beweert dat hij dringend naar huis moet omdat de tomatensoufflé van zijn vrouw anders koud wordt.
Misnoegd keer ik terug naar mijn vieze piepkleine huurhuisje. Ik luister naar ‘The Spaghetti Incident?’ en schrijf een gedicht over die keer toen ik op vakantie was in Oostende met de voormalige vrachtwagenchauffeur. We verbleven in een ongezellig hotel uitgebaat door een enigmatische Paraguayaanse koorddanser. Ik had zin in cunnilingus en erotische handelingen met loempia’s, maar de voormalige vrachtwagenchauffeur wilde de hotelkamer verlaten om sentimentele gadgets uit de Geconfedereerde Staten van Amerika te kopen op de dijk. Gelukkig hadden de vorige gasten een pluchen eenhoorn achtergelaten in de hotelkamer en dus kon ik masturberen met de hoorn die uit een robuustere stof was gemaakt dan het zachte witte eenhoornlijf maar die wel een irritant knisperend geluid maakte.
Het gedicht is een schot in de roos. Ik loop naar het paleis van de oude kruisboogschutter en lees het hem voor, maar ik verander ‘de voormalige vrachtwagenchauffeur’ in ‘de oude kruisboogschutter’. De oude kruisboogschutter zegt: ‘Het is een schunnig gedicht en het is onrealistisch: ik zou jou nooit cunnilingus weigeren! Heb je er nu toevallig zin in?’ ‘Nee, maar wel in wurgseks. Ik bedoel: in padel!’ De oude kruisboogschutter vindt padel onnozel. Ik ook.