columnMarc Didden
‘De Kemping’ toonde ons authentieke mensen, padvinders die het pad weleens niet vonden
Ik dacht: deze week breng ik hulde aan Tijs Vanneste, de man die zich de afgelopen lenteavonden ontpopte als een uitmuntende pedagoog, een bewonderenswaardig sociaal beest en een bijzonder scherpe interviewer die met een zacht mes diep in het hart snijdt van zijn medewerkers daar op zijn Kemping in de Kempen. Een broedplaats voor rare vogels die eigenhandig een lap grond ombouwden tot een uit ruw linnen opgetrokken Heartbreak Hotel. Een onversneden stukje paradijs, maar bij momenten ook een menselijke modderpoel waar onzekere zielen bij volle daglicht, en in aanwezigheid van een sympathieke tv-crew, hun hart uitlieten.
Waarom ik graag naar ‘De Kemping’ keek, was niet omdat ik zo’n sucker ben voor human interest – die behoefte wordt ruim ingevuld als ik gewoon eens door mijn raam kijk – maar in het bewuste programma werden twee handvollen mensen het podium des levens opgestuurd met niet anders in handen dan wie ze waren en wat ze zijn. Padvinders die het pad weleens niet gevonden hadden. Fijne lui, bleek achteraf. En, voor de verandering, ook eens authentieke mensen. En niet, om maar eens twee andere televisionele volksstammen te noemen, de cast van ‘Dertigers’ – bleitsmoelen bij de vleet, maar geen nanogram emotie – of de bewoners van de beschutte werkplaats die men onder de codenaam ‘De buurtpolitie’ via de buis en de boekskes al jaren in de Vlaamse Onderstroom aan het spuiten is. We hebben ten minste vier uitstekende theateropleidingen in dit Zeer Kleine Land en de vraag is dan waarom de omroepen hun acteermateriaal vooral lijken te zoeken bij de stand van snoepautomaatjes in de lokale Aldi.