columnHerman Brusselmans
‘De kids zullen mij algauw tot hun favoriete schrijver benoemen’
In de muziekbusiness is het roeien met de vermolmde riemen die voorhanden zijn. Als je tegenwoordig vijftien cd's verkoopt, sta je al op nummer 2 in de top 40, want nummer één heeft zeventien cd's verkocht, waarvan vijf aan de redelijk uitgebreide familie van de bassist. Een soloartiest, een groep of een andere bende notenbalkgerelateerde losers kunnen slechts een paar centen verdienen als ze zoveel mogelijk publieke optredens kunnen versieren. Veel zijn het er niet, want iedere zaal of feesttent in Vlaanderen heeft om het even welke muzikale act al dozijnen keren op de planken gehad.
De keet is meestal voor de helft tot een kwart gevuld, en doorgaans bestaat het karig opgedaagde volk uit volwassenen, zodat één of andere bolleboos heeft bedacht: als we de zaal nu eens met kinderen vulden? Dan boren we een nieuw publiek aan, kinderen vinden iedere vorm van lawaai wel oké, en de artiesten zijn content dat ze zich eens in het zweet kunnen kwelen voor meer dan drie man en een paardenkop. Met name kluchtzangers als Brihang en Het Zesde Metaal zullen binnenkort hun showtje opvoeren voor 8- tot 12-jarigen, waarbij ze dezelfde set vertolken als voor volwassenen, dus zonder aanpassing van tekst of muziek. Een rapper mag ook voor de kids 'Bitch!', 'Motherfucker!' en 'Suck my dick!' schreeuwen, want dat zijn woorden en uitdrukkingen die de kids zelf continu tegen hun ouders en andere eikels roepen.
Ik dacht bij mijzelve: wat in de muziek kan, kan toch ook in de literatuur? Het publiek van ons, schrijvers, koopt al lang geen boeken meer, de romannetjesindustrie ligt plat op haar vorte gat, en de gemiddelde leeftijd van de doorsneelezer is opgeklommen tot à peu près 82 jaar, waarbij deze lezer meestal halfblind of half dement is, zodat hij over een boekje van rond de tweehonderd bladzijden een jaar of drie doet, en tot het besluit komt dat hij met het lezen van lieverlede maar definitief kapt.
Dus moeten wij, schrijvers, het publiek van de kids proberen aan te spreken, en dan niet met onnozele, infantiele boeken zoals die van Bart Moeyaert, Marc de Bel en Dirk Bracke, maar met keiharde literatuur, die echter wel speciaal op maat van de jongetjes en meisjes gesneden is. Dientengevolge ben ik aan zo'n boek begonnen. De titel is 'Zuig aan mijn lul, jij hoerachtige moederpoeper', en het is het verhaal van het 11-jarige jongetje Keanu, wiens ouders, Merel en Sven, geen goed huwelijk hebben. Zo slaat Merel, vanuit feministische standpunten, Sven geregeld in elkaar, en Sven op zijn beurt houdt ervan in huis te paraderen in een doorkijkslipje en een minibeha, en op naaldhakken. Bovendien gebruikt Merel dagelijks designerdrugs en gaat ze negen keer per jaar op reis, meestal met haar vriendin Jean-Christophe, die midden in z'n transseksuele reformatie zit, en tot hij een pik heeft en geen kut, rondloopt met een banaan in z'n onderbroek. Keanu raakt door dat alles enigszins psychisch verward, temeer omdat hij op school (het Sint-Lutgardisinstituut) gepest wordt om z'n linkse opvattingen. Die behelzen onder meer dat het klimaat gered moet worden, dat alle zwarte kindjes ter wereld geen honger meer mogen lijden en dat ieder Marokkaantje of Turkje in z'n eigen taal onderwezen moet worden. Ja, die opvattingen van Keanu worden niet op prijs gesteld door z'n klasgenootjes, die praktisch allemaal rechtse zakken zijn, en van wie er drie (twee jongens en een meisje) een swastika op hun voorhoofd hebben laten tatoeëren.
Ik zit nog volop in het schrijfproces, maar ik weet nu reeds hoe de kinderroman zal eindigen. Eerst krijgt Keanu een burn-out; hij ligt drie weken in z'n bed, en tijdens één van z'n angstdromen verschijnt de geest van een goddelijk wezen, die Keanu iets influistert. De volgende ochtend staat Keanu op, hij haalt het jachtgeweer van z'n vader Sven uit de kelder, neemt het mee en schiet negen medeleerlingen en drie leraren aan flarden. Als de roman klaar is, zal ik ermee op lezingentournee gaan in scholen en een paar hoofdstukken voordragen, en daarna mogen de leerlingen vragen stellen. Als een bepaalde leerling een vraag stelt die mij niet bevalt (bijvoorbeeld: 'Het hoeveelste boek is dat nu dat u geschreven hebt?', of: 'Is het waar dat u en uw vriendin een baby'tje willen?'), dan zal ik die leerling een vlaai tegen z'n bakkes geven. En let maar op, want nu ik toch bezig ben, geef ik ook andere leerlingen een vlaai tegen hun bakkes, tot het zover komt dat ik álle leerlingen een vlaai tegen hun bakkes geef. De kids zullen mij algauw tot hun favoriete schrijver benoemen.