ColumnDelphine Lecompte
Delphine Lecompte: ‘Het zou absurd zijn om te genieten van een orgasme nu de Derde Wereldoorlog dreigt of woedt’
Dichteres Delphine Lecompte bericht enthousiast over drankmisbruik, baldadigheden en amoureuze perikelen.
De voormalige vrachtwagenchauffeur belt me op en zegt: ‘Ik ga straks naar de Carrefour om rode kool en sigarettenhulzen te kopen. Kan ik iets voor je meebrengen, molletje?’ Ongelofelijk! De ruiters van de Apocalyps staan voor de deur te trappelen en het enige waar hij aan kan denken, zijn sigarettenhulzen en rode kool! Ook de oude kruisboogschutter negeert de nakende ondergang van de wereld: hij kijkt verliefd naar de diamantschijf die hij gisteren van een incestueuze imker uit Kalmthout heeft gekregen en hij neuriet een hitsig liedje van Tom Jones. Ik ga naar mijn moeder, ze zegt: ‘Ik ben erg somber.’ ‘Door de oorlog?’ ‘Nee, het is een volstrekt egocentrische onfatsoenlijke somberte die niets te maken heeft met Russische tanks en dappere Oekraïense berentemmers met rieken en deegrollen.’
Ik zal dan ook maar doen alsof er geen vuiltje aan de lucht is en ‘Woestijnkunde’ van Leonard Nolens nog eens lezen. Leonard Nolens heb ik voor het eerst ontmoet in het Concertgebouw van Brugge. Hij betrapte me op de diefstal van een blozende appel. Diefstal is een te groot woord: de appel lag in de backstageruimte en ik was een optredende dichter, ik had er dus evenveel recht op als pakweg Menno Wigman zaliger, met wie ik een fijn gesprek had over de film ‘Anaconda’ met Ice Cube. Ik had mijn exemplaar van ‘Woestijnkunde’ meegebracht om te laten signeren, maar ik was te schuchter om de profeet te benaderen. Een guitige irritante dichteres van mijn leeftijd stoof op Leonard Nolens af en ze gaf hem een klapzoen. Schandalig! Men geeft geen klapzoen aan een orakel. Trut!
Nu ga ik naar de beschimmelde huurwoning van de voormalige vrachtwagenchauffeur en ik zeg: ‘Ook al staat de wereld in lichterlaaie en is het absurd om jou te pijpen, toch zal ik je een pijpbeurt schenken, als je het wenst. Misschien wens je iets anders? Misschien dat ik de doodsstrijd van een okapi met helaas niet vroeg genoeg gediagnosticeerde nierkanker imiteer? Of simpelweg dat ik grotere borsten en een ordentelijker vulva had, rotzak!’ Ik pijp de voormalige vrachtwagenchauffeur en daarna geef ik een weinig geslaagde imitatie van de doodsstrijd van een okapi met helaas niet vroeg genoeg gediagnosticeerde nierkanker. Ik was slechts één keer getuige van zo’n doodsstrijd, in de zoo van Berlijn, en ik zat nog in de buik van mijn moeder. Ze schrok dusdanig van de okapidoodskreten die door merg en been gingen, dat haar water brak en ik twee maanden te vroeg geboren werd met als eerste geluiden: die snerpende okapidoodskreten en een nijlpaardenverzorger die een nare Germaanse opmerking maakte over mijn onschuldige en niet eens zo lelijke babyschedel. Mijn moeder was niet gelukkig met mijn komst en ze gooide me in de kuil van de coyotes. Wreed maar begrijpelijk. De coyotes voedden me op, maar toen ik zes werd moest ik mijn intrede maken in de mensenwereld, en sindsdien is mijn leven een hel.
De voormalige vrachtwagenchauffeur vraagt: ‘Moet ik je vagina likken?’ ‘Het zou absurd zijn om te genieten van cunnilingus nu de Derde Wereldoorlog dreigt of woedt. Of woelt.’ Niettemin trek ik mijn jeansbroek en lelijke onderbroek van de Zeeman uit en geniet ik met volle teugen van een welverdiend orgasme. Waarom welverdiend? Omdat ik erg hard heb gewerkt de voorbije twee weken. Ik was een beetje manisch, als er dan toch een psychiatrisch etiket op gekleefd moet worden. Ik heb 442 gedichten en 759 verhalen geschreven en als het brede schaapachtige publiek ze abominabel en pervers en gewelddadig en afgrijselijk vindt, dan ben ik in mijn opzet geslaagd. Maar ik heb geen breed publiek, Tom America is mijn enige lezer en hij vindt alles wat ik schrijf geniaal, zoals ‘De vuurvogel’ en ‘Le mépris’ geniaal zijn. Mijn moeder leest af en toe een gedicht van mij en dan reageert ze zoals een typische dramatische Tsjechoviaanse moeder: ‘Fientje, er zit zoveel pijn in je gedichten. Zoveel miserie en vertwijfeling en ontreddering. En verkrachtingen! Geef me de namen van je verkrachters en ik zal ze afslachten met een roestige machete.’ Ik zeg dan luchtig: ‘Er zit toch ook humor in mijn gedichten, mama! En nachtelijke knaagdieren uit Madagaskar. En joviale sadistische zadelmakers en sympathieke necrofiele tegelleggers. Weet je wat? Lees Leonard Nolens en laat me met rust.’ Maar mijn moeder kan me niet met rust laten. Omdat ze mijn moeder is, en omdat ze zich schuldig voelt dat ze mij achterliet bij die coyotes in de zoo van Berlijn. Ze moet zich daar niet schuldig over voelen, mijn moeder deugt.