columnBataclan
‘De wereld zal eerder aan ernst dan aan het coronavirus ten onder gaan’
Rudy Vandendaele, Humo-sterkhouder voor het leven, zorgt wekelijks voor geletterd variété.
De pest gaat rond. Zij heeft de gedaante aangenomen van een mensendrom die handzeep hamstert en daartoe met een verwilderde oogopslag door supermarkten stuift, hier en daar een bejaarde overhoop stotend die, ook al met een roofdierenblik, een multipack handzeep uit het winkelrek probeert te graaien. Afgelopen week was de veelkoppige medemens voor mij alweer een goede reden om uit eigen beweging in quarantaine te gaan. In die zelfgekozen afzondering waste ik me de handen alsof ik er mijn beroep van had gemaakt - handzeep zát - en tussendoor las ik 'De zin van het leven ben je zelf' en 'Hardgin', respectievelijk een biografie en een gebloemleesde verhalenbundel van J.A. Deelder: dichter, prozaschrijver, podiumkunstenaar, neonkomiek, elementair drummer en doorgefourneerde jazzcat uit Rotterdam. In die havenstad nam hij als vleermens, en als vanzelf, het nachtburgemeesterschap waar. Wie zich na hem, waar dan ook, het ambt van nachtburgemeester toe-eigende, was veeleer een Prins Carnaval die buiten carnavalstijd zijn drankprobleem trachtte te billijken.
Vorig jaar in december ging J.A. Deelder 'na een kort ziekbed' de pijp uit. Ik ben achteraf bekeken te luchtigjes over dat sterfgeval heen gestapt, maar nu acht ik de tijd rijp voor een goedmakertje. Per slot maakte J.A. Deelder al sinds mijn ontvankelijkste jaren deel uit van mijn persoonlijke pantheonnetje. In 1973 kwam ik in het bezit van Deelders gedichtenbundel 'Boe!' - let wel: bezit was nog diefstal toen. Alleen al de titel 'Boe!' nam mij zonder omzien voor de dichter in. Het duurde niet lang meer of ik zag hem op een podium de gesproken letteren heruitvinden: ik hoorde en las verbale hardbop, stilistische brille, perfect geritmeerde zinnen, virtuoos en deskundig gebruik van de taal des volks. De vent wás zijn vorm en hij wist zich navenant te kleden, messcherp, met een donkere vlinderbril als blikvanger. Een gestileerde heer uit een eeuwig interbellum, zou je kunnen zeggen, een dandy die zijn tijd dermate ver vooruit was dat hij aldoor modern bleef.
Nog altijd schiet ik in de lach als ik me de dichter voor de geest haal die met zijn kenschetsende snerp en uit het blote hoofd 'Hitler' voordroeg, een gedicht waarin een ik-figuur verslag doet van een audiëntie bij de Führer: 'Hij was groot/ van gestalte// en mannelijk// We gingen zitten// Hij sprak met/ kracht en// overtuiging/ als was ik// een grote menigte'. 'Als was ik een grote menigte' doet het 'm nog steeds voor mij. Het hoort algemeen bekend te zijn dat schrijvers met humor zelden in de literaire prijzen vallen en dat de wereld eerder aan ernst dan aan het coronavirus ten onder zal gaan.
J.A. Deelder was wat het gogendom, dat graag het juiste woord vermijdt, een 'gebruiker' noemt. Speed gaf volgens zijn bevindingen vaart aan zijn leven en hield hem strak en jonger dan zijn geboortedatum liet vermoeden. Hij heeft geregeld over zijn zelfmedicatie geschreven en gesproken, maar hij liep er voor zover ik weet niet mee te koop. Aangezien een amfetamineverslaving, hoe verkwikkend ook, al bij al geen vitaminekuur is, dacht ik op de duur dat J.A. Deelder, die gaandeweg oud werd met het poeder, nog maar weinig van de dood te duchten had.
Pas in 2017 viel het mij in het Nederlandse praatprogramma 'Jinek' voor het eerst op dat hij, onder zijn porkpie hat, volop in de zeventig was, maar dat mocht de pret niet drukken: hij had de hoogte, sprak aanhoudend voor zijn beurt en was het principieel oneens met de rest van de gesprekstafel, ook als die dofweg d'r kop hield. J.A. Deelder nuttigde tussendoor plakjes uierboord, 'koeientiet', een vleeswaar uit de Rotterdamse volkskeuken, waar hij een boekje over had geschreven. In plaats van blij te zijn met een invité als J.A. Deelder, gaf Eva Jinek, de zoveelste 'koningin van de talkshow', hem op hoge poten een standje. Maar dat de juf boos was, haalde uiteraard niets uit. Hij bleef wat hij altijd al was geweest: een vrije geest die zijn hoogstpersoonlijke gang ging, en daarbij om niemands goedkeuring taalde.
'De dood is kut' dichtte hij, en dat kan hij inmiddels weten.
Rudy Vandendaele