columnBataclan
De vechtsportinstructeur uit ‘Kamp Waes’ riep bij mij de vraag op ‘Nog een biertje, Bennie?’
Rudy Vandendaele, Humo-sterkhouder voor het leven, zorgt wekelijks voor geletterd variété.
‘Lingua latina non est mortua*’
Nu de lente al sjilpt, ben ik de tijd tussen herfst en winter aan het rekken, mijn huidige levensfase die vrij van toekomstdromen is. En onderhand krijg ik invallen die me weleens tot de vraag 'Hoe verzint hij het?' nopen. Laatst haalde ik het in mijn hoofd om het Latijn uit de nevelen van mijn tijd terug te roepen, een oude taal waaraan ik zes regenachtige schooljaren lang onderworpen was. Voor ik aan de hand van een verstoft studieboek kon nagaan of ik enige kennis van de Latijnse grammatica kon reactiveren, woei me uit het niets een Latijns spreekwoord aan: 'Si vis pacem, para bellum' - als je vrede wilt, bereid je dan voor op oorlog. Daar valt iets voor te zeggen, denk ik nu, maar in de dagen van 'Make love not war' en 'Johnson moordenaar!' zat die eeuwenoude wijsheid me niet lekker. Mijn hartstochtelijk beleden pacifisme en antimilitarisme keerden zich toen vanzelf tegen het gezond verstand waar d'Ouden zich graag op beriepen. Ik droeg een gebroken geweertje, een speldje, op de linkerborstzakklep van mijn legerjas uit de stock américain.
Mijn toenmalige houding jegens krijgsvolk blijk ik vandaag veel makkelijker te kunnen oproepen dan wat er me nog van het Latijn rest. Daar kwam ik een tijd geleden achter tijdens 'Kamp Waes', een tv-hit van Defensie, waarin we de aanmaak van eersteklas kanonnenvoer konden gadeslaan. De gezaghebbende Fly, militair jargon voor gulp, liet ons in de tweede aflevering kennismaken met Bennie, militair jargon voor Bennie, die in 'Kamp Waes' als 'onze vechtsportinstructeur' bekendstond. Bij het castingbureau zou men hem vast in een bokstent thuisbrengen: hij was een veeleer irregulier atleet wiens embonpoint mij tot de vraag 'Nog een biertje, Bennie?' inspireerde. De rekruten moesten, om van fysieke moed te getuigen, één voor één een lijf-aan-lijfgevecht met Bennie aangaan, een persoonlijke ontmoeting die niet te onderscheiden viel van een ordinaire knokpartij op de stoep van een soldatenbordeel. Niets menselijks behoort een verslaggever des levens vreemd te zijn, maar dat doffe matten maakte me toch een tikje misselijk. Ik besloot 'Kamp Waes' voor bekeken te houden, mede wegens mijn compleet gebrek aan affiniteit met het dociele deelnemersveld en de bevelhebbende soldateska. 'Televisiekijker' is in het Latijn 'exhibitionum televisificarum spectator', en nu jij weer.
Naar verluidt mag er al eens gelachen worden, en derhalve spoedde ik me op een avond naar mijn markante maar daarom niet minder eigenaardige vriend H. Wuipel, handelaar in brocante en gentleman of leisure. Nu er een slakkensoort naar Greta Thunberg is genoemd, stelde hij voor daar een glas gerecycleerd afvalwater op te drinken. 'Laat ik dat vocht bij hoge uitzondering niet in huis hebben,' voegde hij eraan toe, 'we zullen genoegen moeten nemen met Brunello di Montalcino.'
Kang Wong was ook komen aanlopen, het computermannetje van H. Wuipel, een even vermakelijke als bekwame dertiger die ook al vermiste tekstdocumenten uit míjn pc heeft opgedregd. Kang zei dat China Garden, het restaurant van zijn ouders, zo goed als leeg bleef sinds het nieuwste type pleuris 8.700 kilometer verderop was uitgebroken. H. Wuipel vroeg zich hardop af wat er zoal zou gebeuren, mocht Kang in het drukbezochte café hier om de hoek een scheurende hoestbui simuleren. Meteen rijpte er een plan voor een practical joke, of 'een sociaal experiment', zoals H. Wuipel het liever uitdrukte. Om alvast te oefenen, leefde Kang zich minutenlang uit in een wel erg onheilspellende blafhoest. Voorwaar een bijzondere acteerprestatie, maar onder het applaudisseren daagde het ons geen minuut te vroeg dat het coronavirus al lang geen Chinese exclusiviteit meer was. Er zat, alles welbeschouwd, niets anders op dan het projectje af te blazen.
Ineens zei Kang dat hij zich al twee dagen koortsig voelde en maar beter dadelijk naar huis kon gaan. Eén uur later stuurde hij ons een sms: 'Grapje!' Toen we van onze smartphone opkeken, lazen H. Wuipel en ik in elkaars blik dat we Kang maar half geloofden, toch drie volle seconden lang.
'Non curator cui curat': wie zich zorgen maakt, geneest niet.
Rudy Vandendaele
*Het Latijn is niet dood